Hoe Nederland zijn strafkamp in Nieuw-Guinea trachtte te vermommen
Boven-Digoel was in alle opzichten de perfecte gevangenis. Alleen, het was geen gevangenis. De juridische definitie daarvan is: een plek waar veroordeelde misdadigers hun straf uitzitten. Maar de geïnterneerden van Boven-Digoel hadden geen enkele wet overtreden. Daardoor is Boven-Digoel vergelijkbaar met een concentratiekamp, zoals de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog inrichtten in Amersfoort en Vught, ofwel, zoals Van Dale het woord beschrijft, een “afgesloten kamp waar aan het gezag onwelgevallige of gestrafte personen in barakken gevangen gehouden worden”. Maar ook met de laatste gevangenen die in Guantánamo Bay verblijven: ze zitten vast vanwege hun veronderstelde sympathie of betrokkenheid bij radicaal-islamitische terreur, hoewel er onvoldoende bewijzen zijn om hen te veroordelen. Volgens Klaas Stutje, werkzaam bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, past het kamp in het straf- en penitentiaire systeem van die tijd, en valt het tegelijkertijd erbuiten. Stutje, die onderzoek doet naar dwangarbeid en gevangenissen in Nederlands-Indië, wijst erop dat de term concentratiekamp in de jaren twintig, vroege jaren dertig, vooral geassocieerd werd met kampen die de Britten erop nahielden tijdens de Boerenoorlogen in het Zuid-Afrika van vlak voor de eeuwwisseling. Boven-Digoel was in elk geval geen vernietigingskamp, zoals Auschwitz in Polen, wat tegenwoordig vaak foutief als synoniem van concentratiekamp wordt gebruikt. Het doel was vooral isoleren en psychisch breken, aldus Stutje. Verbanning was bovendien niet ongebruikelijk in het Nederlandse juridische systeem.
Karin Amatmoekrim in Hoe Nederland zijn strafkamp in Nieuw-Guinea trachtte te vermommen (Decorrespondent)