Twee jaar bed, bad, brood-opvang in Leiden: nog steeds veel mensen weggestuurd

De deuren van Leiden Sleutelstad blijven voor ongedocumenteerden gesloten.
De deuren van Leiden Sleutelstad blijven voor ongedocumenteerden gesloten.

Een feestelijke opening was het, twee jaar geleden: eindelijk ging de beloofde bed, bad, brood-opvang (bbb) in Leiden van start. Een motie van de Leidse ChristenUnie (CU) om alle mensen zonder papieren op te gaan vangen was een jaar daarvoor ruimhartig aangenomen door de gemeenteraad. In het pas verbouwde pand aan het Maansteenpad werden vanaf januari 2015 twintig bewoners opgevangen, met ruimte voor groei tot maximaal veertig mensen tegelijkertijd. Mensen die daarvoor vaak al jaren hadden rondgezworven. Sommigen waren al wel eens eerder opgevangen in Leiden, door Vluchtelingenwerk, diaconaal centrum De Bakkerij of in de “perspectief-opvang” van de Leidse opvangorganisatie STUV. Maar allen hadden ze jarenlang van adres naar adres moeten rondtrekken, of zelfs buiten moeten slapen. De medewerkers van het Doorbraak-spreekuur De Fabel van de illegaal hadden sommigen in de loop der tijd steeds verder zien verpauperen.

Tijdens de openingsbijeenkomst van de gloednieuwe opvang was echter weinig te zien van het mensonterende migratiebeheersingsbeleid van uitsluiting, opsluiting en uitzetting naar landen vol armoede en geweld. In de aanloop naar de opening hadden allerlei Leidse politici en prominenten weer lustig kunnen strooien met de slogan “Leiden, stad van vluchtelingen”. Burgemeester Henri Lenferink had verzekerd dat “niemand in Leiden op straat hoeft te slapen”. En zo klopte iedereen elkaar gedienstig op de schouders tijdens de opening. Verantwoordelijk SP-wethouder Roos van Gelderen wilde graag van iedereen horen hoe mooi het pand was geworden. En Mart Keuning, CU-raadslid en initiatiefnemer van de bbb-motie, liep trots rond. De kersverse bewoners straalden, nu ze eindelijk wel werden opgevangen. Het leek gedurende de openingsfeestelijkheden dat ze voor heel even konden ontsnappen aan de gedachte dat ze nog steeds in voortdurende onzekerheid leefden. Immers, hoe lang zou de gemeente hen in de opvang laten verblijven? Zouden ze, nu ze zo zichtbaar waren geworden voor de gemeente, niet gemakkelijk opgepakt en uitgezet kunnen worden? Of zouden ze eindelijk verblijfsrecht kunnen bemachtigen? Velen van hen hadden ook na het aannemen van de motie in november 2014 nog meer dan een jaar moeten wachten voordat de nieuwe locatie gereed was. Tot die tijd waren er maar een paar extra opvangplekken beschikbaar gekomen, bovenop de “perspectief-opvang” waar alleen diegenen worden opgevangen die een volgens STUV “kansrijke” procedure hebben lopen. Nu de bbb-opvang dan eindelijk daar was, met dertig vaste plekken en nog tien noodplekken, was het probleem van de op straat levende en zwaar verpauperde mensen zonder verblijfsvergunning voorbij. Althans, dat was de verwachting van vele goedwillende aanwezigen op de openingsbijeenkomst.

“Sluitend beleid”

De Fabel-spreekuurmedewerkers waren ook blij, zij het met enige scepsis. Vele van onze vaste bezoekers kregen vanaf januari 2016 eindelijk een opvangplek. Om verder te werken aan procedures voor verblijfsrecht is het heel belangrijk om enige stabiliteit te hebben in een verder zo instabiel en onzeker leven. Het is daarvoor noodzakelijk om niet telkens bezig te moeten zijn met waar ze de volgende nacht moeten slapen en of ze volgende week wel te eten hebben. Maar zolang er geen verblijfsrecht volgt, blijft het natuurlijk wachten, wachten in het limbo dat het leven in de illegaliteit inhoudt. Ondertussen is een aantal van deze bewoners doorgestroomd naar azc’s voor nieuwe procedures, een enkeling heeft een verblijfsvergunning gekregen. Maar ook zijn sommigen “met onbekende bestemming vertrokken”, verdwenen zonder dat we weten wat er van hen is geworden. Een enkeling is uitgezet. En een aantal zit nog steeds in de bbb-opvang en probeert een nieuwe procedure op te starten.

