Anti-fascisme voorbij machismo: gender, politiek en de strijd tegen het fascisme (deel 2)

Een vertaling in drie delen van de brochure “Anti-Fascism Beyond Machismo: Gender, Politics, and the Struggle Against Fascism” (pdf) uit 2019 van Petronella Lee. “Deze brochure verkent de politiek, praktijken, en geschiedenissen van fascisme en militant verzet met de nadruk op gender. Hij onderzoekt de gendergebonden dimensies van hedendaagse extreem-rechtse bewegingen en anti-fascistische strijd; presenteert een geschiedenis van de deelname van vrouwen aan anti-fascistisch verzet in de twintigste eeuw; en beschouwt de uitdagingen en mogelijkheden van het ontwikkelen van een expliciet feministisch anti-fascisme”, aldus de uitgever. Na deel 1, lees je hier deel 2 (en hier deel 3).

Deel 2 – Tegen helden: een onvolledige geschiedenis van anti-fascistisch vrouwenverzet

“Het verleden gaat niet voorbij; de doden zijn niet dood, want zij blijven ons ook nu nog beroeren (…). Deze geesten zijn niet opgestaan om te rusten, maar om te spreken op de wijze waarvoor zij werden gedood; met sommigen van hen moet opnieuw gestreden worden in onze harten.” (112)

Zolang er fascisme is geweest, is er anti-fascistisch verzet geweest, en vanaf het begin tot nu hebben vrouwen en homo’s daar actief aan deelgenomen. Deze geschiedenissen worden echter stelselmatig verdoezeld en terwijl er veel gesproken wordt over het anti-fascisme van onze “grootvaders”, wordt er veel minder gesproken over het anti-fascisme van onze grootmoeders. Over de politiek van de anti-fascistische geschiedenis merkt Richet op: “De meeste bronnen over de geschiedenis van het anti-fascisme gaan over de politieke ruimte die door mannen wordt ingenomen. Dat is het geval met de fascistische bronnen die uitgaan van de veronderstelling dat vrouwen geen autonome politieke subjecten kunnen zijn. Het is ook het geval met de bronnen die verzameld werden door de anti-fascistische groepen waarvan de mannelijke leiding dezelfde veronderstellingen deelde.”(113) Dit heeft een impact op het anti-fascisme in ons huidig tijdsgewricht. Als mensen aan de term anti-fascist denken of die horen, dan is het beeld dat hen het meest te binnen schiet niet CeCe McDonald (iii) of een gewapende partizanenvrouw, maar een generieke anti-racistische skinhead-kerel of misschien de anti-fascistische man zoals afgebeeld op klassieke propagandaposters met geweer, sikkel en hamer in de hand. Tegen dergelijke tendensen in, beschouwt dit hoofdstuk de gendering van de geschiedenis en verkent het de deelname van vrouwen aan het anti-fascistisch verzet tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Het is niet de bedoeling een uitputtend verslag te bieden, maar om een momentopname te tonen van een geschiedenis die te vaak wordt vergeten, en daarbij het dominante beeld van de anti-fascistische held aan de kaak te stellen. Voor zover een dergelijk beeld verankerd is, belemmert het slechts acties en beperkt het de mogelijkheden.

Gender, geheugen en de verhalen die we vertellen

De verhalen, en nog belangrijker: de geschiedenissen die we vertellen, doen ertoe – ze kaderen gebeurtenissen, plaatsen theorie in een context, en situeren subjecten. Anti-fascisme en anti-fascistische geschiedenis zijn niet genderneutraal, en ook niet neutraal wat ‘ras’ of klasse betreft. Gender speelt een grote rol in hoe we denken over anti-fascisme en hoe de geschiedenis ervan wordt verteld. De geschiedenis van de anti-fascistische strijd wordt afgeschilderd als de geschiedenis van grote momenten en nog grotere mannen. Het is een geschiedenis van de heldhaftige en noodzakelijkerwijs mannelijke subjecten die het aandurfden terug te vechten tegen de kolos van het fascisme. Als vrouwen of homo’s al voorkomen in deze geschiedenissen, worden ze voornamelijk gepresenteerd als secundaire personages – als minder belangrijke deelnemers, romantische partners, of toeschouwers. Op het gebied van de revolutionaire geschiedenis is er een lange erfenis van vrouwenactiviteiten die worden afgedaan als: a) persoonlijke, privé-, en thuisaangelegenheden (bijvoorbeeld de broodrellen, diverse feministische campagnes, en zelfs de mars die de Russische Revolutie ontketende, enzovoorts, die worden afgedaan als thuisaangelegenheden, maar niet als gedisciplineerde politiek); of b) een irrationele/emotionele aangelegenheid (bijvoorbeeld – ze handelen vanuit een uitbarsting van emoties, en zijn dus geneigd tot spontaniteit, maar niet tot georganiseerde politiek). De betrokkenheid van vrouwen bij expliciet politieke bewegingen in de publieke sfeer, maar ook het dagelijkse ondersteunende, reproductieve en achter de schermen verrichte werk in de privésfeer, wordt eenvoudigweg genegeerd.(iv) Specifieke figuren en activiteiten worden verheerlijkt en geromantiseerd, terwijl andere worden verwaarloosd en gebagatelliseerd.

