De Key, de kinderen en de Grote Boze Managerscultuur
Gisteren werd kort de hal bezet van woningcorporatie De Key in Amsterdam tijdens een actiebezoek en flex-crèche tegen huisuitzettingen. Terwijl de bewakers nog bezig waren met hun vergeefse pogingen om de actievoerders eruit te werken, begon Harriet Bergman van Niet te Koop! met de eerste toespraak. Ze vertelde het sprookje van “De Key, de kinderen en de Grote Boze Managerscultuur”. Hier de integrale tekst, niet alleen voor kinderen in een flex-crèche bedoeld.
Er was eens, lang, lang, lang geleden, een woonstichting die mensen aan huizen hielp. Ze noemden zichzelf De Key en hadden dankzij de overheid en mensen die de huur betaalden allemaal panden in het mooie Amsterdam. In de grote stad woonden jonge mensen, oude mensen, kinderen, studenten, vluchtelingen, krakers, kunstenaars, de bakker, de slager, eenzame mensen en gezinnen.
Als je een huis had, kon je dat inrichten met mooie spullen, werd je vrienden met de buren, en wist je dat je de bakker over vijf jaar ook nog elke dag zou kunnen groeten. En als er een probleem was, dan wist je dat de sociale woonstichting samen met jou naar een oplossing zou zoeken.
Maar dat was lang, lang, lang geleden, ver voor het moment dat ze zelfs niet in actie kwamen als mensen petities aanboden. Ver voor het moment dat gezinnen op straat werden gezet. Ver voor ze zelfs huilende moeders naar buiten duwden.
Want op een gegeven moment kwam de Grote Boze Managerscultuur bij De Key binnensluipen. Niemand wist precies waar het monster vandaan kwam. Uit Den Haag? Uit een dure economie-opleiding? Uit de werking van de markt?
De Grote Boze Managerscultuur wilde niet dat mensen een dak boven hun hoofd hadden, maar legde de prioriteit bij “mensen een eerste stap laten zetten op de woningmarkt” en zei dingen als “individuele benadering is niet efficiënt”.
De Grote Boze Managerscultuur, waar niemand van wist waar hij vandaan kwam, zei wel dingen als “jonge mensen met een beperkt inkomen in Amsterdam kunnen vrijwel geen plek vinden om in te wonen” en “trouwe huurders kunnen blijven rekenen op goede dienstverlening”. Maar toen er een vrouw met een baby haar diploma had gehaald, toen hielpen ze het jonge gezin, de trouwe huurders, niet.
“Individuele benadering is niet efficiënt”.
“Geef die petitie nu maar”.
“U wist de regels”.
De Grote Boze Managerscultuur joeg steeds meer mensen weg. Kinderen moesten weg van hun huis, weg van de straat waar ze speelden, weg van de buurt waar hun school stond.
374 kinderen kwamen bijeen. Zij waren allemaal uit huis gezet omdat het huis waarin ze woonden alleen bedoeld was voor de eerste stap van jonge mensen met beperkt inkomen. De tweede stap was terug naar af, de straat op. De kinderen kwamen samen naar De Key en zeiden: “Een individuele benadering is belangrijker dan efficiëntie” en “Een kind hoort niet op straat te slapen, een sociale woningbouwvereniging weigert asociaal beleid uit te voeren”.
En toen ze dreigden te blijven zitten in de flex-crèche en handtekeningen overhandigden, en zelfs een politicus mee hadden genomen, en toen ze riepen: “Amsterdam is niet te koop!”, “Fuck flex!”, “Ga je schamen, een gezin hoort niet op straat!” en “Ga weg, Grote Boze Managerscultuur!”, toen werd de Grote Boze Managerscultuur bang.
En misschien… heel misschien… riepen de kinderen hard genoeg en joegen ze de Grote Boze Managerscultuur weg. En was het 374ste kind dat ze op straat wilden zetten het laatste kind. Of het gewerkt heeft? Dat horen we in een volgend verhaal…
Harriet Bergman