Het is dus erg belangrijk voor mensen zonder papieren om opvang te hebben, maar de bbb-opvang is om meer redenen belangrijk. Want mensen zonder verblijfsrecht zíjn namelijk hier, in Nederland, in Leiden. De overheid kan hun bestaan proberen te ontkennen, maar ze zullen hier altijd zijn, zolang diezelfde overheid zich het recht blijft toebedelen om uit te maken dat bepaalde mensen “illegaal” in Nederland verblijven. Mensen op wie in hun land van herkomst de dood, marteling of extreme armoede wacht, van wie de familie daar afhankelijk is van wat zij hier bij elkaar scharrelen, en voor wie falen dus geen optie is. Mensen die zijn gekomen voor de liefde, of om andere redenen. Zij zullen altijd proberen te blijven overleven in Europa, recht tegen de migratiebeheersing in. Het enige werkelijk “sluitend beleid” is: grenzen open, vluchtelingen en migranten welkom, niemand illegaal.

Doorn

Maar nu de staat nog steeds veel mensen tot “illegaal” bestempelt, hoe wordt er met diegenen omgegaan die het niet zelfstandig redden? Mensen zonder papieren worden na hun eerste asielprocedure zonder pardon op straat gedumpt door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Mensen zonder asielprocedure krijgen alleen opvang vanuit de landelijke overheid in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals voor slachtoffers van mensenhandel (tijdelijk) of bij zeer ernstige medische problemen (en dan nog steeds lang niet altijd). Op mensen zonder papieren wordt jacht gemaakt, en als ze niet opgesloten en gedeporteerd kunnen worden, mogen ze op straat creperen. Onder het mom van een “ontmoedigingsbeleid” probeert de landelijke overheid mensen zonder verblijfsrecht zodanig uit te hongeren dat ze het in Nederland voor gezien houden en naar elders vertrekken. Maar het onthouden van basisbehoeften is een keiharde mensenrechtenschending. Het is volstrekt onhoudbaar vanuit humanitair oogpunt om mensen zo te laten stikken. Het is de staat die de verantwoordelijkheid draagt voor dit snoeiharde beleid, en het is de staat die voor een oplossing zou moeten zorgen die een menswaardig bestaan garandeert, in plaats van dat keihard onderuit te trappen.

Een korte en onvolledige opsomming van internationale mensenrechtenorganen die het op straat zetten van mensen zonder papieren hebben veroordeeld:

  • Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR), juli 2013 en november 2014: niemand mag onderdak, eten en kleding worden onthouden, de overheid moet daarvoor zorgen. Het recht op opvang bestaat ongeacht of iemand meewerkt aan vertrek naar het land van herkomst.
  • Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), juli 2016: er is op dit moment geen schending van het verbod op onmenselijke behandeling, want de Nederlandse staat is niet inactief, met een lokaal opvangnet (de bbb-opvangen) is men bezig om de problemen te ondervangen. De consequentie van deze uitspraak is dus dat die opvangen niet mogen worden afgebroken, zoals de regering nu van plan is.
  • Mensenrechtencommissaris Raad van Europa, mei 2014 en november 2016: de opvang moet worden gewaarborgd, want de menswaardigheid is in het geding als er geen mogelijkheid is om in basisbehoeften te voorzien.
  • VN-rapporteur extreme armoede en mensenrechten, VN-rapporteur adequate huisvesting, levensstandaard en non-discriminatie en VN-rapporteur mensenrechten van migranten, februari 2016: er moet een minimimumniveau aan huisvestingsvoorzieningen worden geboden, en alleen als Nederland kan aantonen geen middelen te hebben voor de basisvoorzieningen kan worden gerechtvaardigd dat dit niet wordt geboden. Zo’n claim is niet gemaakt door de Nederlandse regering, en het zou ook moeilijk te beargumenteren zijn voor een Europees land. Het argument van de Nederlandse regering dat onvoorwaardelijke opvang aanzuigende werking zou hebben, heeft geen onderbouwing.
  • Europees Comité tegen Racisme en Intoleratie (ECRI), maart 2016: de toegang tot basisvoorzieningen moet worden gescheiden van immigratiecontrole en -handhaving.
  • Secretaris-generaal Raad van Europa, mei 2016: de toegang tot basisvoorzieningen is noodzakelijk om een adequate levensstandaard te garanderen. De rechten van ongedocumenteerde migranten moeten worden gerespecteerd. Hij verwees hierbij naar de aanbevelingen van het ECRI, zie hierboven.
  • Het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten van de Verenigde Naties (CESCR) juni 2017: Nederland moet opvang garanderen voor iedereen op het grondgebied, en de opvang mag niet voorwaardelijk worden gemaakt.

