Bruine rat
Mijn overbuurman en ik delen een voorliefde voor boeken, ouwehoeren, eten en wijn. Samen struinen we een paar keer per jaar weggeefwinkels en rommelmarkten af. Op zoek naar die ene Nederlandse vertaling van een zwarte schrijfster of die eerste editie van een stripboek, en goede kinderboeken (zeldzaamheid) voor onze neefjes en nichtjes. Ik bak met enige regelmaat taarten en ander gebak voor hem. Gewoon, omdat ik dat goed kan en hij vindt mijn baksels “wel te pruimen”. Samen eten we met klaverhoning overgoten apfelstrudels of appelvlechten van gelaagd boterdeeg. Met liters thee erbij, heerlijk. Het avondeten slaan we daarna vaak over.
Overbuurman heeft groene vingers (hij vindt een overerfbare verklaring onzin, het gaat om vrijheid, zegt hij). Hij woont spijtig genoeg op een flexibele bovenverdieping met een balkon waar niets anders dan hanggeraniums willen bloeien. Van mijn achtertuintje blijft hij af: “Ik eerbiedig jouw rebelse natuur”, zei hij tijdens de laatste wijnproeverij in die tuin, “trouwens erg goed voor de bijen deze woestenij. Lekkere Merlot zeg, proost!”
De tuin van mijn broer was een treurige zandvlakte waar na het vertrek van zijn vriendin (hij wordt boos als ik stel dat het daar niet aan ligt) niets wilde aarden. “Welnee, het heeft tijd en liefde nodig”, wist overbuurman. Hij stapte in zijn laarzen, trok een plan en binnen zes jaar bloeide onder zijn aandacht een tuin, ach, toch zo mooi! Was er gisteren nog en zag libellen en vlinders zingend over honderd tinten groen scheren.
Mijn broer is een slimme gast en heel goed in bèta-wetenschappen. Gewoon, omdat hij daar aanleg voor had, op de middelbare school werd gegrepen door wis– en scheikunde en daarom doorstudeerde. Hij knapte helemaal af op het academische wereldje. Nu zorgt hij voltijds voor de tienjarige tweeling en runt de huishouding. “Als mensen dat horen, vragen sommigen fluisterend of ik soms arbeidsongeschikt ben, ahahaha… Nee, dat is niet leuk! Neem jij die courgettes en vleestomaten mee, of gaan ze naar de buurvrouw?”
De buurvrouw van mijn broer was pianiste (reuma ontvlamt haar gewrichten). Ze ademt noten, spreekt in melodieën en geeft enkel les aan wie echt wil. “Ik heb een hekel aan dwang. Zit ik met huilende, hypernerveuze of schoppende protegés achter de piano. Dan ben ik het instrument van de opvoeders en dat vertik ik.”
De tweeling van mijn broer wil noten ademen. Als het maar even kan – buurvrouw heeft een eenvoudig deur-beleid: is de achterdeur open, dan kun je binnen lopen – dan schuiven ze achter de oude oefenpiano. Ik kijk vaak ongezien toe; vier voeten tikken bungelend sonatines onder de brede kruk, smokkelen tertsen en verpoppen giechelend eeuwenoude quatre-mains. Buurvrouw moedigt ze aan vanuit haar rolstoel. “Ja speel, speel door!” Soms dwalen haar ogen inwaarts en mijmert ze herinneringen. Hoe het was om te spelen, samen met orkest, het jazz-ensemble, met haar toen nog levende vriend… Dan spelen haar vingers een andere melodie op de leuning waarbij ik mij een voyeurist voel en betraand naar buiten sluip.
“In samenspel en door spel, dat is hoe muziek muziek wordt, nietwaar?”, verhaalt buurvrouw weer. We horen haar graag en knikken “ja”, hoewel we weten dat het een retorische vraag is. Eten in stilte verder; hartige taarten en salades onder de snelle augustuszon. Krekelkoren begeleiden de lunch in de tuin van mijn broer. “Er zit een rat in de buurt”, meldt overbuurman tussen twee happen door. Buurvrouws knokkels trekken wit weg. “Een rat? Weet je het zeker?”, huivert mijn broer. “Ratten maken nestjes, net zoals muizen en muizen zijn ook leuk!”, roept de tweeling in canon. “Deze bruine rat is niet leuk. Zet jij de glazen op tafel vanavond?”. Overbuurman is stellig en ik geloof hem gelijk, ik knik.
