Demonstratierecht en openbare gebouwen
Gisteren was er een kleine pro-Palestina demonstratie in de lobby van de Tweede Kamer. Demonstreren is een belangrijk grondrecht. Soms hoor je dat het zou gaan om “aandacht vragen”, maar demonstreren gaat verder dan dat. Het gaat om mobiliseren, agenderen, emotie tonen, netwerken, informeren… Een demonstratie kan heel veel verschillende doelen hebben.
Demonstreren verdient bescherming omdat het voor sommige mensen de enige vorm van kritiek is die ze mogen leveren. Voor bedrijven bestaat de lobby, andere groepen hebben sterke belangenorganisaties, maar voor belangen zonder veel kapitaalkracht zijn we van demonstraties afhankelijk.
Daarom is demonstreren ook een grondrecht, vastgelegd in artikel 9 van de Grondwet, artikel 21 IVBPR, en artikel 11 EVRM. Dat recht mag, vanwege het belang van het demonstratierecht, alleen om bijzondere redenen beperkt worden (zie hiervoor de relevante artikelen).
Dat grondwettelijke demonstratierecht is in Nederland vastgesteld in de Wet openbare manifestaties. Daar staan dus de relevante regels voor een demonstratie. Allereerst: waar mag gedemonstreerd worden? Dat mag in ieder geval op plaatsen die openstaan voor het publiek.
Dit recht mag worden beperkt door de burgemeester, maar (zoals in de Grondwet en de verdragen is bepaald) niet zomaar om elke reden. Het moet gaan om het beschermen van gezondheid, bescherming van het verkeer, en het voorkomen van wanordelijkheden.
Vooral bij wanorde moeten we even stilstaan. Het gaat dan niet over kleine ordeverstoringen, maar over oproepen tot haat en geweld. Daarvan was hier geen sprake. Leuzen voor een wapenstilstand en een vrij Palestina vindt de rechter dan ook niet verboden.
Daarnaast moet de rechter altijd kijken naar de vraag of de beperking van grondrechten noodzakelijk is om een bepaald doel te bereiken, proportioneel is met het te behalen doel, en dat er geen andere manier was om dat doel te bereiken. Dat zijn strenge eisen.
In dit geval was er een klein groepje mensen, waar men gewoon omheen kon lopen. Ze blokkeerden niets, en waren vooral luidruchtig. Een demonstratie mag luidruchtig zijn. De Tweede Kamer kon gewoon door met vergaderen. Er werd dus ook niets verstoord.
Een groep van twintig mensen in de lobby van de Tweede Kamer is naar mijn mening geen wanorde. Ze zitten daar om hun mening te uiten. Omdat er geen sprake is van een van de beperkingsgronden mag de demonstratie dus niet zomaar beperkt worden.
Laten we dan ook even alle tegenargumenten kwalificeren. Allereerst: “Wat als iedereen dit zou doen?” Als de lobby van de Tweede Kamer zo vol is dat niemand meer naar binnen of naar buiten kan, is dat gevaarlijk. Dan kan worden beperkt. Dat is hier niet het geval.
“Als je een vlag mee kunt nemen, kan je ook andere attributen meenemen!” Dat is in feite doen alsof deze mensen wapens bij zich hadden, terwijl ze dat niet hadden. Dat is geen serieus argument. Een demonstratie is geen inherente dreiging.
Volgens Van der Plas en Hermans gaat het hier ook om “jodenhaat” en “antisemitisme”. Zoals bekend heeft het gerechtshof al bepaald dat de leus “from the river to the sea” niet antisemitisch is, en ook niet verboden. VVD en BBB proberen Israël en jodendom te vereenzelvigen.
Mirjam Bikker beklaagt zich over het “kapen” van het huis van de democratie. Dit door twintig demonstranten in de lobby. Demonstreren is een belangrijk democratisch recht, en doet het “huis van de democratie” geen schade aan. Dit soort paniekzaaierij wel.
Daarnaast is dit dus geen argument over de Wet openbare manifestaties en de beperkingsgronden, maar over de inhoud waar je het niet mee eens bent. Dat is geen grond om op basis van de WOM een demonstratie te verbieden.
En hier zit het echte risico: SGP, PVV, VVD, CU, maar ook PvdA/GL, doen alsof een demonstratie inherent dreigend en gevaarlijk is. Zelfs bij een klein, lauw protest als dit.
Dit gaat weerslag hebben op de hele demonstratiepraktijk. Al deze politici doen tegenover hun publiek alsof dit gevaarlijk is, en mensen die niets weten van demonstraties nemen dat over. Dan ontstaat er een gevoel van onveiligheid naar demonstraties, dat weer weerslag kan hebben op hoe bestuurders en politie met demonstraties omgaan.
Bovendien is er het gevaar van “politieke consensus”. Natuurlijk willen Tweede Kamerleden dat er niet tegen ze gedemonstreerd wordt, maar dat los je op door je werk goed te doen, niet door demonstraties verder uit te persen. Zelfs Frans Timmermans doet daaraan mee.
Het demonstratierecht staat juist al heel erg onder druk, en dat politici steeds minder kritiek willen hebben, is daarvan een onderdeel. Amnesty waarschuwt hier overigens al heel lang voor.
In dit geval lopen we net iets achter op het Verenigd Koninkrijk: daar wordt het demonstratierecht al langer ingeperkt op dezelfde gronden. Demonstraties zijn inherent gevaarlijk, en niemand mag met een demonstratie geconfronteerd worden. Dat heeft erin geresulteerd dat Rishi Sunak, de premier van het VK, nu probeert om demonstraties buiten het parlement te verbieden. Want: demonstraties zijn inherent gewelddadig, en je mag politici niet dwingen iets te doen onder dreiging van demonstraties.
Dit terwijl: demonstraties zijn niet inherent gewelddadig, en politici aanzetten tot actie is juist een doel dat ze nastreven. Dat mag je niet van demonstraties afpakken. Anders blijft de enige macht liggen bij lobbyisten en parlementariërs.
Dit is slechts een van de vele manieren waarop Nederland verrechtst. Het gevolg van vele jaren wanbeleid op fundamentele vrijheden. Laat je horen: sluit je aan bij de landelijke demonstratie op 17 maart. Geef haat geen macht!
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)