Voor de opening van de lokale bbb-opvangen waren er in enkele gemeenten noodopvangen waar meestal alleen mensen met een zogenaamde “kansrijke” procedure werden toegelaten, zoals in Leiden. Gezinnen met kinderen kunnen naar een gezinslocatie, waar ze opvang krijgen totdat het jongste kind 18 jaar is. Deze opvang is ook afgedwongen met een beroep op mensenrechten en er is nog steeds veel kritiek op die opvang. Volwassenen kunnen in Ter Apel opvang krijgen, maar altijd tijdelijk, en alleen als ze “meewerken aan vertrek”. Echter, lang niet iedereen die zich meldt, wordt opgevangen, en de rechter heeft nu gesteld dat afwijzingen per geval concreet moeten worden onderbouwd. De lokale bbb-opvangen stellen deze eis tot meewerken vaak niet zo hard, maar ook dat begint te schuiven, zoals in Amsterdam waar nu alleen mensen opvang kunnen krijgen die niet uit zogenaamd “veilige landen” komen. De toekomstige opvang in LVV’s zou er ook weer van afhangen of mensen zonder papieren meewerken aan hun eigen deportatie. Als dat de enige manier is om opvang te krijgen, is dat volgens bovenstaande mensenrechtenorganen in strijd met de mensenrechten.

Maar de landelijke overheid weigert categorisch om deze verantwoordelijkheid te nemen. In het bestuursakkoord van afgelopen november schrijft men dat er “Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen” (LVV’s) zullen worden geopend in slechts acht gemeenten: “De eerste twee weken geldt geen voorwaarde tot meewerken aan terugkeer naar land van herkomst, daarna moeten zij meewerken aan terugkeer, tenzij blijkt dat zij toch in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Wanneer zij niet serieus werken aan terugkeer naar land van herkomst wordt hen opvang en ondersteuning ontzegd.” Het plan is daarbij dat de lokale bbb-opvangen worden gesloten. Deze lokale opvangen zijn de landelijke overheid een doorn in het oog. De landelijke overheid heeft er namelijk minder controle over en de meeste lokale opvangen stellen bovendien een minder harde eis tot meewerken aan deportatie naar het land van herkomst dan de regering zou willen. “Individuele noodopvang voor enkele dagen blijft op basis van de openbare orde mogelijk, maar niet eigen bed-bad-brood voorzieningen”, aldus het bestuursakkoord. De regering gaat daarbij regelrecht in tegen de oordelen van internationale mensenrechtenorganen die herhaaldelijk hebben gesteld dat meewerken aan vertrek geen voorwaarde mag zijn voor het bieden van opvang (zie kader).

Kafka

De bbb-opvangen moeten dus niet dicht gaan, maar open blijven. Het is juist logisch dat gemeenten, onderdeel van de Nederlandse staat, lokale opvangen hebben geopend. De gemeenten zijn de lokale aanspreekpunten van de overheid en zij hebben een zorgplicht voor alle mensen op hun grondgebied. Zij zouden moeten voorkomen dat er mensen op straat verpauperen of van adres naar adres moeten zwerven. Niet alleen vanwege de mensen zonder papieren zelf, maar juist ook vanwege de inwoners die wel papieren hebben en telkens opnieuw de verzorging op zich moeten nemen voor hun kennis, vriend, landgenoot of familielid zonder verblijfsvergunning. Deze mensen hebben het recht te eisen dat de lokale overheid instapt en niet langer blijft afschuiven op particulieren, kerken, moskeeën of onafhankelijke steunorganisaties.

