Kamerleden geven slachtoffers politionele acties nog trap na
Onlangs bracht een aantal Kamerleden een bezoek aan Indonesië. Ondanks een dringend verzoek weigerde de delegatie om met de tien nabestaanden van Rawagede te spreken. Op 9 december 1947 vond in dat Indonesische dorp, op zo’n 100 kilometer van de huidige hoofdstad Jakarta, een massamoord plaats. Nederlandse militairen slachtten vrijwel alle mannen van het dorp af. De militairen waren op jacht naar de Indonesische verzetsstrijder Lukas Kustario. De Nederlandse staat voerde in die tijd een vuile koloniale oorlog tegen het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesiërs. In totaal kwamen daarbij meer dan 100 duizend Indonesiërs om het leven. Onlangs hebben de tien overlevenden van de slachting in Rawagede de Nederlandse staat aansprakelijk gesteld voor de moord op hun familieleden. Het Comité Nederlandse Ereschulden pleit al jaren voor financiële compensatie en erkenning van het aangedane leed.
De delegatie wilde bij de overlevenden “geen verwachtingen scheppen” over hun eis aan Nederland en hen “geen valse hoop geven”, zo zeiden de Kamerleden. En Rawagede was niet de enige plek waar “excessen” hadden plaatsgevonden, aldus een ander hypocriet argument voor de weigering. Nederlanders hebben vaak grote moeite om de gruwelijke geschiedenis van het vaderlandse kolonialisme onder ogen te zien. Tegenover het ontstellende gebrek aan medeleven met deze nabestaanden staat het nationalistische ophemelen van overleden ”Indië-gangers”.
In Nederland staan wel honderden monumenten voor Nederlandse militairen die omkwamen in de koloniale oorlog, maar geen gedenktekens voor de Indonesische slachtoffers van die oorlog en ook niet voor de Nederlandse dienstweigeraars. In de jaren 40 protesteerden in Nederland tienduizenden mensen tegen de oorlog in Indonesië. Veel dienstplichtigen weigerden mee te vechten tegen de Indonesiërs en doken onder. In 1948 veroordeelde de VN het meedogenloze Nederlandse optreden. Maar de Nederlandse staat gaf pas in 1969 schoorvoetend toe dat er in die oorlog “excessen” waren gepleegd. En pas in 2005 erkende de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot dat Nederland in 1947 “aan de verkeerde kant van de geschiedenis had gestaan”. Op individuele titel spraken enkele Kamerleden buiten het officiële delegatieprogramma om nog wel met de overlevenden van Rawagede. Ze betreurden het dat de delegatie als geheel deze nabestaanden niet had willen ontmoeten. Maar er zal veel meer moeten gebeuren om de Nederlandse staat aansprakelijk gesteld te krijgen voor het bloedbad dat in Indonesië is aangericht.