Deze gangbare benadering van de geschiedenis leidt tot het uitwissen van bepaalde ervaringen, het verloren gaan van hele geschiedenissen, en bovendien tot een scheef en onnauwkeurig beeld. Het ontstaan en de verspreiding van verhalen over radicale geschiedenis geven vorm aan onze collectieve politieke verbeelding, en beïnvloeden de gebeurtenissen en acties die wenselijk (en zelfs mogelijk) worden geacht. Ze dragen specifieke ideeën uit over wie telt als geschiedenis, wat telt als geschiedenis, en bij gebrek daaraan, wat telt als politiek werk en wie een politieke actor kan zijn. Kortom, geschiedenissen presenteren vaak een hiërarchie van wie en wat er toe doet, en wanneer de verslagen bijzonder genderspecifiek (en dus uitsluitend) zijn, staan ze in de weg van het bestrijden van een fascistische dreiging die is doordrenkt van vrouwenhaat. Daarom is het belangrijk om naar de marges van de geschiedenis te kijken en naar alternatieve verhalen te zoeken.

Vrouwen tegen fascisme

Zoals al gezegd, hebben vrouwen, femmes en homo’s actief deelgenomen aan de anti-fascistische strijd zolang er fascisme bestaat. Hun betrokkenheid is even divers als uitgebreid, en elke poging tot een allesomvattend verhaal valt buiten de reikwijdte van dit stuk. Met dit in gedachten kies ik voor een smalle en onvermijdelijk beperkte benadering van de presentatie van de anti-fascistische geschiedenis. Hoewel de geschiedenissen van anti-fascistische vrouwen en homo’s vaak samenvallen, zijn het ook verschillende dingen en het zou onmogelijk zijn om beide te behandelen. De levendige erfenis van homo’s tegen het fascisme is een geschiedenis op zich.(v) Daarom concentreert dit hoofdstuk zich uitsluitend op vrouwen. Aan de hand van een kleine selectie casestudies uit Europa, Afrika en Noord-Amerika wordt ingegaan op het verzet van vrouwen tegen de opkomst van het fascisme na de Eerste Wereldoorlog. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, waren vrouwen betrokken bij alle aspecten van de historische strijd tegen het fascisme. Feministisch historica Ingrid Strobl legt uit: “Ze waren activisten in stedelijke brigades, de ondergrondse in het getto en in partizaneneenheden. Zij drukten en verspreidden de illegale pers; zij vervalsten papieren; zij vervoerden wapens en namen zelf deel aan gewapende acties. Zij organiseerden ondergrondse bewegingen en opstanden in getto’s; zij waren politieke kaderleden en militaire commandanten van groepen.” (114) Om dit verder te onderzoeken is het leerzaam om te kijken naar het verzet in Ethiopië, Spanje, en Joegoslavië.