Daarom is het dus zo belangrijk dat er in Leiden een bbb-opvang is geopend. En ook precies daarom is het zo teleurstellend dat in Leiden nog steeds niet de beloften worden waargemaakt, de aangenomen motie niet goed wordt uitgevoerd, en mensenrechten van individuele mensen zonder papieren nog steeds worden geschonden. Want in de twee jaar dat de bbb-opvang open is, hebben de Fabel-medewerkers meerdere keren meegemaakt dat mensen worden weggestuurd die dringend opvang nodig hebben. Daarbij worden argumenten gebruikt die niet aansluiten op de realiteit van het leven van mensen zonder papieren en die van een kafkaiaanse rigiditeit getuigen.

In Leiden wordt de bbb-opvang georganiseerd door STUV. Dat is een particuliere opvangorganisatie die al jaren mensen zonder verblijfsrecht opvangt die een volgens hen “kansrijke” procedure hebben lopen. Nu verzorgt STUV ook de bbb-opvang, voor de groep zonder (“kansrijke”) procedure. De gemeente heeft het daarmee slim ingericht: mensen die opvang nodig hebben kunnen naar STUV. Maar als de organisatie hen afwijst, kunnen ze daar geen bezwaar tegen indienen, want STUV is geen bestuursorgaan. Aldus de lezing van de gemeente en STUV zelf. Het is maar de vraag of dat echt klopt, aangezien de gemeente juridisch aanspreekbaar blijft op het goed uitvoeren van het eigen beleid. Wanneer afgewezen mensen zich vervolgens tot die gemeente zelf richten, op grond van de gemeentelijke zorgplicht, verwijst de gemeente naar STUV, want die organisatie is de uitvoerder van de gemeentelijke motie en daarbij van het beleid. En draaien mensen dan in een kringetje rond. Al eerder had de hoogste Nederlandse rechter in een afschuwelijke uitspraak beslist dat er geen rechtstreeks beroep op de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten gedaan kan worden (voor die beslissing zie kader hierboven). Het is dus in Leiden zo geregeld dat mensen zonder papieren zo min mogelijk aanspraak op rechten kunnen doen gelden.

Kluitje in het riet

Als het nu nog zo was dat STUV ruimhartig met het opvangen van mensen zonder papieren omging, dan was de praktijk al een stukje minder weerbarstig. Maar ook dan hebben mensen zonder papieren dus geen enkele zekerheid, want zonder juridisch vastgestelde aanspraak kun je ieder moment weer op straat worden gegooid. Mensen zonder papieren hebben een uitermate kwetsbare positie, vanwege hun maatschappelijke uitsluiting, hun vaak slechte fysieke en/of geestelijke gezondheid, én omdat ze moeten vrezen dat ze worden opgepakt, opgesloten en/of uitgezet. De gemeente Leiden maakt mensen nog kwetsbaarder, want ondanks dat ze wel rechten hebben, ontkent de gemeente dat er een mogelijkheid zou zijn om daar een beroep op te doen.

De dubbelzinnige uitleg van “Leidse binding”: wat voor Leiden geldt, geldt voor andere steden blijkbaar niet…

Voorbeelden (geanonimiseerd):

