Egypte: verkiezingen, fundamentalisme en arbeidersverzet
In Egypte hebben in twee ronden volstrekt frauduleuze parlementsverkiezingen plaatsgevonden. Intimidatie en grootschalige fraude was al na de eerste ronde aanleiding voor twee oppositiegroepen, de Moslim Broederschap en de Wafd, aanleiding om de tweede ronde maar te boycotten. De verkiezingsdeelname was erg laag. Vrijwel alle zetels gingen naar de partij van de macht, de Nationale Democratische Partij. Met de schertsverkiezingen maakten de machthebbers twee dingen duidelijk: ten eerste verandert er niets zolang wij dat niet willen; en ten tweede houden we de democratische schijn op voor onze westerse sponsors, de VS voorop. Volgend jaar zijn er presidentsverkiezingen. Die zullen of een herverkiezing van de huidige president te zien geven, of de verkiezing van zijn zoon. Tenzij men voor die tijd besluit om de hele schijnvertoning maar te schrappen en een Moebarak gewoon helemaal in antieke stijl tot farao uit te roepen.
Maar terwijl het bewind zich met politiestaat-methoden consolideert, verschuiven er wel degelijk dingen aan de basis van de maatschappij. Diverse breuklijnen ondermijnen de rust van een bewind dat autoritaire middelen hanteert om neo-liberale politiek, privatisering, en ondermijning van de bestaanszekerheid van de bevolking door te drukken. Uit verschillende hoeken komt oppositie. Dat die via parlementaire middelen weinig kan bereiken, betekent helemaal niet dat er geen effect van uitgaat. Er hoopt zich een complex van sociale spanningen op dat richting een sociale explosie gaat. Wat voor politieke uitdrukkingsvorm die explosie krijgt, is een open vraag.
Moslim Broederschap
Er spelen verschillende conflicten. De belangrijkste parlementaire oppositiekracht is de Moslim Broederschap. Die had eerst een vijfde van de zetels, maar die is men bij de recente schijnvertoning kwijtgeraakt, op één zetel na. De beweging is al oud en heeft een tegenstrijdig gezicht. Enerzijds worden er grieven van arme mensen verwoord, een afkeer van de wijdverbreide corruptie aan de top, een kritiek op het autoritaire karakter van het bewind. Maar dat wordt gecombineerd met een diepgaand conservatisme. Er is de reactionaire moraal op het gebied van vrouwenrechten, en ten aanzien van homoseksualiteit. Er is het hameren op de islamitische identiteit van de héle maatschappij, iets dat religieuze minderheden naar het tweede plan drukt. In een land waar tien procent van de bevolking bestaat uit Koptische christenen is zoiets een recept voor uitsluiting en discriminatie. Die Kopten, wiens vorm van christendom overigens niet wezenlijk progressiever is, protesteerden onlangs voor het recht om een kerk te bouwen. Moskeebouw kan in Egypte, maar kerkenbouw wordt met verwijzing naar formalistische regels gedwarsboomd. Politiegeweld was het antwoord op het Koptische protest. En in dit conflict staan de staat en de Moslim Broederschap aan dezelfde kant, namelijk de verkeerde.
Er is bij deze stroming ook sprake van sociaal-economisch conservatisme. De beweging heeft een achterban onder de allerarmsten, maar de ruggengraat ervan zijn kleine en middelgrote ondernemers. Die voelen zich opzij gedrukt door de allergrootste, met de staat verbonden, bedrijven. Daarin wortelen deels de klachten over corruptie. Maar ze voelen zich evenzeer bedreigd door pogingen van armen, van arbeiders, om zichzelf te organiseren voor hoger loon en meer rechten. Dat ondermijnt immers hun belang als kapitalist. In de stakingsstrijd die de laatste jaren in Egypte plaatsvindt, betoont de Broederschap zich dan ook geen serieuze opponent van het bewind. Het opsluiten van staatswege van Broederschap-activisten is verwerpelijk en verdient protest. Zij aan zij protesteren tegen politie-onderdrukking en verkiezingsfraude kan zinnig zijn. Maar van een echt bondgenootschap tussen links en deze rechtse stroming kan verder geen sprake zijn. Als de Moslim Broederschap de opvolgers gaat leveren van de huidige president Hosni Moebarak, is de vrijheid, de sociale rechtvaardigheid en vooral de gelijkwaardigheid van mensen geen stap verder.
De beweging is er ook veel meer op uit om de staat een islamistische draai te geven, veel meer dan dat de staat omvergeworpen moet worden. De Broederschap is conservatief, drukt deels de onvrede uit, maar geeft die een rechtse draai. Als het bewind in de problemen is, kan ze met dit type oppositie altijd wel een deal maken. Op soortgelijke wijze is deze vorm van moslimfundamentalisme ook sterk geworden in een eerdere fase. Toen de vorige president Anwar Sadat zich namelijk bedreigd voelde door links, gaf hij meer ruimte aan de politieke islam als conservatief tegenwicht, aan krachten als de Broederschap. Dat werd hem overigens zelf wel fataal toen hij, zeer tegen de zin van islamisten, vrede sloot met Israël. Een gewapende groep fundamentalisten vermoordde de president in 1981. Maar de repressie die daarop volgde, maakte aan de gestage groei van een meer gematigd opererend fundamentalisme geen eind. In wetgeving op sociaal-cultureel gebied komt de staat juist aan islamistische verlangens keer op keer tegemoet.