We hebben eerder zo’n rat gehad. Drie zomers terug. De bruine rat heeft altijd een opening, begint met knagen en werkt zich in het geniep een weg naar het hart van ons samenleven. Uit op destructie, op een rücksichtlose ontmanteling van ons zijn.
Buurvrouw merkte zijn aanwezigheid als eerste op, “het tocht in de keuken, zou jij eens willen kijken waar dat aan ligt?” Het was mijn broer die, na mijn bijziende pogingen om de oorzaak te vinden, een wanstaltig gat in de keukendeur en onder het raam ontdekte. “Merkwaardig, er zitten geen boktorren of houtwormen. Repareer het maar, hoor.” Broer stopte de gaten en lakte alles glad. Weg tocht, probleem opgelost, dachten wij. In de weken daarop lag de post aangevreten in de brievenbus, keer op keer. De postbodes waren het niet, zeiden ze, ze gingen liever staken. Dat vonden we aannemelijk.
Rond diezelfde tijd kreeg de tweeling nachtmerries. Ze droomden over piepende schimmen, willen vluchten, maar verstijven en verstommen. Het gillende zweet werd nacht na nacht door hun vader gesust. “Ik heb ze nog maar eens gezegd dat ze nooit met onbekenden moeten praten en al helemaal niet moeten meegaan, ook niet als hen wordt verteld dat ik het goed vind of dat het moet omdat ik een ongeluk heb gehad. Ik word hier zo naar door.” Mijn broer was extra alert en viel vijf kilo af tijdens die droomperiode. “Je staat hier niet alleen in, we houden allemaal een oogje in het zeil”, bromde overbuurman. Zijn neusvleugels trilden met gebalde vuisten rond verkruimelend appelbiscuit.
Ook ik dacht dat ik dingen zag en weet het aan die ene thrillermarathon, fantasyboeken, slaaptekort, teveel eten of wijn. Ik voelde me bekeken en gevolgd. Ranzige oogjes, geritsel in de tuin, gewroet onder mijn slaapkamerraam, een flits van bruine vacht in de badkamerspiegel. Maar ook op straat, in winkels, het park en zelfs op het station was het er, de geur van rottend vlees, van maden in een kliko. “… en dan de nachtmerries, die post, de gaten in raam en deur. Wat denk jij?” Even was ik bang voor overbuurmans reactie, bang dat hij mijn waarnemingen zou bagatelliseren, weg ging lachen. “Ik heb het gezien…”
We belegden nog diezelfde avond een beraad in mijn keuken. De tweeling sprong een dichte deur verderop luid zingend de veren uit een matras. Logeren bij je tante is altijd feest. “Het moet stoppen, maar hoe?,” vroeg mijn broer. “Het stopt niet als we erom vragen, dat kun je wel vergeten”, wist overbuurman. Buurvrouw knikte en haar sopraan was uitgesproken: “Het moet dood.” De wijn fonkelde en lonkte rood en sterk in mijn mooiste glazen. Het leek me passend bij dit samenzijn, maar niemand dronk. “Het gaat niet vanzelf dood, dat weten we allemaal”, vervolgde overbuurman. “Dan moeten we eerst weten waar het zit. Anders kunnen we het niet doden. En hoe gaan we het doen? Afknallen, doodslaan, vergiftigen? Ik heb een keer een stervende muis doodgegooid en toen moest ik overgeven.” Mijn tong plakte tegen mijn gehemelte. “Doodslaan lijkt me zeer effectief. En we weten waar het zit.” Broer knikte naar het keukenraam, gebaarde stilte. Pootjes krabbelden onder het raam, waggelden richting de deur, tikten tegen het kattenluik. Zijn adem dreef in een walm de keuken door.
Overbuurman sloeg de bruine rat in een keer dood. Ik dumpte, verlicht door een heldere sterrenlucht, samen met buurvrouw het lijk in een gierput. Zijn bruine vacht verstierf tot as in de vuurkorf. Daarna dronken we de rode sterke wijn.
Noot: de directe aanleiding voor dit verhaal is de stopzetting van de uitkering van Koos Westra uit Groningen, na een tip van een onbekende verklikker.