  • Iemand die de afgelopen maanden een paar dagen in bijvoorbeeld Rotterdam heeft verbleven, wordt verwezen naar Rotterdam. Ook als iemand het merendeel van de tijd in Leiden is geweest. Maar waarom zou Rotterdam wel gaan opvangen als die hetzelfde beleid voert als Leiden?
  • Als iemand jarenlang in Leiden heeft verbleven, maar de laatste maand bijvoorbeeld in Utrecht, dan wordt tegen die persoon gezegd in Utrecht opvang te gaan vragen. Andersom: als iemand eerder in Utrecht heeft verbleven, maar de laatste maand in Leiden, moet iemand ook in Utrecht om opvang vragen.
  • De “Leidse binding” wordt uitgelegd als een stadsbinding, niet als een regiobinding. Dus alleen verblijf in Leiden levert binding op. Dit terwijl voor “legale” daklozen Leiden een centrumgemeente is, waarbij daklozen uit de hele regio moeten worden opgevangen omdat de kleinere gemeenten geen middelen hebben voor een eigen daklozenopvang. Er zijn ook geen bbb-voorzieningen in die kleinere gemeenten om Leiden heen. Verblijf in bijvoorbeeld Leiderdorp, dat volledig aan Leiden zit vastgegroeid en zelfs samen voorzieningen heeft, zoals een gezamenlijke sociale dienst, levert toch geen Leidse binding op. Jarenlang verblijf in Leiden, met daarna tijdelijk verblijf in een andere zeer nabijgelegen gemeente, op 5 minuten fietsafstand van de STUV-opvang en waarbij de persoon in kwestie elke week boodschappen deed in Leiden, levert toch geen binding met Leiden op, aldus de redenering. Mensen blijven zo op straat staan, of blijven afhankelijk van een steeds dunnere spoeling van mensen die hen nog willen helpen.
  • Maar: als iemand uit azc Drachten wordt gegooid en daarna in Leiden belandt, wordt die persoon naar de bbb-opvang in Almere gestuurd. Want die bbb-opvang zou wel regiobinding moeten hebben?
  • Mensen die nu in Leiden verblijven, worden weggestuurd naar andere steden, bijvoorbeeld naar Den Haag, terwijl ze nog nooit in Den Haag zijn geweest.
  • Mensen worden naar bbb-opvangen verwezen waarvan bekend is dat die vol zijn en dat er een wachtlijst is, zoals de bbb-opvang in Amsterdam. Dat wordt ook erkend door STUV, terwijl men tegelijkertijd stelt dat de Leidse bbb-opvang “op geen enkel moment vol is geweest zoals in andere steden in Nederland wel het geval is geweest”. Volgens beleidsstukken van de gemeente hebben in 2016 telkens “rond de 28 ongedocumenteerden” in de Leidse opvang verbleven, terwijl er dus veertig plekken zijn.

En dat terwijl het “Leidse binding”-criterium überhaupt in strijd is met de mensenrechten. Tegelijkertijd met de beslissing van het ECSR dat ook mensen zonder papieren recht hebben op basisvoorzieningen, besliste datzelfde orgaan dat regiobinding niet mag worden tegengeworpen bij de opvang van daklozen. Regiobinding, of stadsbinding, mag dus geen reden zijn om niet op te vangen. Het mag hoogstens een reden zijn om te proberen iemand over te plaatsen naar de regio of stad waar iemand langer verbleven heeft, maar dan moet er wel eerst worden opgevangen. De discussie over welke stad verantwoordelijk is, hoort niet over de rug van de meest kwetsbare partij te worden uitgevochten, de dakloze ongedocumenteerde persoon. Men moet gewoon opvangen en kan het dan daarna onderling regelen. Dus niet wegsturen.

Wat dit betekent in de praktijk, laat zich lezen tussen de regels door van het jaarverslag 2016 van STUV (het jaarverslag over 2017 is nog niet beschikbaar). Van de 98 intakegesprekken in 2016 zijn 25 mensen “cliënt geworden”, en zo’n 53 mensen zijn “doorverwezen” naar “bureau rechtshulp, advocaat, maatschappelijk werk, vluchtelingenwerk, collega-organisaties in andere regio’s, de Fabel van de illegaal”. Volgens STUV was “de reden van afwijzing in de meeste gevallen het ontbreken van een binding met Leiden”. Die “Leidse binding” houdt in dat iemand onafgebroken minimaal de laatste zes maanden in Leiden moet hebben verbleven (zie het kader hiernaast). De Fabel van de illegaal herkent dit beeld. Lang niet alle mensen zonder verblijfsrecht komen op ons spreekuur, maar diegenen die wij kennen die de afgelopen twee jaar om opvang vroegen en zijn geweigerd, zijn vrijwel allemaal op grond van het “Leidse binding”-criterium geweigerd.

