Slavernij in Azië: veelzeggende visuele stilte
Terecht is er de laatste tijd veel aandacht voor het Atlantische slavernijverleden. Over slavernij in Azië lijkt er minder bekend te zijn. De auteurs van het onlangs verschenen boek “Slavernij herbezien” tonen aan dat het traditionele beeld van slavernij in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan, dat vaak als “mild” of “huishoudelijk” wordt beschouwd, moet worden bijgesteld. Zij concentreren zich hierbij vooral op visuele bronnen, zoals schilderijen, tekeningen en landkaarten.
“Tot slaaf gemaakten vormden in de achttiende eeuw in de vestigingen van de VOC de grootste bevolkingsgroep. In de meeste binnensteden waren zij zelfs in de meerderheid. Niets, maar dan ook niets, kon gedaan worden zonder de inspanning van tot slaaf gemaakten. De meeste vestigingsplaatsen van de VOC waren slavensamenlevingen. Dat betekende niet alleen dat tot slaaf gemaakten een zeer groot deel van de bevolking uitmaakten, maar ook dat slavernij de meeste facetten van het stedelijk leven bepaalde. De omvang van de slavenhandel is dan ook immens geweest”, aldus Remco Raben in het hoofdstuk “Kijken naar stilte”.
Zichtbare stereotypen
Tot eind achttiende eeuw was de koloniale slavernij in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan te vergelijken met de Atlantische slavernij. Na de afschaffing van de slavenhandel bleven tot in de negentiende eeuw en daarna in Azië informele vormen van slavernij bestaan. Lange tijd maakten tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen deel uit van koloniale huishoudens en werden ze in zogenaamd knusse tafereeltjes afgebeeld. Die beeldvorming heeft nog steeds zijn weerslag in de hedendaagse opvattingen over slavernij en het Nederlandse aandeel daarin.
Om die beeldvorming bloot te leggen en te ontleden was gedegen nieuw onderzoek van historisch materiaal nodig. Beeldmateriaal uit die periode over de slavernijgeschiedenis is schaars. Een ander probleem is dat de afbeeldingen gemaakt zijn in opdracht van de onderdrukkende partij. De tot slaaf gemaakten zelf waren niet in de gelegenheid om hun kant van de realiteit in beelden uit te drukken. Het bestaande beeldmateriaal wordt dan ook gekenmerkt wordt door eenzijdigheid en stereotypering. Er is onterecht een beeld ontstaan van een soort gemoedelijkheid, huiselijkheid en van personeel dat deel van de familie leek, terwijl er vaak sprake was van arbeid onder dwang en slavernij.
Weglopen
Een goed voorbeeld zijn de lieflijke tafereeltjes die predikant Jan Brandes eind achttiende eeuw tekende van zijn huishouden in achtereenvolgens Nederlands-Indië, Sri Lanka en Zuid-Afrika. Ogenschijnlijk was het een huiselijke bedoening. In werkelijkheid behandelde hij zijn “personeel” zo slecht dat diverse mensen wegliepen en een van hen hem probeerde te vergiftigen.
In familieportretten figureren tot slaaf gemaakten letterlijk op de achtergrond in een dienende rol, bedoeld als statusverhogend element voor de opdrachtgever. Op schilderijen en andere afbeeldingen worden slavinnen vaak geërotiseerd door ze badend of schaars gekleed af te beelden. De afgebeelde mensen zijn naamloze “typen”. Voor onderzoekers is het moeilijk om de levensloop van de tot slaaf gemaakten te reconstrueren. Vaak werden mensen over de hele wereld doorverkocht en verscheept. Over individuele personen is er nauwelijks informatie te vinden. Vooral gegevens over de “koopwaar” zijn terug te vinden.
Dat wat je niet ziet
Wat ik al lezend een interessante gedachte vond, is dat iets dat niet getoond wordt net zo veelzeggend kan zijn als datgene dat wel afgebeeld wordt. Zo zijn tot slaaf gemaakten wel vaak afgebeeld in het straatbeeld of in familietaferelen binnenshuis, maar ontbreken ze vaak geheel in tekeningen van plantages en andere situaties waar zware lichamelijke arbeid verricht werd. Plantages werden leeg en “aangeharkt” getoond, als ware het tuinen. Soms werden ze op plattegronden en andere afbeeldingen ook letterlijk benoemd als “tuinen” of “perken”. Het gebrek aan adequate afbeeldingen van het slavernijverleden in Azië wordt door de auteurs “visuele stilte” genoemd.
Onzichtbaarheid
De gewelddadige onderdrukking van de bevolking op de Banda-eilanden en de grootschalige slavernij voor de productie van nootmuskaat is op visueel gebied nauwelijks terug te vinden, behalve als je met kritische ogen kijkt naar de kaarten van dat gebied.
Op een kaart van rond 1600 zie je eilanden vol bossen, bergen en dorpen. De Bandanezen hadden al honderden jaren een bloeiende handel in nootmuskaat en lieten zich lange tijd niet koloniseren door Europeanen. Na een genocidale militaire campagne van Jan Pieterszoon Coen in 1621 waren de eilanden grotendeels ontvolkt. Uit andere gebieden in Azië werden tot slaaf gemaakten aangevoerd om de nootmuskaat te produceren. Op een kaart zie je Fort Hollandia te midden van plantages. Op een kaart uit 1854 zijn de eilanden geheel opgedeeld in stukjes. De oorspronkelijke bevolking lijkt geen spoor meer te hebben nagelaten. Het maakte nogal indruk op me wat de betekenis was van de veranderingen op de zo onschuldig ogende kaarten van de Banda-eilanden. Pas na analyse zie je hoe achter die veranderingen de mensonterende onderdrukking schuilgaat.