In 1934 was Ethiopië een van de slechts twee Afrikaanse landen die niet door Europa waren gekoloniseerd.(115) Helaas zou dit niet zo blijven en in oktober 1935 vielen Mussolini’s troepen Ethiopië binnen. Nadat hij het jaar daarop de hoofdstad had veroverd, verklaarde Mussolini Ethiopië tot deel van het Italiaanse Rijk en luidde hij een periode van fascistische bezetting in. Het verzet tegen de bezetting, tegen het fascisme en tegen het kolonialisme begon onmiddellijk en duurde tot de verdrijving van Italië in 1941. Vanaf het begin namen vrouwen in grote getale deel aan de strijd en vervulden zij vele cruciale rollen. Over de deelname van vrouwen in deze periode zegt historicus Aregawi Berhe dat die van cruciaal belang was, en hij stelt dat, hoewel het moeilijk is om hun militaire bijdrage te beoordelen, “hun aanvullende ondersteunende activiteiten, spionage- en sabotageacties in sommige gevallen van doorslaggevend belang waren”.(116) Tijdens de bezetting werd de Ethiopian Women’s Volunteer Service Association (EWVSA) omgevormd tot “een clandestiene verzetsbeweging”.(117) Vrouwen die deel uitmaakten van de vereniging hielden zich bezig met een verscheidenheid aan activiteiten, variërend van het leveren van kleding, voedsel, verband en munitie aan degenen die in het veld vochten, tot het verschaffen van onderdak, het vervalsen van belangrijke documenten, het produceren van propaganda en het verzamelen van inlichtingen.(118) Sommige vrouwen werden kampvolgers: vrouwen die naar het front reisden en zorgden voor het onderhoud van de wapens, het voeden en de medische verzorging van de strijders.(119)

Andere vrouwen gingen betrekkingen aan met Italiaanse soldaten, en bedreven kunstig bedrog om de strijd te bevorderen. Vrouwen namen Italiaanse soldaten, waaronder hooggeplaatste officieren, als minnaars om een nepgevoel van vertrouwen op te bouwen en toegang te krijgen tot informatie en materiaal. Als de relatie eenmaal was aangeknoopt, maakten de vrouwen van de gelegenheid gebruik om wapens te stelen en het was niet ongebruikelijk dat deze vrouwen hun minnaars daarvoor vermoordden.(120) Dergelijke relaties werden ook gebruikt als sabotagemiddel: nadat ze hadden gedaan alsof ze overgelopen waren en hun trouw aan het fascisme hadden betuigd, voorzagen de vrouwen hun minnaar van valse informatie en wezen ze de Italianen in de verkeerde richting.(121) Vrouwen namen Italiaanse minnaars, vonden werk als huisbediende, of runden drankgelegenheden om inlichtingen en gevoelige informatie te verzamelen, zoals de locatie van wapen- en munitiedepots of plannen voor komende offensieven.(122) Naast deze rollen waren vrouwen ook actief betrokken bij het militaire aspect van de strijd. Sommige vrouwen werden guerrillastrijders en vochten op het slagveld, en sommigen leidden zelfs strijders en planden militaire operaties. Hoewel oorlogen in Ethiopië voornamelijk door mannen werden uitgevochten, werden vrouwen niet geheel van oorlogsvoering uitgesloten.(123) Wanneer bijvoorbeeld een vrouw of dochter – bij gebrek aan een mannelijke opvolger – het land en de wapens van de familie erfde “werd van hen verwacht dat zij de plichten vervulden die bij het land en de wapens hoorden, of het nu om militaire of administratieve plichten ging”.(124) Het was dus niet ongebruikelijk dat vrouwen een leidende militaire rol speelden. In deze context leidde een handvol vrouwen uit vooraanstaande families hun eigen legers, en nog veel meer vrouwen uit alle lagen van de bevolking namen de wapens op en sloten zich aan bij de guerrillaoorlog.(125)

