Gejuich in Nederland in 1965 na half miljoen vermoorde Indonesiërs
Meer dan een half miljoen doden was een acceptabele prijs om Indonesië te “redden van het communisme”, zo vonden ook Nederlandse commentatoren. Dieptepunt was een commentaar in De Telegraaf van Leonhard Huizinga (zoon van de historicus). Deze schreef in augustus 1966 dat de “massa-executies meer als een geweldig zoenoffer” dan als een een “wraakoefening” gezien moesten worden. Daarom zat voor de vaste Telegraaf-columnist “een sombere schoonheid in deze waarachtige zuiveringsactie”. Naast deze column stond een cartoon die minister van Buitenlandse Zaken Luns aanspoorde haast te maken met het aanbieden van economische hulp aan het nieuwe regime. De Telegraaf, normaliter geen sterk voorstander van dergelijke hulp, besefte dat buitenlandse steun de stabilisering van het nieuwe regime goed van pas zou komen. Veel aansporing had Luns trouwens niet nodig. In zijn memoires monkelde hij over de “heel knappe” wijze waarop Suharto president Sukarno terzijde had geschoven. Dat vergenoegen werd breed gedeeld in Luns’ KVP. In een “strikt vertrouwelijk” conceptrapport uit mei 1966 van de Indonesië-commissie van deze partij werd aangedrongen op steun aan het nieuwe regime. Dit als de “bekroning” van “meer dan drie eeuwen ‘Nederlands-Indische symbiose'”. De plotselinge machtswisseling werd beschreven als een plotselinge verandering in “een richting waarover wij ons slechts kunnen verheugen”. Dit zinsdeel is door iemand doorgestreept – “te open” en “bij publicatie schrappen” is er in de kantlijn bijgeschreven.
Alex de Jong in Gejuich voor een bloedbad (Konfrontatie)