Het is belangrijk om goed te laten doordringen wat deze enkele regels in het jaarverslag nu eigenlijk betekenen in de praktijk. In onze ervaring van de laatste twee jaar betekent “doorverwezen” feitelijk gewoon weggestuurd, de deur uitgezet. In sommige gevallen met een telefoonnummer van een andere steunorganisatie, maar ook vaak genoeg zonder zelfs maar een adres of contactgegevens mee te geven. “Ga maar naar Amsterdam”, werd er dan bijvoorbeeld gezegd. In alle van de bij ons bekende gevallen zonder dat er reisgeld werd meegegeven om naar die andere stad te komen. En in vrijwel alle gevallen zonder dat er door STUV of de gemeente moeite werd gedaan om toegang tot de opvang van die andere organisatie of gemeente te regelen. Mensen werden, met andere woorden, aan hun lot overgelaten. In goed Nederlands noemen we dit soort hulpverlening ook wel “met een kluitje in het riet sturen”.

De zeer problematische “Leidse binding”-redenering werd hierbij als leidraad gebruikt. Maar de manier waarop deze wordt gehanteerd, levert een voor veel mensen onmogelijke eis op. Bovendien wordt de redenering op zo’n dubbelzinnige manier ingezet dat het in de hand werkt dat een grote groep mensen nergens opvang zal kunnen krijgen, en dus uitgesloten blijft worden van wat voor staatsopvang dan ook (zie het tweede kader). Het antwoord op de hulpvraag is dan telkens: geen opvang in Leiden. Ook niet als iemand zonder verblijfsrecht elders geen opvang zal krijgen. En zelfs niet als de Leidse bbb-opvang het meest aangewezen is van alle opvangplekken in het land. Ook dan komt het voor dat mensen zonder papieren nog steeds niet tot de Leidse opvang worden toegelaten.

Gemarginaliseerd

Veel mensen zonder papieren kunnen tijdelijk logeren bij familieleden, vrienden of landgenoten. Meestal maar voor korte tijd. En dat is begrijpelijk, want het is nogal een belasting om iemand in zo’n gemarginaliseerde positie in je huis op te nemen. De Leidse motie refereert, enigszins droogjes weliswaar, aan deze situatie: “Daarbij slapen veel van deze mensen bij particulieren thuis, een situatie die voor veel mensen zwaar drukt. Ze willen de betreffende groep niet op straat laten slapen, maar ondervinden veel (financiële en sociale) druk van hun ‘logees’.”

Er is geen inkomen, dus alles moet betaald worden door de ondersteuner. Daar komen nog allerlei mogelijke problemen met huurtoeslag, kostendelersnorm of inlichtingenplicht voor de ondersteunende persoon bij, evenals het risico om zelfs een strafrechtelijke boete te krijgen voor het verschaffen van nachtverblijf aan iemand zonder verblijfsrecht. Door de uitzichtloosheid van een jarenlang bestaan in de illegaliteit en door de mogelijk traumatische gebeurtenissen in het land van herkomst of tijdens de vlucht naar Europa hebben veel mensen zonder papieren bovendien fysieke en/of psychische gezondheidsproblemen. Alles dat voor mensen met verblijfsrecht normaal te regelen is, daar moet voor worden geknokt in geval van mensen zonder verblijfsrecht, vanwege de spijkerharde uitsluiting van die mensen en het criminaliseren van de hulp aan hen. Het is dus volkomen begrijpelijk dat ondersteuners, die zelf ook vaak in een moeilijke positie zitten, bijvoorbeeld vanwege hun eigen wankele verblijfsstatus of door racisme op de arbeidsmarkt, beperkingen stellen aan hoe lang of hoe vaak hun logees bij hen mogen verblijven. De Fabel-medewerkers maken vaak mee hoe zwaar dat voor de ondersteuners is, en hoeveel ze over hun eigen grenzen heen gaan, uit solidariteit met een familielid of kennis zonder papieren. Dat leidt ertoe dat aan de ene kant de mensen zonder papieren van adres tot adres moeten zwerven en door dit onzekere bestaan steeds verder verpauperen. Aan de andere kant raakt hun sociale netwerk steeds verder uitgeput, waardoor het alleen maar moeilijker wordt voor zowel de mensen zonder papieren als hun ondersteuners.