De anti-fascistische/anti-koloniale strijd in Ethiopië veroorzaakte rimpelingen tot ver buiten de grenzen. In de Verenigde Staten leidde de invasie van Mussolini tot protesten, rellen en solidariteitscampagnes in het hele land. Massale demonstraties vonden plaats in New York en Chicago, straatgevechten braken uit tussen zwarte anti-fascisten en Italiaanse pro-fascisten, pickets werden gehouden bij het Italiaanse consulaat, pamfletten werden uitgedeeld, havenarbeiders weigerden Italiaanse schepen te laden, en inzamelingsacties werden georganiseerd.(126) Zwarte communisten richtten het Gezamenlijk Comité ter Verdediging van Ethiopië op en samen met andere Pan-Afrikaanse groepen namen zij het voortouw in de activiteiten.(127) Crabapple merkt op: “Zwarte Amerikanen herkenden de gevaren van het fascisme in het buitenland al vroeg (…). Ze zagen Mussolini’s zwarthemden weerspiegeld in de witte kappen van de Klan, en Hitlers anti-Joodse geweld – weerspiegeld in het systematische geweld van Jim Crow”. (128) Vrouwen in de Amerikaanse Communistische Partij spraken zich uit tegen de bedreiging die het fascisme vormde voor de rechten van de vrouw en probeerden met de invasie van Ethiopië een interraciale alliantie te ontwikkelen om klassesolidariteit op te bouwen tegen het fascisme, en werkten met wisselend succes samen met zwarte organisaties om steun voor Ethiopië op te bouwen.(129) In Groot-Brittannië vormden zwarte burgerrechten- en anti-koloniale activisten de International African Friends of Abyssinia (IAFA) om het verzet tegen het fascisme in Ethiopië te bevorderen.(130) Zwarte radicalen in Amerika, Groot-Brittannië en elders legden verbanden tussen de strijd voor Ethiopië en hun eigen ervaringen, en ontwikkelden een analyse van anti-fascisme, geworteld in zwart internationalisme, anti-kolonialisme en anti-imperialisme.(131) Verschillende leden van de Abraham Lincoln Brigade (vi) kwamen naar Spanje als gevolg van hun activisme ter ondersteuning van Ethiopië. Salaria Kea bijvoorbeeld – de enige zwarte vrouw in de Brigade – zamelde geld in voor Ethiopische ziekenhuizen en toen haar aanvraag om dienst te nemen in het Ethiopische leger werd afgewezen, nam ze de boot naar Spanje.(132)

In juli 1936 begon generaal Francisco Franco een militaire opstand tegen de republikeinse regering van Spanje. De initiatiefnemers verwachtten een snelle overwinning. De staatsgreep werd echter beantwoord met een spontane opstand en Spanje werd in een burgeroorlog gestort. In veel van de belegerde steden plunderden gewone burgers lokale wapenmagazijnen, eisten wapens op en kwamen in verzet tegen de fascisten. Tijdens deze eerste dagen van volksverzet namen vrouwen deel aan de bestorming van kazernes om wapens te bemachtigen, ze bouwden barricades en namen deel aan gewapende straatgevechten.(133) De Spaanse Burgeroorlog was niet alleen een strijd tegen het fascisme, maar ook een zeer omstreden strijd voor revolutie. Anarchisten en dissidente marxisten probeerden de anti-fascistische strijd te combineren met de strijd voor bredere revolutionaire verandering, terwijl communisten en socialisten dergelijke standpunten verwierpen en betoogden dat het noodzakelijk was de oorlog uitsluitend in termen van anti-fascisme te voeren. Dit conflict leidde tot wat Nash een “burgeroorlog binnen de burgeroorlog” noemt.(134) In deze context bevonden vrouwen zich in wezen in een strijd op drie fronten – vechten tegen fascisme, vechten om anti-fascistische krachten in de richting van een revolutionaire oriëntatie te duwen, en ten slotte vechten om revolutionaire krachten genderbevrijding serieus te laten nemen. In reactie hierop werden vrouwenorganisaties opgericht om de anti-fascistische zaak te steunen, terwijl ze ideeën van revolutionaire verandering bevorderden die vrouwenemancipatie omvatte.

Mujeres Libres (Vrije Vrouwen), enkele maanden voor het uitbreken van de burgeroorlog opgericht, was een anarchistische organisatie die een eind wilde maken aan de ondergeschiktheid van vrouwen, en die vrouwen wilde mobiliseren om deel te nemen aan de strijd tegen het fascisme. Mujeres Libres begon met slechts een paar honderd leden en groeide tijdens de oorlog uit tot een organisatie van 20.000 tot 60.000 vrouwen.(135) De leden van de organisatie waren actief in alle aspecten van de burgeroorlog, van het vechten in de frontlinies en het helpen van gewonden tot het onderhouden van collectieve keukens, het organiseren van scholen voor vluchtelingen en het voeren van politieke debatten. Centraal in Mujeres Libres, en dat wat hen uniek maakte, was de nadruk op organisatorische autonomie. De oprichters van Mujeres Libres waren allen militanten in de bredere anarcho-syndicalistische beweging die “vonden dat de bestaande organisaties van die beweging ontoereikend waren om de specifieke problemen aan te pakken waarmee zij als vrouwen werden geconfronteerd, zowel in de beweging zelf als in de maatschappij in het algemeen”.(136) De organisatie was gebaseerd op de overtuiging dat vrouwen aparte organisaties nodig hadden om hun specifieke behoeften aan te pakken en uiteindelijk hun capaciteiten op te bouwen om in te grijpen in het politieke landschap en dat mede vorm te geven. Om dat te bereiken nam de organisatie een verscheidenheid aan initiatieven, waaronder: de publicatie van een regelmatig verschijnend tijdschrift gericht op politieke bewustwording; het organiseren van lessen om analfabetisme te overwinnen; het faciliteren van discussiegroepen om onwetendheid aan de kaak te stellen; het openen van gezondheidsklinieken voor vrouwen; en het aanbieden van industriële en commerciële stages.(137) Politieke instructie en basisonderwijs waren bedoeld om de culturele en seksuele ondergeschiktheid van vrouwen aan te pakken, en beroepsopleidingen waren bedoeld om vrouwen te helpen hun economische ondergeschiktheid te overwinnen door hun kansen op werk te vergroten.