Bijstandsgerechtigden doen, zoals baanloze Koos Westra uit Groningen, heel gewoon en soms, vaak of vaker (dat heet dan structureel), iets voor anderen (familie, gezinsleden, buren, kennissen en wie dan ook). Dat heet dan volgens de Participatiewet “een dienst” en wordt beschouwd als een “op geld waardeerbare activiteit of arbeid”. Tegenover door een bijstandsgerechtigde geleverde dienst moet volgens die wet “een beloning” staan. Sterker nog, die moet kennelijk worden opgeëist. Die “beloning” zou dan in geld of natura moeten worden uitgekeerd (rekening houdend met minimumloon en cao). De Sociale Dienst berekent een fictief uurloon of een fictieve waarde voor de “beloning” die had moeten worden ontvangen. Dat bedrag wordt dan weer verrekend met de uit te keren uitkering. Het gevolg: de bijstandsuitkering wordt verlaagd, en mocht een “dienst” of “beloning” niet zijn opgegeven – schending informatieplicht, 24/7 beschikbaar zijn voor arbeidsinschakeling/reïntegratieshit – komt er ook nog een dikke boete bovenop. Bijstandsgerechtigden “mogen” echt van alles doen en “beloond” worden, alleen moeten ze het wel doorgeven aan de Sociale Dienst. Dat is zo’n beetje het verhaal dat Natascha van ‘t Hooft, de woordvoerder van de gemeente Groningen, afstak ter rechtvaardiging van de stopzetting van Westra’s uitkering. Kortom, uitkeringsgerechtigden wordt het welbewust ontmoedigd en onmogelijk gemaakt om zelfverkozen samenlevingsverbanden aan te gaan, om zelfverkozen samenwerkingsverbanden aan te gaan. Doen we dat wel, dan zijn de gevolgen desastreus. Niet alleen voor de uitkeringsgerechtigden, maar net zo voor mensen zonder uitkering. Hoe zij zich tot elkaar (moeten) verhouden is ontwrichtend. Sociale cohesie? Sociale ontwrichting.
Puk Pent
Onze buurt gaat daar ook onder gebukt, ook al lijkt de rattenplaag zich nog te beperken tot 1. Het een na het andere slachtoffer meldt zich schoorvoetend en fluisterend. We volgen de rat op weg naar een volgend slachtoffer die nog van geen geloven wil weten. Maar wie vertelt wat rat doet zolang rat nog gaten weet te vreten in ons sociale fundament?
Hoe raakt een buurt van rat verlost?
Ik wist niet dat dit bestond. Goed dat je dit gemene gedoe van de Sociale Dienst aan het licht brengt!
Ik heb even gewacht om een reactie te geven.
Het gaat helemaal niet om die bruine rat. Die bruine, rode, gele, paarse of groene rat is een manier om iemand anders de schuld te kunnen geven. Die buitenlanders, want dat word er waarschijnlijk mee bedoelt heeft in dit verhaal er helemaal niks mee te maken.
Waar het omgaat is dat de gemeente zegt dat alle met geld waardeerbare arbeid moet worden opgegeven ook al heb je er zelf niks aan verdient. Nee de gemeente zegt, je moet voor alle arbeid die je verricht een loon eisen en dat word dan verrekend met de uitkering en als je geen loon geeist hebt word dit fictief verrekend op de uitkering om jou te dwingen om loon te vragen voor het werk wat je verricht hebt.
Geef jij die met geld waardeerbare arbeid niet op dan krijg je zeer zware straffen.
Het welbewust ontmoedigen en onmogelijk maken om zelfverkozen samenlevingsverbanden en daarmee zelfverkozen samenwerkingsverbanden proberen tegen te gaan is een inbreuk op diverse wets artikelen waaronder artikel 8 van het EVRM en is niets ands dan bemoeizucht van de overheid in prive levens van burgers.
Er zit ook nog wat anders achter. Je mag participeren maar het moet voor de overheid en de werkgevers geld of een besparing( = meer winst) opleveren en daar is de hele participatiewet juist opgericht. Daarnaast is het inderdaad sociale ontwrichting. Ook hier zit een rede achter. De overheid wil het liefste dat iedereen alleen staat want als mensen zich groeperen zijn ze opeens een machtsblok
Misschien begrijpen jullie nu waarom ik altijd schrijf of schreeuw dat je aangeboden werk niet moet weigeren maar er altijd een loon en een arbeidscontract moet vragen als de gemeente jou werk wil laten verrichten. Immers dit is ook met voor geld waardeerbare arbeid en hier hoor je dus volgens de gemeente dus geld voor te vragen.