Veel mensen zonder papieren zwerven dus van adres naar adres. Ze kunnen in het algemeen niet kiezen wie hen waar en voor hoe lang wil opvangen. Een nacht hier, een week daar, zo ziet hun leven er vaak uit. Veel mensen wonen daarom soms in Leiden, soms in andere steden. De eis dat iemand letterlijk zes maanden onafgebroken in Leiden moet hebben verbleven voordat er recht is op Leidse bbb-opvang, is dan ook onredelijk voor deze doelgroep. Deze eis levert op dat er Leiden nog steeds mensen op straat staan, nog steeds mensen worden uitgesloten van de bbb-opvang, bovenop de gangbare maatschappelijke uitsluiting waar ze ook al mee te maken hebben.

Oogkleppen

De Fabel heeft in veel individuele gevallen contact opgenomen met de gemeente, die immers het verantwoordelijk bestuursorgaan is. Na heel veel heen en weer gemail lukte het in sommige gevallen om toch (tijdelijke) opvang te regelen voor iemand. Maar vaker werd er nog steeds geweigerd, of in enkele gevallen zelfs helemaal niet gereageerd. Men wacht dan gewoon, zo lijkt het, tot iemand uiteindelijk zelf weer afdruipt. Maar dit oogkleppen opdoen lost het probleem niet op. In het beste geval kan iemand dan alsnog terug naar de mensen die hem of haar al zo vaak hebben opgevangen en die dat eigenlijk niet meer willen of kunnen volhouden. In het slechtste geval komt iemand op straat te staan, met alle gevaren van uitbuiting en misbruik van dien. De afgelopen zomer bivakkeerde “Albert, een uitgeprocedeerde vluchteling uit West-Afrika” wekenlang in een Leids park omdat STUV en de gemeente hem weigerden op te vangen. Zijn zaak kwam aan de orde in het Bakkerij-berichtenblad nr. 49 van november 2017. Gelukkig besloot het diaconaal centrum om hem onderdak te geven. Albert kwam ook bij De Fabel over de vloer. Het was niet de eerste keer en ook niet de laatste keer dat Fabel-medewerkers ten einde raad met mensen zonder papieren bij De Bakkerij hebben aangeklopt. Maar dat is een kerkelijke organisatie met maar beperkte opvangplekken. En dat terwijl Leiden een gemeentelijke bbb-opvang heeft en politici en bestuurders lopen te pronken met “in Leiden hoeft niemand op straat te staan”. Het is toch van de zotte dat de opvang van een particuliere instelling dan nog steeds nodig is, sterker nog, regelmatig vol zit, zoals blijkt uit de nieuwsbrief van De Bakkerij.

Het is de staat, en daarmee de gemeente Leiden, die de verantwoordelijkheid moet nemen voor de inwoners van Leiden, of die inwoners nu zonder papieren zijn of mensen zonder papieren opvangen. Of mensen zonder papieren al jarenlang in Leiden verblijven of nog maar kort in Leiden zijn, steeds geldt: hier op straat staan, is hier op straat staan. Als iemand nergens een beroep kan doen op “binding”, omdat die persoon nergens voor langere tijd kon verblijven, dan is de situatie uitzichtloos. En juist over die uitzichtloosheid hebben mensenrechtenorganen zich uitgesproken. Hier moet de staat inspringen, en niet afschuiven, niet wegkijken. Mensen in een uitzichtloze situatie moeten onderdak, eten en kleding krijgen. Het is een mensenrechtenschending om hen dat te onthouden.

Wie loopt te pronken met slogans als “Leiden, stad van vluchtelingen”, die moet heel wat meer gaan doen voor mensen zonder verblijfsrecht dan nu het geval is. In een “stad van vluchtelingen” behoort de lokale bbb-opvang open te blijven, zonder toepassing van het “Leidse binding”-criterium, zelfs als dat tegen de zin van de landelijke overheid is. Leiden moet zijn nek uitsteken, de rug daarbij rechthouden en de zorgplicht voor alle inwoners van de stad serieus nemen. De Fabel van de illegaal pleit er dan ook voor dat álle mensen zonder verblijfsrecht die in Leiden om hulp vragen, worden toegelaten tot de bbb-opvang, zo lang als dat voor hen nodig is.

Mariët van Bommel