De gele hesjes bezien vanaf mijn werkplek
Ik woon in Parijs en begeleid toeristen die bustours door de stad maken. De eerste man op mijn werk die de gele hesjes noemde, was een buschauffeur. Hij is vooral racistisch en xenofoob, maar staat tegelijkertijd vijandig tegenover zijn voormannen en de baas, in zeer rechtse anti-kapitalistische zin. Op dat moment (in oktober) waren de gele hesjes nog niet de lieveling van de media geworden. In het begin dacht ik dat het een beweging was tegen de maximumsnelheid, want die is onlangs verlaagd en veel automobilisten waren er ontevreden over.
Ik zag deze bestuurder herhaaldelijk zijn collega’s opbellen om hen aan te zetten tot het dragen van een geel hesje, om te stemmen op internet of Facebook, of om enkele mysterieuze websites of Facebook-groepen te bezoeken. De buschauffeurs (althans degenen die niet in dienst zijn van uitzendbureaus en dat zijn er vrij veel) verdienen 2.500 euro per maand en hebben allerlei ‘voordelen’ (ze krijgen bijvoorbeeld 18 euro voor hun maaltijden in het restaurant terwijl wij, de begeleiders van de toeristen, slechts 5 euro per maaltijd krijgen: de prijs van een broodje) vanwege hun goede cao en sociale wetgeving die bus- en vrachtwagenchauffeurs ‘beschermt’… tot nu toe. Ze wonen allemaal in de buitenwijken en reizen minstens een uur met de auto naar en van hun werk, ’s morgens om hun bus in de garage op te halen en ’s avonds, of midden in de nacht, om hem weer terug te brengen.
Ik weet niet of de buschauffeur actief lid is van het Front National (inmiddels Rassemblement National, RN). Hij verdedigt in ieder geval wel perfect de lijn van deze partij: hij steunt de Frexit, is tegen immigratie, tegen belastingen, tegen buitenlandse buschauffeurs, tegen de Roma die op alle toeristische plaatsen geld bedelen, tegen president Macron en de Parijse burgemeester Hidalgo,(1) enzovoorts. Deze buschauffeur en andere vertelden me vervolgens over de sociale netwerken die deze gele hesjes-beweging structureren, en over de sociale netwerken die voor hen de enige zijn die “de waarheid vertellen”.
Hij is niet de enige die zo denkt. Een van mijn collega’s, een lid van de Parti de Gauche (PG, de partij van Jean-Luc Mélenchon, een sociaal-chauvinistische afsplitsing van de Parti Socialiste), zei tegen me: “Ik lees nooit kranten en kijk nooit televisie omdat het allemaal leugenaars zijn”. Toen ik hem een artikel uit de mainstream krant Le Monde liet zien, waarin de conservatieve of extreem-rechtse standpunten van de initiatiefnemers van deze beweging werden beschreven, antwoordde hij vanzelfsprekend: “Oh ja, dat verbaast me niets van Le Monde!”.
Ik stuitte op dezelfde soort vijandige reacties bij enkele radicaal-linkse kameraden. Die noemden me een “samenzweringstheoreticus” of een “defaitist” omdat ik wees op de dubbelzinnigheden van deze beweging en haar pseudo-spontane vormen van ‘organisatie’.
Maar ik denk niet dat ik samenzweringstheorieën steun wanneer ik de invloed benoem van de sociale netwerken op de mentaliteit, op de politieke opvattingen van “het volk”, deze nieuwe en bewonderenswaardige sociale hoofdrolspelers die worden gesteund door alle politieke tendensen, van uiterst links tot uiterst rechts, om nog maar te zwijgen van de dominante media (tv, radiozenders, kranten) die allemaal de gele hesjes omarmen. Iedereen die, net als ik, geboren is in de jaren 50 moet direct het verschil opvallen met “onze tijd”, waarin politieke discussies en engagement afhingen van directe persoonlijke en menselijke banden met de vakbondsmensen in je bedrijf, op je middelbare school of universiteit, met de actieve leden van de communistische of socialistische partij die in je buurt woonden, met degenen die wekelijks hun kranten verkochten op je lokale markt, enzovoorts.