Nee hoor. Dit heet en is gewoon: Participeren. Niet meer en niet minder. Mensen helpen elkaar.
Je kunt alles met geld waardeerbaar noemen, zelf het schrijven van dit bericht. Ik help mensen omdat ik ook graag geholpen zou willen worden als ik een probleem of hulp nodig heb. Zoiets noemen ze menselijkheid. In de hele participatiewet is daar niks meer van terug te vinden.
Tijdens het schrijven van dit stukje proza, het vinden van een metafoor dacht ik heel even: zouden er lezers zijn die in deze bruine rat vluchtelingen, arbeidsmigranten, statushouders, mensen sans papiers, niet-witte mensen willen zien…?
Dus wel. Paul.
Deze bruine rat is niet “die buitenlanders”. Deze rat is niet rood, geel, paars of groen, maar bruin. Het bruin van extreemrechts. Het bruin van de staat, lokale overheden en handhavers. Het bruin van het bijstandsregime. En ja, het bruin van de collaborateur, infiltrant en verklikker.
Zoals het geschreven staat lijkt het wel erg er op dat de schrijver buitenlanders bedoelt. Vooral de zin: ratten maken nestjes, wijst op een meervoud van deze groep mensen.
Misschien was het beter geweest om dit iets anders te formuleren als je daar de rechtse overheid en aanverwante mee wou aanduiden.
Je laatste reactie zegt meer over jou dan over het stukje proza, Paul.
Jij wil in “deze bruine rat” “die buitenlanders” lezen.
Jij maakt van “ratten maken nestjes” een meervoud van “de buitenlander”.
Jij projecteert hier jouw xenofoob gedachtegoed, Paul.
Nou, werkelijk, Paul! Opmerkelijk, waar jij steeds buitenlanders wil lezen, waar de schrijfster het gewoon heeft over verraders. gollems, die iedereen kent, van de gehate klikspaan in de klas, tot de “overijverige, brave burger” die met plezier en geheel vrijwillig en onbetaald zijn medemens uitlevert, of het nu de AIVD, de politie, ordetroepen, buurtwacht of sociale dienst betreft. “Bruin”, omdat dit overijverige, stiekume gedrag, nog in het geheugen gegrift staat van ieder die de NSB in WOII meemaakte of de kinderen daarover vertelde. En “Rat” omdat dat het oordeel is dat deze stiekumerds treft die desnoods over lijken gaan om zelf een wit voetje (!) te behalen bij degenen die over de macht beschikken van dood en leven.
Die bruine ratten zijn inderdaad al ver binnengedrongen in ons sociale domein, onder andere met behulp van de P-wet van een politieke partij die in eigen gelederen geen orde op zaken stelde totdat het te laat was. Die P-wet, dat Trojaanse paard van gouwdieven, oplichters en mooipraters maken met de creatie van “op geld waardeerbare arbeid” elke vriendendienst en burenhulp tot een zwaar beboetbare vorm van fraude. Zoals schrijfster al haarscherp uittekende. En zelfs het melden van dit soort fascistoïde regelgeving wordt inmiddels al bestraft met een criminele veroordeling en celstraf. Zo worden mensen in een uitkering geknecht in daden, woorden en gebaren en overgeleverd aan de bruine ratten die leven van bloed en ellende.
Dat jij hardnekkig iets anders wenst te lezen, zegt meer over jezelf. Misschien moet je eens een andere bril proberen?!
Schijnbaar mag je maar dingen op 1 manier interpreteren. Zoveel mensen, zoveel interpretaties.
En als je mijn eerste reactie in post 3 eens goed leest nam ik het net op voor de buitenlanders, of moet ik nu ook nog politiek correct gaan zeggen, de nieuwe Nederlanders? Want de term bruine ratten word ook vaak op hun geprojecteerd en die hebben er in dit verhaal niets mee te maken. Het staat er toch echt duidelijk in mijn reactie in post 3. Maar daar hebben jullie waarschijnlijk over heen gelezen of misschien hadden Julie juist op dat moment last van dyslexie aanval? Wie zal het zeggen?
