Sawahlunto: de hel op aarde als Werelderfgoed

De NOS bracht het nieuws op zondag 7 juli met trots: “Nederlands erfgoed Indonesië op Unesco-lijst”. Weinig mensen zullen vermoedelijk van de mijnstad Sawahlunto, op zo’n 90 km van Padang op Sumatra, hebben gehoord, maar, zo stelde Jean-Paul Corten, beleidsmedewerker bij Dutch Culture en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, al in een artikel in Monumentaal van vorig jaar: “Wie Nederlands mijnerfgoed wil zien, moet niet naar Zuid-Limburg, maar naar Sumatra”. Hij schreef verder: “Met zijn functionele planning heeft het stadje nog altijd het karakter van een company town”. Corten, het AD en het online geschiedenismagazine Historiek vermeldden ook nog even terloops in hun artikelen dat er in het stadje ook een gevangenis verrees. Want, zo stelden zij, in de mijnen werkten immers veel detineerden en zij waren het die het zware werk deden. Het NRC vermeldde dit gegeven helemaal niet. In de nieuwsberichten lag overal het accent op het knap staaltje Nederlandse ingenieurswerk dat de bouw van de mijnen en de aanleg van de spoorlijn voor de ontsluiting van de steenkolen waren (…) Tegen 1921 kenden de Ombilinmijnen 11.046 arbeiders waarvan een klein deel vrije werknemers waren, maar het overgrote deel Javaanse dwangarbeiders en uit China en Java geronselde contractarbeiders, soms nog heel jong. Die laatste werknemers vielen onder de koelie-ordonnantie. Dit betekende dat de Europese opzichters dankzij wetgeving, de zogenaamde “poenale sanctie” van 1880, in staat waren eigen rechter te spelen over deze mensen. Dit nam in Sawahlunto ongekende proporties aan. Het percentage mensen dat ten slachtoffer viel aan de gebruikelijk wijze van straffen, namelijk het krijgen van slaag met een rotan stok (de zogenaamde ‘rietslagen’), was ongewoon hoog. In 1925 werd bijvoorbeeld gerapporteerd dat 6,5% van alle dwangarbeiders geslagen werden. Contemporaine critici beweerden zelfs dat bij sommige gestraften hun zitvlak met jodium werd ingewreven om de pijn te vermeerderen, dat onwillige arbeiders op een elektrische tafel werden gelegd en dat er geschoten werd op vluchtende mensen “om er de schrik in te jagen”. Erman legt bloot hoe niet alleen Europese opzichters zich schuldig maakten aan het mishandelen van arbeiders, maar ook Indonesische opzichters en politiemensen om hun Europese leidinggevenden te plezieren. Ook werkten die samen met de lokale bevolking om gevluchte werknemers terug te brengen naar de mijnen. Daarvoor streken zij immers een premie op.

Caroline Drieënhuizen in Sawahlunto: de hel op aarde als Werelderfgoed (carolinedrieenhuizen.wordpress.com)