Naast het aanvechten van de ondergeschiktheid van vrouwen waren de initiatieven van de organisatie gericht op het rekruteren van vrouwen voor de anti-fascistische beweging en het creëren van een bewuste kracht van vrouwen die voorbereid waren op de “sociale revolutie”. Om deze kracht op te bouwen legde de organisatie de nadruk op twee onderling verbonden doelen en overeenkomstige programma’s: capacitación en captación. Het eerste, capacitación, hield zich bezig met “het voorbereiden van vrouwen op revolutionair engagement”.(138) In verband met de hierboven geschetste onderwijs- en bewustwordingsactiviteiten richtte capacitación zich op de empowerment van vrouwen, zodat zij vertrouwen zouden krijgen in hun capaciteiten, hun potentieel zouden herkennen, en uiteindelijk “zichzelf zouden zien als bekwame historische actoren”.(139) Deze nadruk op persoonlijke ontwikkeling, individuele groei, en het opbouwen van capaciteiten was het resultaat van de strijd niet alleen in kwantitatieve termen zien, maar ook in kwalitatieve termen. Het tweede punt was captación, dat zich bezighield met “het actief opnemen van de vrouwen in de libertaire beweging”.(140) In de praktijk betekende dit dat er gewerkt moest worden aan het vergroten van de deelname van vrouwen in andere, grotere revolutionaire organisaties. Terwijl Mujeres Libres met vrouwen samenwerkten om in hun dagelijkse materiële behoeften te voorzien, creëerden ze de voorwaarden die nodig waren om meer van hen in de kringen van de revolutionaire politiek te brengen.

In het voorjaar van 1941 werd het koninkrijk Joegoslavië bezet en opgedeeld door de As-strijdkrachten. Een deel van het land werd bezet door Duitse troepen, terwijl andere gebieden werden bezet door Bulgaarse, Hongaarse en Italiaanse troepen, en Kroatië werd een marionettenstaat van de nazi’s die werd bestuurd door een plaatselijke fascistische militie.(141) In reactie hierop ontstond een door communisten geleide verzetsbeweging en werd het Nationaal Bevrijdingsleger gevormd.(142) Vanaf het begin van het conflict, en ook tijdens de rest van het conflict, speelden vrouwen een grote rol in het partizanenverzet. In de woorden van een wetenschapper: “De massale deelname van vrouwen aan het door de communisten geleide Joegoslavische partizanenverzet is een van de meest opmerkelijke verschijnselen van de Tweede Wereldoorlog.”(143) Bonfiglioli beschrijft de bijdrage van vrouwen als “ongekend in Europa” en legt uit dat “op een bevolking van zestien miljoen (…) in officiële verslagen melding wordt gemaakt van honderdduizend vrouwen die als partizanen vochten, en twee miljoen vrouwen die op verschillende manieren deelnamen aan de ondersteuning van de Nationale Bevrijdingsbeweging. Men heeft berekend dat ongeveer vijfentwintigduizend vrouwen sneuvelden in de strijd, en dat ongeveer tweeduizend vrouwen de rang van officier bereikten”.(144) Hoewel opmerkelijk, is de bijdrage van vrouwen als strijders slechts een deel van een veel groter geheel. Vrouwen namen op verschillende manieren deel aan de anti-fascistische strijd. Zelfstandig handelend leidden vrouwen voedselrellen tegen de wijdverspreide honger die werd veroorzaakt doordat de voedselvoorraden van het land werden geëxporteerd naar het Derde Rijk.(145) Boerenvrouwen, die verder geen contact hadden met de buitenwereld, gaven informatie door aan partizanen over vijandelijke troepenbewegingen en spionnen, maar oogstten ook gewassen voor buren die aan het front waren of in de gevangenis zaten.(146) Naast het belangrijke werk in de landbouw, verzorgden veel van deze vrouwen ook gewonde partizanen, zorgden ze voor wezen en gaven ze onderdak aan mensen die op de vlucht waren.(147) Als deel van organisaties en collectieven die officieel verbonden waren met de verzetsbeweging, namen vrouwen nog veel meer taken op zich.