Kracht en grenzen van sociale netwerken in kleine succesvolle strijden op mijn werkplek
Om de voordelen en de beperkingen van sociale netwerken uit te leggen, kan ik twee kleine, maar wel succesvolle, ‘campagnes’ beschrijven die recent op mijn werkplek plaatsvonden. We hebben de baas tot twee keer toe gedwongen om toe te geven aan onze eisen. We communiceerden daarbij onderling via WhatsApp en e-mail zonder dat we elkaar persoonlijk ontmoetten. Vervolgens schreven we twee verschillende collectieve brieven aan de baas, en die presenteerden we op bijeenkomsten van de baas met een afgevaardigde van een zeer ‘gematigde’ vakbond. Dat kwam allemaal niet voort uit een samenzwering door een kleine groep activisten, de meeste van mijn collega’s zijn niet eens lid van een bond of partij. Nee, het was gewoon een vorm van protest, een manier om onze individuele boosheid over onze werkomstandigheden samen te brengen, en die om te zetten in een soort stakingswaarschuwing, zonder dat er ooit een staking plaats hoefde te vinden in de echte wereld… En het werkte!
Tijdens beide ‘campagnes’ merkte ik dat degenen die het meest gewelddadig overkwamen, in ieder geval in verbaal opzicht, ook precies degenen waren die niet wilden dat we elkaar in real life zouden ontmoeten en die zich zeer op hun gemak voelden op WhatsApp. Terwijl de meer gematigden, en degenen die zoals ik meer geneigd zijn om met elkaar te zoeken naar een gezonde consensus, er de voorkeur aan geven om elkaar echt te ontmoeten en te discussiëren om er zeker van te zijn dat we echt allemaal instemmen met een staking in het geval onze baas niet zou terugdeinzen. Dit zijn typisch de kracht en de grenzen van een strijd gebaseerd op de sociale netwerken in een bedrijf met 200 arbeiders, waaronder minder dan 20 direct betrokkenen en waarbij ‘gemobiliseerd’ werd in de virtuele ruimte. Je kunt je dus voorstellen hoe zo’n op Facebook gebaseerde ‘beweging’ een heel land kan beïnvloeden, als het niet gaat om een kleine groep van 20 mensen (zoals in mijn bedrijf) maar om tientallen Facebook-groepen, elk ondersteund door tienduizenden mensen. Groepen geïnitieerd en gemodereerd door reactionairen die beweren “apolitiek” (2) en tegen de vakbonden te zijn. Bolsonaro en Trump gebruikten deze communicatietechnieken om aan de macht te komen, maar blijkbaar herkent links deze methoden niet als ze recht voor hun neus worden ingezet.
Mensen hersenspoelen via Facebook
De macht die een groep (of een persoon) heeft wanneer zij een ‘beweging’ initieert in cyberspace is enorm. Haar Facebook-‘vrienden’ beginnen te geloven dat haar taal, haar ideeën, echt van henzelf zijn, terwijl die in werkelijkheid van die groep komen, die hun gedachten modelleert door discreet bepaalde reactionaire woorden en ideeën in te brengen. Voor alle activiteiten van de gele hesjes werd opgeroepen via sociale netwerken. De thema’s, de slogans, alle essentiële discussies kwamen tot stand op sociale netwerken. Pas daarna ontmoetten de mensen elkaar in de echte wereld. De vraag is: als mensen gehersenspoeld worden door ‘communities’ van ‘vrienden’ op Facebook, op welke magische wijze kunnen ze dan weer afkomen van alle reactionaire ideeën die ze eerder op Facebook deelden? Gewoon door elkaar face-to-face te ontmoeten in een demonstratie of op een wegblokkade?
De meeste trotskistische, anarchistische en autonome of insurrectionalistische groepen beantwoorden die vragen min of meer op dezelfde manier: “Nou, dat is eenvoudig: ze zullen van gedachten veranderen door te praten met ons. Wij hebben immers de juiste ideeën en/of het juiste programma”. Enig scepticisme is gerechtvaardigd over dit gelukzalige optimisme, ook omdat de Nuits debout-manifestaties van 2016, die voor een deel uit uiteenlopende sociale kringen voortkwamen, niets hebben voortgebracht, ook al werden ze destijds enthousiast en kritiekloos gesteund door de meeste linkse stromingen.
Uiteraard kunnen we allemaal hopen dat ‘spontane’ ontmoetingen in de echte wereld tussen de gele hesjes en hun linkse sympathisanten wonderen zullen verrichten. Maar ik zie in ieder geval op mijn werk, met mijn collega’s met wie ik vaak spreek, geen enkele vooruitgang. Ze komen nog steeds met dezelfde reactionaire ideeën over “de kaste”, een begrip dat zowel gebruikt wordt door extreem-rechts als door de PG en haar Insoumises,(3) en over ‘het feit’ dat president Macron zijn orders krijgt van het financiële kapitaal van het IMF of de Wereldbank. Kortom, de basale, simplistische ideologie van de anti-globaliseringsbeweging, maar ook die van de Insoumises, de PG én de RN.