Omslag en indeling
Het is jammer dat in het boek geen informatie te vinden is over de herkomst van de illustratie op de omslag van de Nederlandstalige versie van het boek. Die afbeelding vind ik ongelukkig gekozen. Het silhouet van het gezicht van een zwarte vrouw op de kaft vormt grafisch gezien wel een sterk beeld, maar doet helaas nogal denken aan dubieuze oude gravures over rassenkenmerken. In combinatie met de titel “Slavernij herbezien” kan deze illustratie twijfel oproepen over de inhoud van het boek. Gelukkig is het boek niet een publicatie van wat ik maar zal noemen “slavernijbagatelliseerders”, behept met een teveel aan “VOC-mentaliteit”. De redactieleden hebben allen hun sporen verdiend op het gebied van onderzoek en publicaties over onder andere de slavernijgeschiedenis en kolonisatie.
“Slavernij herbezien” heeft een prettig formaat, iets breder dan A4, en bevat veel grote illustraties. Het is overzichtelijk in drie delen ingedeeld. Veertien auteurs hebben een hoofdstukje voor hun rekening genomen. Door al die fragmenten samen ontstaat er een gevarieerd beeld van de gevonden visuele bronnen en de interpretatie daarvan. Het boek heeft geen strijdbaar of opruiend karakter. De auteurs zijn historici, erfgoedspecialisten en cultuurwetenschappers, geen columnisten. De kale feiten rond slavernij benoemen is al voldoende om de schrijnende realiteit van de koloniale overheersing te schetsen.
Waardevol
Het is natuurlijk onmogelijk om in 128 bladzijden een volledig overzicht van de slavernij in Azië te geven. De auteurs zijn er wel in geslaagd om een goede inleiding tot de materie te geven die uitnodigt tot verder lezen. Er is een overvloed aan verwijzingen en noten. Die referenties aan auteurs en bronnen maken het boek zeker niet moeilijker leesbaar. Als je geïnteresseerd bent in het onderwerp, levert dit boek een schat aan bronnen op. “Slavernij herbezien” is een waardevolle aanvulling op de bestaande kennis over de slavernijgeschiedenis.
“Slavernij herbezien. Visuele bronnen over slavernij in de Indonesische archipel en de Indische Oceaan.” Redactie: Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum en Merve Tosun. Uitgeverij: LM Publishers, €22,50. ISBN: 9789460224539.
Kaya van Kesteren
Op het artikel slavernij in Azië en het VOC-gebied wil ik wel reageren. De reden dat de slavernij in het WIC-gebied qua belangstelling die van het VOC-gebied overtreft is gelegen in het feit dat het hele handelssysteen van het transport dominant in Nederland door de WIC en reders in Rotterdam en Middelburg werd aangestuurd, terwijl ook tal van vooraanstaande regenten plantage-eigenaar waren. In de oost wewrden wel slavernijproducten gewonnen die naar Nederland werden verstuurd, maar de slavenhouders zaten op de handelsposten en volgden de feodale gewoonten die hen de slaven opleverden die zij soms van de feodale heewrsers ter plaatse afdwongen. Slaventransporten waren er ook, vooral tussen Zuid-Afrika en Ceylon, met voorouders van Boeren in de hoofdrol.
Het beruchte cultuurstelsel in Nederlandsch=Indië van de 19e eeuw met zijn batig slot voor de Hollandse begroting en de koffieveilingen van de Nederlandsche Handelmaatshappij is feitelijk geen slavernij. De grote organisator, Van den Bosch, ageerde zelfs tegen de slavernij in Nederlandsch Indië! De oorsprong van het systeem was een Engels pachtsysteem, de landrente, die zelfs door Engels in zijn anti-Dühring als rechtvaardig werd beschouwd. Maar als het pachtgeld wordt vervangen door arbeid als betaling in natura en tot herendiensten leidt met feodale regenten als onderaannemers, wordt het anders – voor de rest verwijs ik naar Multatuli. En verder naar de eerste hoofdstukken van Revolusi van Guido Reybrouck.
Ik stuur jullie dit toe, omdat ik niet door die wirwar van accountskeuzes kan komen, maar zou dit wel als reactie aan het stuk over slavernij willen toegevoegd willen zien.
Hartelijke groeten,
Jan Bervoets
Beste Jan,
Bedankt voor je aanvulling! In het boek “Slavernij herbezien” staat veel interessante informatie, die ik helaas niet allemaal kon bespreken in de beperkte ruimte van een boekbespreking.
Op bladzijde 13 van het boek staat bijvoorbeeld een genuanceerd stuk over het complexe geheel van onvrije arbeid en slavernij. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van dwang en claims ten aanzien van het gebruik en bezit van de arbeid of het lichaam van onvrije mensen. De belangrijkste vormen waren marktslavernij, schuldslavernij, pandelingenschap, kastenslavernij en herendienst- of corveestelsels. Dit als reactie op jouw opmerking: “Het beruchte cultuurstelsel in Nederlandsch-Indië van de 19e eeuw”(…)” is feitelijk geen slavernij.” Ook over enkele andere thema’s die je aansnijdt, is in “Slavernij herbezien” iets terug te vinden. Hopelijk komt dit boek, naast de door jou genoemde titels, in de boekenkast te staan.
Vriendelijke groeten,
Kaya van Kesteren