Kort na de vorming van het Nationale Bevrijdingsleger werd het Antifascistisch Vrouwenfront (AFZ) opgericht. Het AFZ, een specifieke vrouwenorganisatie, werd opgericht als een orgaan van de Joegoslavische Communistische Partij en had een tweeledige taak: het mobiliseren van “een grote massa vrouwen in de strijd tegen de Duitse bezetting en ter ondersteuning van de gevechtsactiviteiten en andere activiteiten van de Bevrijdingsbeweging”.(148) In steden en dorpen in het hele land werden anti-fascistische vrouwencomités opgericht en de leden wierven in zowel bevrijde als niet-bevrijde gebieden nieuwe vrouwen aan voor de organisatie.(149) Eenmaal lid, was het werk dat de vrouwen op zich namen veelomvattend en varieerde het van typische seksegebonden taken zoals naaien en de was doen, tot spionage en sabotage. De vrouwen breiden sokken en truien, naaiden uniformen, maakten schoenen voor de troepen en herstelden en wasten hun kleding.(150) Ze verzamelden voedsel, kleding, medische voorraden, geld, wapens en munitie.(151) Ze maakten schuilplaatsen gereed voor partizanen die op de vlucht waren, “zorgden voor de families van de gearresteerden en organiseerden ontsnappingen uit de gevangenis”.(152) Vrouwen traden op als koeriers en vervoerden belangrijke boodschappen, verboden literatuur, aanvalsorders, wapens en explosieven door het land.(153) Ze drukten ondergrondse kranten, publiceerden en verspreidden clandestiene anti-fascistische tijdschriften en beheerden illegale radiostations.(154) Ze groeven straten af om de beweging van fascistische tanks te belemmeren en dienden als bewakers in bevrijde dorpen.(155) Vrouwen vernielden wegen en spoorlijnen, sneden telefoonlijnen door, bliezen elektriciteitscentrales en andere strategische doelen op en verbrandden vijandelijke oogsten.(156) Ze namen ook rechtstreeks deel aan het front als verpleegsters, koks en gewapende strijders.(157)

Lokale AFZ-raden runden ziekenhuizen en weeshuizen, richtten openbare keukens in en organiseerden onderkomens voor vluchtelingen.(158) Ze hielden zich bezig met constructieve, sociaal nuttige projecten om de broodnodige diensten en zorg te verlenen. Naast het vergroten van de betrokkenheid van vrouwen bij de verzetsbeweging, zette de organisatie zich in voor de rechten van de vrouw en het bevorderen van politiek onderwijs.(159) Het AFZ had de “revolutionaire missie” om vrouwen te helpen transformeren in gelijkwaardige en verdienstelijke burgers van de toekomstige socialistische staat.(160) Dit betekende specifiek het werken aan het “uitbannen van analfabetisme onder vrouwen, het ‘verhogen’ van hun politieke bewustzijn, en het verzorgen van een professionele opleiding” zodat ze effectief konden deelnemen aan het proces van de opbouw van het socialisme.(161) Om dit te bereiken voerde de organisatie een uitgebreide alfabetiseringscampagne met cursussen waarin lezen en schrijven werd onderwezen in stedelijke gebieden, maar ook op het platteland.(162) Naast alfabetiseringscursussen gaf het AFZ algemene vormingscursussen over onderwerpen als hygiëne en gezondheid, eerste hulp en andere praktische vaardigheden.(163) Speciale politieke cursussen werden aangeboden voor meer “gevorderde” leden, en ze behandelden discussies over politiek, economie, geschiedenis en cultuur.(164) Tegelijk met de cursussen gaf het AFZ publicaties uit “die, naast hulpmiddelen voor de verspreiding van propaganda, educatieve stukken en politieke teksten in een eenvoudige, toegankelijke taal bevatten”.(165) Dit is een beperkt verslag – een klein handjevol voorbeelden uit een veel grotere geschiedenis. Desalniettemin zijn het krachtige voorbeelden die ons lessen, inspiratie en andere aanknopingspunten bieden voor anti-fascistisch verzet in onze huidige tijd. Om dit verder te onderzoeken, worden in het volgende hoofdstuk enkele van de belangrijkste inzichten die uit deze geschiedenissen kunnen worden gehaald, onder de loep genomen.