De kameraden die fascistische kringen, en meer in het algemeen patriottische kringen,(4) in de gaten houden, zien dat de meest gepolitiseerde reactionairen (de pure fascisten, de leden van de RN, Debout la France en de Identitairen,(5) enzovoorts) kiezen voor populaire thema’s (maximumsnelheid, flitspalen, ‘ecologische’ maatregelen om het verkeer in Parijs of elders te beperken, verhoging van de benzineprijs, enzovoorts) om debatten op gang te brengen of campagnes te lanceren, meestal met neutrale of zelfs linkse namen, zoals de website “participerende democratie” die in november 2018 door Justitie werd geblokkeerd vanwege zijn racistische, antisemitische en homofobe inhoud.
Al in 2010 zagen we daarvan een goed voorbeeld met Riposte Laïque (Seculiere Tegenstoot), een kleine groep onder leiding van voormalige trotskistische, feministische en Communistische Partij-activisten, die de kwestie van de islamitische “straatgebeden” in het 18e arrondissement van Parijs op het internet en op sociale netwerken politiseerde. Hun virtuele agitatie haalde uiteindelijk de voorpagina’s van de kranten. RN-leider Marine Le Pen en mainstream rechts pakten deze reactionaire strijd op en begonnen te praten over moslims als een “invasie”…
Na 17 november, toen de eerste gewelddadige confrontaties plaatsvonden in de buurt van het presidentieel paleis, en nog meer na 24 november, had de meest reactionaire buschauffeur op mijn werk, degene die als eerste tegen zijn collega’s over de gele hesjes begon, een perfecte verklaring: “De media beschuldigen extreem-rechts, maar in feite is het de verantwoordelijkheid van de linkse partijen”. Het zal ons toch niet verbazen dat fascisten allerlei gekke geruchten verspreiden?
Kortom, de Lepénisten, de nationaal-populisten en de fascistische activisten verbergen hun extreem-rechtse meningen niet in hun werkomgeving. Ze dringen er bij hun collega’s op aan om deel te nemen aan de gele hesjes-beweging, maar daarna zeggen ze, met hun hand op het hart: “Maar extreem-rechts is nergens verantwoordelijk voor”.
Het is walgelijk, maar het werkt.
Ik ontken de woede niet van de mensen die meedoen of sympathiseren met de gele hesjes-beweging. Maar ik denk niet dat die beweging kan leiden tot iets positiefs, vooral niet omdat er ook geëist wordt dat niet-erkende vluchtelingen gedeporteerd moeten worden en dat uitkeringen door de staat moeten worden afgeschaft. Ze eisen niet eens de vrijlating van hun Facebook-‘vrienden’ wanneer die worden gearresteerd door de politie en veroordeeld door de rechter. Sterker nog: ze proberen allerlei excuses te vinden voor het politiegeweld tegen henzelf!
Links heeft geen idee hoe die sociale media werken, in tegenstelling tot de fascisten die begrijpen hoe je daar mensen op ‘slimme’ manieren kunt beïnvloeden. Volgens een kameraad die de sociale media onderzoekt, is het de zogenaamde middenklasse die de sociale media domineert. Die klasse is gefascineerd door de rechterzijde van de sociale media en leeft in de veronderstelling dat het de echte stem “van het volk” is De beheerders van rechtse groepen op bijvoorbeeld Facebook doen het ook graag zo voorkomen. Maar men snapt niet dat de leiders en woordvoerders die opduiken op sociale media ‘gewoon’ van dezelfde klasse zijn als henzelf, en dat de gele hesjes daarom ook dezelfde problemen hebben als zijzelf. Maar beide vleugels van de middenklasse staan mijlenver af van de arbeidersklasse, waarvan de rechtsen roepen de woordvoerders te zijn. Waar het op neerkomt, is een onbewust naar elkaar toegroeien van de rechter- en linkerzijde van de middenklasse.
Maar laten we teruggaan naar enkele fundamentele politieke kwesties
Tot slot moeten we misschien terugkeren naar wat ons interesseert, namelijk een sociale revolutie, om niet te zeggen een socialistische revolutie.
