Adviescommissie ziet obstakels voor EU-asielcentra buiten Europa
Onlangs bracht de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) advies uit over “external processing”, het in behandeling nemen van asielaanvragen door EU-landen buiten het Europese grondgebied. In 2009 had de toenmalige staatssecretaris van Justitie Nebahat Albayrak de overheidscommissie opdracht gegeven om daar onderzoek naar te doen. EU-beleidsmakers streven er in het kader van migratiebeheersing al jaren naar om vluchtelingen zoveel mogelijk “in de eigen regio” te laten opvangen en hun asielaanvragen daar af te handelen.
Net als andere EU-landen voert Nederland een keihard migratiebeleid. De overheid probeert ongewenste migranten zoveel mogelijk te weren, het liefst al onderweg naar Nederland of meteen bij aankomst hier. De buitengrenzen van de EU worden steeds strenger en met steeds meer militaire middelen bewaakt om te voorkomen dat vluchtelingen voet op Europese bodem kunnen zetten. Maar nog steeds is de overheid volgens internationale regels verplicht om vluchtelingen toe te laten tot de asielprocedure en hen bescherming te bieden als blijkt dat ze die nodig hebben. Beleidsmakers zien vluchtelingen echter liever gaan dan komen. Daarom vroeg Albayrak aan de ACVZ om na te gaan welke juridische drempels er liggen om EU-asielcentra buiten Europa van de grond te krijgen.
“External processing gaat uit van de veronderstelling dat er een veilig gebied buiten het grondgebied van de EU is, waar een EU-lidstaat of de EU verzoeken om internationale bescherming in behandeling kan (laten) nemen en beoordelen”, aldus de ACVZ. Daarbij denken beleidsmakers dan bijvoorbeeld aan nog op te richten vluchtelingencentra in Noord-Afrika. Het is echter uiterst twijfelachtig of in dat soort arme gebieden de bescherming en opvang geboden kan worden waar vluchtelingen recht op hebben. De ACVZ wijst erop dat bij de meeste tot nu toe mislukte “external processing”-plannen niet de landen buiten de EU werden betrokken die de vluchtelingen voortaan zouden moeten gaan opvangen. Die landen zouden daar hooguit wat extra voorzieningen en personeel voor kunnen krijgen, en misschien wat vage beloften over meer ontwikkelingsgeld. Het valt te verwachten dat de vluchtelingen zelf de dupe zullen worden van een dergelijke koehandel.
De ACVZ wijst er de huidige minister van Immigratie en Asiel Gerd Leers nadrukkelijk op dat “external processing” volgens het huidige EU-recht nog niet mogelijk is en er zelfs mee in strijd is. “Nieuwe Europese wetgeving is daarom nodig en ook zullen overeenkomsten met de betrokken derde landen moeten worden gesloten”, schrijft de commissie aan de minister. Vluchtelingen hebben nu namelijk het recht om een beslissing op hun asielverzoek af te wachten in het EU-land dat het verzoek behandelt. Ze mogen alleen worden overgedragen naar “een veilig derde land” als ze daar “een betekenisvolle band” mee hebben. Ze kunnen dus niet zomaar vanuit Nederland naar een willekeurig Noord-Afrikaans land worden verplaatst, omdat de EU daar toevallig een vluchtelingenkamp heeft neergezet om hen te kunnen dumpen. Volgens het “non-refoulement”-beginsel mogen vluchtelingen niet naar het land van herkomst of naar andere landen worden uitgezet, als hun leven daar gevaar loopt of hen daar een mensonwaardige behandeling wacht. De adviescommissie toont zich bezorgd over de veronderstelde veiligheid van de derde landen waar de vluchtelingen mogelijk terecht zouden kunnen komen. “Sommige staten zijn vanwege een omstreden mensenrechtenreputatie geen geloofwaardige partners voor external processing”, zoals Libië. “Deze staat is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag en heeft zich in het recente verleden schuldig gemaakt aan refoulement en collectieve uitzettingen. Hiermee heeft Libië bewezen geen belang te hechten aan de bescherming van vluchtelingen en het respecteren van internationale normen.” Maar Italië gaat al jaren in zee met Libië en ook andere EU-landen werken volop samen met dictatoriale regimes waar ook ter wereld.
De adviescommissie gaat verder nog in op de voorwaarden waaraan de landen buiten de EU zouden moeten voldoen die EU-vluchtelingencentra op hun grondgebied zouden krijgen. ”In materieel opzicht zal de maatschappij waarin het vluchtelingencentrum wordt geplaatst een welvaartsniveau moeten bezitten dat niet teveel afwijkt van het welvaartsniveau in het centrum. Anders zal het moeilijk zijn om het centrum van voldoende middelen te voorzien. In sociaal opzicht verdient het de voorkeur dat het verschil in levensstandaard tussen een centrum voor external processing en de maatschappij eromheen niet te veel uiteen loopt. Het is in het belang van de asielzoekers dat de lokale maatschappij zo positief mogelijk tegen hun aanwezigheid aankijkt. Bovendien zou een groot verschil ertoe kunnen leiden dat ook de bevolking van de lokale maatschappij probeert toegang te krijgen tot het centrum voor external processing.” De boodschap is duidelijk: de voorzieningen voor de vluchtelingen moeten aansluiten bij wat de inwoners van het land gewend zijn. Het valt te verwachten dat het voorzieningenniveau in dat soort centra nog beroerder gaat uitvallen dan het niveau van de bestaande vluchtelingenkampen in Nederland. Dat moet ook de adviescommissie erkennen. “In sommige gevallen kan een overbrenging naar een centrum voor external processing misschien juridisch toelaatbaar zijn, maar is het vanwege humanitaire overwegingen onwenselijk. Bij het besluit tot overbrengen van asielzoekers naar het centrum voor external processing moet daarom ook rekening gehouden worden met persoonlijke omstandigheden van de asielzoekers.” In het geval van “bijzonder kwetsbare groepen” zou volgens de ACVZ een asielprocedure binnen de EU mogelijk moeten blijven.
Harry Westerink