Deel 3 lees je hier.

Noten:

iii. Een zwarte trans vrouw werd aangevallen door een nazi in juni 2011. McDonald en een groep vrienden werden geconfronteerd met een andere groep mensen die racistische en transfobische opmerkingen naar hen uitbraakten. Een van de vrouwen uit de andere groep sloeg een glas in het gezicht van McDonald en sloeg haar. Nadat een gevecht tussen de twee groepen was uitgebroken, viel de ex-vriend van de vrouw McDonald, wier gezicht al bloedde van het glas, aan en gooide haar op straat. De man, met gebalde vuisten, begon McDonald te achtervolgen. Ze haalde snel een schaar uit haar tas en stak de man in de borst toen hij op haar af kwam. De man overleed. Later werd ontdekt dat hij een hakenkruis op zijn borst getatoeëerd had. Ze ging voor 19 maanden de gevangenis in, van een straf van 41 maanden, ondanks dat ze zich duidelijk had verdedigd tegen een racistische, transfobe nazi die haar leven bedreigde.

iv. Deze dynamiek wordt nog verergerd door het feit dat er over het algemeen minder documentatie is over de betrokkenheid van vrouwen. Vrouwen waren vaker analfabeet en dus niet in staat hun ideeën en ervaringen op te schrijven. En zelfs als ze al geletterd waren, was de kans kleiner dat ze de gelegenheid of de tijd hadden om hun gedachten op papier te zetten. Bovendien werd een groot deel van de anti-fascistische geschiedenis (althans in de periode rond de Tweede Wereldoorlog) opgetekend door traditionele politieke organisaties en hun leiders, waarvan vrouwen meestal waren uitgesloten.

v. Er zijn zoveel verbazingwekkende verhalen. Hoewel dit buiten het bestek van dit artikel valt, wilde ik toch ten minste één demonstratief voorbeeld vermelden. De Raad van Verzet was een groep in het Nederlandse anti-fascistische verzet. De groep was opgericht door de homoseksuele kunstenaar Willem Arondeus en bestond uit veel openlijk homoseksuele leden, waaronder de bekende lesbische celliste Frieda Belinfante. De groep ontplooide verschillende activiteiten, maar richtte zich vooral op het vervalsen van documenten voor de Joodse gemeenschap in Amsterdam, om hen te helpen aan de vervolging door de nazi’s te ontkomen. Hoewel ze aanvankelijk succes hadden met het vervalsen van documenten, stuitten ze uiteindelijk op een probleem – de vervalste documenten konden als vervalsingen worden ontdekt door ze te vergelijken met de gegevens in het archief van het Amsterdamse Openbaar Ministerie. Als reactie brandde de groep op een late avond het Openbaar Archief tot de grond toe af en vernietigde daarbij een belangrijk hulpmiddel dat door de nazi’s werd gebruikt om op Joden en andere “ontaarden” te jagen. Na deze sensationele daad werd de groep achtervolgd door de nazi’s en tragisch genoeg werden ze snel gearresteerd en geëxecuteerd. Vlak voor zijn executie sprak Willem Arondeus deze laatste woorden tot zijn advocaat: “Laat het bekend zijn dat homoseksuelen geen lafaards zijn”.

vi. Het bataljon Afro-Amerikaanse vrijwilligers dat naar Spanje reisde om zich te verzetten tegen het fascisme, en vocht in de Spaanse burgeroorlog.

Bronnen:

112. Anonymous. (2017). “The Unquiet Dead: Anarchism, Fascism, and Mythology”. P.7.

113. Richet, Isabelle. (2016). “Women and Antifascism: Historiographical and Methodological Approaches”. In Huge Garcia, Mercedes Yusta, Xavier Tabet & Cristiba Climaco (Eds.), “Rethinking Antifascism: History, Memory and Politics, 1922 to Present” (152-166). New York: Berghahn Books.

114. Strobl, Ingrid. (2008). “Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and German Occupation (1936-1945)”. Oakland: AK Press. P.XV.

