Activisten tegen standbeeld van genocidepleger Coen laten zich niet doodzwijgen door gemeente Hoorn
Gisteravond vergaderde de gemeenteraad van Hoorn opnieuw over het koloniale verleden van die stad. Deze keer ging het in het bijzonder over het omstreden standbeeld van de genocidepleger Jan Pieterszoon Coen. De dagen voorafgaand aan de vergadering had institutioneel racisme ertoe geleid dat een nazaat van slachtoffers van Coen niet mocht inspreken tijdens het zoveelste raadsdebat over de toekomst van het standbeeld. Zij zou geen “direct belanghebbende” zijn, beweerde de griffie van de gemeente. Tijdens de vergadering bleken de raadsleden en de burgemeester nog dieper te kunnen zinken in het opzij zetten van de stemmen van nazaten van slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme.
Alles over deze inspraak-ronde in Hoorn
– Activisten tegen standbeeld van genocidepleger Coen laten zich niet doodzwijgen door gemeente Hoorn
– “Het standbeeld van Coen is een gezuiverde en selectieve versie van de geschiedenis, gebaseerd op giftige nostalgie en melancholie”
– “Structureel blootgesteld worden aan het standbeeld van Coen is kwetsend en werkt traumatiserend”
– “Waarom wegen de stemmen van mensen die geen last hebben van het koloniale verleden het zwaarst?”
– “Verheerlijken van Coen? Gewoon niet doen!”
– Docent maatschappijleer bejubelt koloniaal verleden van Hoorn
Bij binnenkomst in het stadhuis gisteravond werd eens te meer duidelijk hoe dekoloniale activisten zich in het hol van de leeuw wagen, als ze gaan inspreken bij een Hoornse raadsvergadering. Ze begeven zich dan in een vijandige omgeving vol witte onschuld, witte fragiliteit en witte superioriteitswaan. Niet alleen heeft een van de ruimten van het stadhuis de naam “Bontekoezaal” gekregen, genoemd naar de loopjongen van Coen die in opdracht van de VOC-gouverneur-generaal mensen tot slaaf moest maken en aan de dwangarbeid moest zetten. Ook hangt er aan de muur van de foyer van het stadhuis een grote propagandistische tekening waarmee de gemeente zich zelfgenoegzaam presenteert als sociaal, behulpzaam, ondernemend en vriendelijk, met het standbeeld van Coen als stralend middelpunt. Met andere woorden: het standbeeld van een massamoordenaar vormt voor de gemeente Hoorn het chauvinistische visitekaartje richting inwoners, toeristen, bedrijven en de rest van de samenleving.
Spandoek
Leden van We Promise en de Werkgroep Slavernijverleden Hoorn (WSH) hadden besloten om voor de monddood gemaakte nazaat, Enseline, tijdens de vergadering toch spreektijd af te dwingen. Een van de dekoloniale insprekers begon zijn praatje en meldde al snel dat hij de rest van zijn spreektijd zou afstaan aan Enseline. Daarop greep PvdA-burgemeester Jan Nieuwenburg keihard en respectloos in door haar opnieuw de mond te snoeren. Ze had de tekst van haar toespraak al bij de hand, maar Nieuwenburg, die eerder ook al We Promise-activist Marisella de Cuba onbeschoft op de vingers had getikt, weigerde resoluut om Enseline het woord te geven. Ze ging weer zitten, waarop De Cuba aan de beurt was om haar speech te houden. Enseline liep met haar mee naar het spreekgestoelte, en weer werd ze monddood gemaakt. Ondertussen hesen dekoloniale activisten een spandoek met de tekst “Genocide verdient geen standbeeld” omhoog.
Daarop liet De Cuba weten dat ze uit protest haar toespraak niet zou houden en dat in plaats daarvan drie minuten stilte zouden volgen. Enseline plakte met tape ook nog haar mond af. En beiden bleven stil. De raadsleden en de burgemeester zaten erbij en keken ernaar. Niemand zei iets, niemand greep in, niemand gaf alsnog de mogelijkheid om in te spreken, drie minuten lang. Het geheel vormde een gênante blamage voor de bestuurders en volksvertegenwoordigers van Hoorn. De aanwezige dekoloniale activisten zullen dit niet vergeten. Ze beseffen nu eens te meer hoe de manieren zijn van de witte hotemetoten van de stad.
Racistische bagger
Wel kregen andere insprekers ruimschoots de gelegenheid om hun racistische bagger te verkondigen of goed te praten. Zoals de inmiddels beruchte Trudy van Veen, die luidkeels kwam vertellen dat ze echt niet zo racistisch was als ene Henk Westerink (geen familie van mij, haha) haar had beschreven. Toch kan ook zij moeilijk ontkennen dat ze tijdens een eerdere inspreekreactie had gemeld dat zwarte mensen “zeuren” over het slavernijverleden en dat het “net kleine kinderen” zijn. Die giftige witte zelfvoldaanheid waarde rond in de hele raadszaal. En het witte eenheidsfront sloot de rijen.
Tot slot volgde er nog een armetierig en inhoudsloos debat over een initiatiefvoorstel van Hart van Hoorn, de raadsfractie onder leiding van voorzitter Menno Jas die tijdens een vorige raadsvergadering een speech van De Cuba onbeschoft had onderbroken. Op dat voorstel was een amendement ingediend door andere partijen. Het oeverloos zwammen over formalistische en procedurele ditjes en datjes ging nergens over, behalve dan dat volstrekt helder werd dat veel witte heren haantjesgedrag vertoonden en dat het in dit soort bestuurlijke kringen draait om poeha en blabla. In feite eindigde het debat in een volkomen leegte, in niets en niemendal. Want het amendement werd aangenomen en dat betekent dat alles hetzelfde blijft.
Hete brij
Dat wil zeggen: de gemeente blijft om de hete brij van Coen heendraaien. Men neemt voorlopig geen enkele beslissing over de toekomst van het beeld en schuift dat gemakzuchtig door naar de inmiddels welhaast mythische “stadsgesprekken” die nog moeten gaan komen. Niemand in de raad vraagt zich ook maar eventjes af of de nazaten van slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme misschien meer stem zouden moeten krijgen in het debat, laat staan dat men bedenkt dat het verstandig en rechtvaardig zou zijn om die nazaten ook de regie te geven over het hele broodnodige proces van dekolonisering in Hoorn. Nee, want de blabla-witten willen wel aan het stuur blijven zitten en hun talrijke privileges blijven behouden. De Hoornse fans van Coen proberen ons, dekoloniale activisten, dood te zwijgen, maar we zijn er, we zullen er zijn en we zullen blijven strijden voor de ontmanteling van koloniale propaganda.
Harry Westerink