Puk, je zegt het zelf al: Tijdens het schrijven van dit stukje proza, het vinden van een metafoor dacht ik heel even: zouden er lezers zijn die in deze bruine rat vluchtelingen, arbeidsmigranten, statushouders, mensen sans papiers, niet-witte mensen willen zien…?
Na het lezen van het artikel had ik ook die gedachte dat sommige lezers zouden kunnen denken dat het over de nieuwe Nederlanders gaat en vandaar dat ik daar ik in post 3 ook geschreven heb dat het NIET over hun gaat. Hoe duidelijk of duidelijker kan ik daar in zijn????
Ik vraag me af waarom je nu op mij staat te hakken terwijl ik het voor ze opneem en duidelijk maak dat het niet over hun (de gekleurde mens) gaat? Leg me dat maar eens uit.
En kunnen we na die uitleg nu terug naar het topic?
@Corrie:
Bedoel je daar de VVD mee, ik weet wel dat de Participatiewet uit de koker van de VVD kwam. En zitten er bij deze partij leden die fascistische ideeën hebben?
Paul,
Heb even mijn loep erbij gehaald.
Je eerste reactie:
Ik herhaal: je stelt hier dat in het verhaal met “deze bruine rat” “die buitenlanders” moet worden bedoelt. Waarmee jij, Paul, zegt dat “deze bruine rat” voor jou “die buitenlanders” is.
In je tweede reactie doe je er een schepje bovenop:
Je herhaalt de implicatie dat de schrijver met “deze bruine rat” toch echt wel “die buitenlanders” moet bedoelen, want in de zin “Ratten maken nestjes, net zoals muizen en muizen zijn ook leuk!”, roept de tweeling in canon.” zie jij in het maken van nesten door ratten “een meervoud van deze groep mensen”.
In je laatste reactie doe je er nog een paar schepjes bovenop:
Je schrijft dat je het opneemt voor “de buitenlanders”, waarvoor je nu de term “nieuwe Nederlanders” (wat jij snerend noemt: “politiek correct”, wat een rechts begrip is om ideeën van gelijkwaardigheid mee weg te zetten) gebruikt.
Daarnaast categoriseer je tussen haakjes “hun”, “de gekleurde mens” als “buitenlanders” en “nieuwe Nederlander”.
Waarmee je zegt dat voor jou niet-witte mensen “buitenlanders” of “nieuwe Nederlanders” zijn. Hiermee redeneer jij toch echt in het rechts tot extreemrechtse gedachtegoed dat stelt dat enkel witte mensen geen “buitenlanders” of “nieuwe Nederlanders” zijn.
Dit gedachtegoed is aan de macht. Is ingebed in (eeuwenoude) machtsstructuren. Kent een praktijk die witte mensen in alles voorop stelt en een praktijk van structurele onderdrukking, uitsluiting en uitbuiting van niet-witte mensen.
Waarom ik zo op je inhak, vraag je.
Omdat je (je deed het in het verleden vaker) misschien denkt dat het niet zo erg is om in die paar zinnen in je reactie(s) het door jou geïnternaliseerd racisme te uiten.
Racisme en xenofobie zijn geen interpretaties, niet slechts meningen die kunnen worden beslecht met een ‘we agree to disagree’.
Sommige mensen zoeken net zolang tot ze overal racisme uit weten te maken. Die “bruine rat” is echter gewoon Lenin’s “nuttige idioot” voor de soos in Groningen. En die bruine strontkleur slaat op de NSB mentaliteit van die “verklikker”. Tussen aanhalingstekens want in wezen dacht hij (of zij!) iets te “verklikken” maar feitelijk was er niets. Want wet en recht zijn geregeld twee verschillende dingen.
Zullen we eens wat andere cijfertjes erbij halen?
Iemand die in 1980 een ton verdiende, hield daar netto 28.000 gulden van over. Iemand die NU een ton verdient, houdt daar netto minimaal 68.000 euro van over. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele HRA of andere kortingen.
Er zijn 50 internationale ondernemingen die gezamelijk voor 15 miljard frauderen in Nederland, doordat ze veel te weinig of geen belasting betalen.
de Nederlandse overheid steunt (subsidieert) de fossiele industrie (olie en gas) met 7,6 miljard per jaar. Hoezo, concurrentievervalsing?
Maar iemand met een uitkering hoeft maar voor een tientje niet op te geven en de rapen zijn gaar.