115. Crabapple, Molly. (2017). “Hidden Fighters: Remembering America’s black antifascist vanguard”. The Baffler.

116. Berhe, Aregawi. (2003). “Revisiting resistance in Italian-occupied Ethiopia: The Patriots’ Movement (1936-1941) and the redefinition of post-war Ethiopia”. In “Rethinking Resistance: Revolt and Violence in African History”. Boston: Brill. P.87-115.P.100.

117. Ibid.

118. Ibid.

119. Adugna, Minale. (2001). “Women and Warfare in Ethiopia”. Organization for Social Science Research in Eastern and Southern Africa. Gender Issues Research Report Series – no.13.P.24.

120. Ibid, P.31.

121. Ibid, P.32.

122. Ibid.

123. Ibid, P.2.

124. Ibid, P.4.

125. Ibid, P.26.

126. Ibid.

127. Ibid.

128. Ibid.

129. Lynn, Denise. (2016). “Fascism and the Family: American Communist Women’s Anti-fascism During the Ethiopian Invasion and Spanish Civil War”. American Communist History, 15 (2): 177-190. P.179.

130. Srivastava, Neelam. (2006). “Anti-Colonialism and the Italian Left: Resistances to the Fascist Invasion of Ethiopia”. Interventions, 8 (3): 413-429. P.427.

131. Featherstone, David. (2013). “Black Internationalism, Subaltern Cosmopolitanism, and the Spatial Politics of Antifascism”. Annals of the Association of American Geographers, 103 (6): 1406-1420.

132. Crabapple, Molly. (2017). “Hidden Fighters: Remembering America’s black antifascist vanguard”. The Baffler.

133. Lines, Lisa. (2015). “Milicianas: Women in Combat in the Spanish Civil War”. Lanham: Lexington Books. P.49.

134 Nash, Mary. (1995). “Defying Male Civilization: Women in the Spanish Civil War”. Denver: Arden Press. P.63.

135. Ibid, P.78.

136. Ackelsberg, Martha. (1991). “Free women of Spain: Anarchism and the struggle for the emancipation of women”. Bloomington: Indiana University Press. P.115.

137. Ibid, P.135.

138. Ibid, P.147.

139. Ibid.

140. Ibid.

141. Bonfiglioli, Chiara. (2014). “Women’s Political and Social Activism in the Early Cold War Era”. Aspasia, 8:1-25.

142. Ibid.

143. Batinic, Jelena. (2009). “Gender, Revolution, and War: The Mobilization of Women in the Yugoslav Partisan Resistance During World War II”. Unpublished Dissertation. Submitted to the Department of History, Stanford University. P.2.

144. Bonfiglioli, Chiara. (2014). “Women’s Political and Social Activism in the Early Cold War Era”. Aspasia, 8:1-25. P.5.

145. Strobl, Ingrid. (2008). “Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and German Occupation (1936- 1945)”. Oakland: AK Press. P. 53.

146. Ibid. P.53-54.

147. Ibid.

148. Bonfiglioli, Chiara. (2014). Women’s Political and Social Activism in the Early Cold War Era. Aspasia, 8:1-25. P.5.

149. Strobl, Ingrid. (2008). “Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and German Occupation (1936- 1945)”. Oakland: AK Press. P. 54.

150. Batinic, Jelena. (2009). “Gender, Revolution, and War: The Mobilization of Women in the Yugoslav Partisan Resistance During World War II”. Unpublished Dissertation. Submitted to the Department of History, Stanford University. P.126.

151. Ibid.

152. Strobl, Ingrid. (2008). “Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and German Occupation (1936- 1945)”. Oakland: AK Press. P. 54

153. Ibid.

154. Ibid.

155. Ibid.

156. Batinic, Jelena. (2009). “Gender, Revolution, and War: The Mobilization of Women in the Yugoslav Partisan Resistance During World War II”. Unpublished Dissertation. Submitted to the Department of History, Stanford University. P.127.

157. Ibid.

158. Ibid, P.126.

159. Ibid, P.128.

160. Ibid, P.97.

161. Ibid, P.126.

162. Strobl, Ingrid. (2008). Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and German Occupation (1936- 1945). Oakland: AK Press. P. 55.

163. Ibid.

164. Batinic, Jelena. (2009). “Gender, Revolution, and War: The Mobilization of Women in the Yugoslav Partisan Resistance During World War II”. Unpublished Dissertation. Submitted to the Department of History, Stanford University. P.130.

165. Ibid.