– Als men een leninistisch of crypto-leninistisch perspectief verdedigt (men moet een partij opbouwen om de revolutie te winnen), dan is het duidelijk dat men zich richting elke beweging kan haasten. Het doel is dan, in het slechtste geval, om enkele sympathisanten of toekomstige activisten te rekruteren. In het beste geval is het doel om de leiding van de beweging op zich te nemen, en om dan een gewapende confrontatie met de staat uit te lokken. En als men deze keer verliest is dat niet erg, want dat zal voor het proletariaat weer nieuwe ervaringen opleveren.
– Als men een anarchistisch perspectief verdedigt, gelooft men over het algemeen dat de staat zwak is en vanzelf zal instorten (net als veel linkse partijen willen Franse anarchisten, als ze optimistisch zijn, niet teveel nadenken over hoever de staat zich ontwikkeld heeft, met al haar verfijnde middelen om de bevolking te controleren, en willen ze liever geloven dat de staat vanzelf zal instorten).
– Als men een insurrectionistisch of autonoom perspectief verdedigt, dan gelooft men dat “men” de macht zal grijpen via de wapens, zonder enige voorbereiding, en dat de staat uit zichzelf zal instorten.
– Als men een niet-interventionistisch perspectief verdedigt, en gelooft in de macht van arbeidersraden, dan gelooft men dat de arbeidersklasse alle antwoorden al in handen heeft, als een orakel van Delphi, en is het dus voldoende om af te wachten tot die antwoorden gevonden zijn…
Er hebben zich al veel revoluties, opstanden en rellen voorgedaan en er zullen er in de komende jaren nog veel volgen. De echte vraag is om na te denken over hun betekenis.
Ik geloof niet dat er sprake kan zijn van een socialistische revolutie
– buiten de belangrijkste plaatsen van productie om, ook al zijn er in Europa geen grote concentraties van arbeiders meer in dezelfde gigantische fabrieken of kantoorgebouwen. Van de autonomen en insurrectionalisten tot de trotskisten, bijna allemaal hebben ze (officieel of onofficieel) de ideologie van de pleinrevoluties overgenomen, van de straatrellen die de staat mechanisch neerhalen of reformisten aan de macht brengen die dan op hun beurt omvergeworpen of politiek geëlimineerd moeten worden.
– zonder een aanzienlijke stijging van het bewustzijn van de arbeiders (en niet alleen van “het volk”). Dat veronderstelt intense politieke discussies, duurzame vormen van democratische organisatie, enzovoorts.
– zonder het bestaan van uiteenlopende revolutionaire organisaties die in de arbeidersklasse zijn geworteld en die duidelijke ideeën hebben over wat socialisme is.
Als aan deze drie minimumvoorwaarden niet wordt voldaan, en dat is momenteel nergens op deze planeet het geval, dan kunnen we getuige zijn van ernstige politieke crises (zoals in Frankrijk in de komende maanden), maar zeker niet van sociale of socialistische revoluties.
Yves Coleman
((Dit oorspronkelijk Franstalige artikel verscheen op 9 december 2018 op de website Ni Patrie ni Frontières onder de titel “Les Gilets jaunes…vus de mon boulot”. Het is vertaald, in overleg met de auteur licht bewerkt, en voorzien van enige links, door Eric Krebbers.)
Noten
1. Anne Hidalgo is de burgemeester van Parijs en het doelwit van een obsessieve en seksistische haat onder de Parijse toeristische professionals, vanwege de sluiting van de weg langs de oevers van de Seine, boetes opgelegd aan buschauffeurs, enzovoorts.
2. Op 3 december verklaarde gele hesjes-woordvoerder Laetitia Dewalle in het programma “Edition spéciale”, van staatszender France 2, dat ze van “alle politieke partijen” kwamen en hun “politieke labels terzijde hadden gelegd” om deze beweging te organiseren. Het is zeker geen “apolitieke” beweging dus, in tegenstelling tot de mythen die door de linkse partijen en de media worden verspreid.
3. De Insoumises of France Insoumise zouden een beweging vormen, terwijl de Parti de Gauche een partij is. Maar beide zijn ondemocratische structuren rond Jean-Luc Mélenchon en zijn naaste aanhangers.
4. De sociale netwerken waar fascisten, extreem-rechtsen, nationalistische populisten en klassiek rechts onder een patriottische maskers opereren.
5. Debout la France is een extreem-rechtse ‘souvereinistische’ groep. De identitairen zijn een kleine, maar vrij inventieve groep jongeren die actief zijn tegen de zogenaamde “islamisering” van Frankrijk en ook opkomen voor enkele regionale doelen in Zuid-Frankrijk. Sommigen van hen zijn ook actief bij RN of werken voor gemeenten die in handen zijn van RN.