Wat breed in de samenleving wordt gedeeld, is ontevredenheid over repressie. Ook tijdens en na de recente verkiezingen waren er demonstraties tegen politiegeweld, waaraan allerlei mensen deelnamen, liberale democraten, maar ook mensen van de Moslim Broederschap. Op 26 november was er in Caïro een protest van 200 mensen die op potten en pannen sloegen. Die dag protesteerden er mensen in 10 steden. Twee dagen later botsten honderden demonstranten van de Moslim Broederschap met de politie. En op 12 december protesteerden leden van de Wafd, een burgerlijke oppositiepartij, mensen van de Broederschap, en van twee kleinere oppositiegroepen, Genoeg! en 6 April.
Die laatste twee zijn iets radicalere groepen: de datum 6 april slaat op de dag dat in 2008 een arbeidersopstand plaatsvond in Mahalla. Dat mensen van zo uiteenlopende groepen gelijktijdig betoogden, is van belang. Dat de politie dreigend aanwezig was, maar enkel toekeek eveneens. Is de staat niet meer zo bang voor dit soort oppositie? Of wil ze juist, door terughoudendheid te betonen, voorkomen dat ze een explosie van protest uitlokt?
Liberalen
Liberaal-democratische, pro-westerse oppositiegroepen zijn niet omvangrijk, maar krijgen, juist vanwege dat pro-westerse karakter, wel veel aandacht in westerse media. Een kopstuk uit die richting is bijvoorbeeld Mohammed El-Baradei, eerder bekend als VN-functionaris betrokken bij nucleaire inspecties van Iran. Dit soort groepen protesteert tegen de verkiezingsfraude, tegen politiegeweld, onderdrukking van demonstraties, martelingen in gevangenissen en dergelijke. Een op zichzelf legitieme strijd, waarin ze echter steun en sympathie zoeken van westerse staten, foute bondgenoten dus. Dat die soms hun steun ervoor uitspreken, en dat er westers geld bij dit type oppositiekrachten belandt, is waar. Maar dat kunnen we het beste zien als een soort verzekeringspremie. De VS steunt, ondanks gemopper af en toe, de Moebarak-dictatuur door dik en dun. Miljarden economische en militaire hulp getuigen daarvan. Repressie leidt weliswaar tot slechte PR, maar de neo-liberale economische politiek van het regime, én het feit dat de vrede met Israël een belangrijk onderdeel is van de Amerikaanse strategie in de regio, geven de doorslag. Hier is ook van belang dat voor heel veel ontevreden inwoners afkeer van de repressie samengaat met afkeer van de pro-westerse en pro-Israëlische politiek van het bewind, en van sterke uitingen van solidariteit met het Palestijnse verzet. Westerse steun aan de liberale oppositie vindt plaats om de democratische schijn op te houden, maar meer nog om enige invloed te hebben wanneer volksprotest het bewind werkelijk aan het wankelen zou brengen. Het is een investering in een komende opvolgingsstrijd, tegen de veronderstelde dreiging van de Moslim Broederschap, en meer nog tegen het gevaar van werkelijk sociaal-revolutionaire veranderingen. Met steun aan burgerlijke liberalen denkt de VS dan wellicht toch nog een potje in het vuur te hebben.
Arbeidersstrijd
En precies sociaal-revolutionaire veranderingen staan in Egypte wel op de agenda. Gangmaker wordt een sterk opgekomen arbeidersbeweging. In 2006 is een stakingsgolf op gang gekomen die de sociale orde in Egypte keer op keer heeft doen beven. De textielindustrie in Mahalla heeft grote sit-ins van arbeiders meegemaakt, en zelfs een opstand in april 2008. Talloze kleinere en grotere stakingen en andere arbeidersprotesten in allerlei sectoren vonden plaats. Vaak gaat het om looneisen, zoals in november in een staalfabriek in Tanta, in de Nijldelta. Vaak richt de stakingsstrijd zich tegen privatisering of de effecten daarvan in staatsbedrijven. De eis voor een landelijk minimumloon weerklinkt. Er worden pogingen gedaan om onafhankelijke vakbonden op poten te zetten. Er ís inmiddels een onafhankelijke vakbond – van belastingfunctionarissen! De officiële vakbond is een staatsvakbond, die bijvoorbeeld openlijk hielp bij het organiseren van de parlementsverkiezingen en die daarmee liet zien aan welke kant ze stond. De onvrede van arbeiders groeit tegen de achtergrond van snelle economische groei, die gecombineerd is met snel stijgende voedselprijzen, achterblijvende lonen en een hoge werkloosheid. Het is de versterking en organisatie van dit soort arbeidersprotest die zowel de dictatuur kan bedreigen als de Moslim Broederschap en hun conservatisme de pas kan afsnijden, en die kan voorkomen dat verandering beperkt blijft tot een liberaal-democratisch alternatief van iets meer vrijheden, maar ook meer ongelijkheid vanwege ongebreideld pro-westers neo-liberalisme.
Nog wat links naar nuttige artikelen over de achtergronden bij de verkiezingen, met een terugblik naar de verkiezingen, en reacties en de rol van Amerika, en over het arbeidersverzet.
Peter Storm
maker van het weblog http://peterstormschrijft.wordpress.com
Eén reactie op “Egypte: verkiezingen, fundamentalisme en arbeidersverzet”