Waarom Inheemse herstelbetalingen voor de koloniale misdaden van Piet Hein relevant zijn voor huidige klimaatrechtvaardigheid

Piet Hein-standbeeld in Rotterdam

Inleiding tot het echte verhaal achter de ‘heldendaad’ van Piet Hein

“Piet Hein!, Piet Hein!, Piet Hein zijn naam is klein,
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot.
Hij heeft gewonnen de zilveren vloot,
Die heeft gewonnen, gewonnen de Zilvervloot.”

Veel Nederlanders zullen deze woorden kennen, omdat ze dit lied op school hebben geleerd. Piet Hein, het onderwerp van dit lied, was een admiraal en kaper voor de West-Indische Compagnie (WIC) in de zeventiende eeuw. Het lied vertelt over zijn verovering van een lading van de Spaanse schatvloot, waar deze historische figuur het meest om herinnerd wordt. Het heeft hem in Nederland de status van nationale ‘held’ gegeven.

Translation by Doorbraak. Here’s the original English text.
Vertaling door Doorbraak. Hier vind je de originele Engelstalige tekst.

Vanuit Nederlands perspectief stal Piet Hein schatten van de Spaanse bezetter, die destijds een deel van de Zuidelijke Nederlanden had geannexeerd. Hier moet echter een ander verhaal worden verteld. Het grootste deel van de lading van de vloot was afkomstig uit Inheemse gebieden die tot Spaanse koloniën in Zuid- en Midden-Amerika gemaakt waren. Vanuit een modern perspectief waren deze koloniën geen legitiem onderdeel van Spanje. De goederen die de Spanjaarden uit deze kolonies haalden, waren dus niet van hen. De 177.000 pond zilver op het schip werd (bijna) uitsluitend gedolven door Afrikaanse slaafgemaakten en de Inheemse bevolking die door de Spaanse kolonisatoren tot dwangarbeid werden aangezet. Er wordt geschat dat het dodental van alleen al de mijn buiten Cerro Rico, in het huidige Bolivia, tussen de 5 en 6 miljoen (!) lag. Dit is ongeveer evenveel als het aantal Joodse slachtoffers van de Holocaust. Met dat in gedachten lijkt het erop dat deze Nederlandse nationale ‘held’ op zijn best een dief is die steelt van andere dieven, en op zijn slechtst medeplichtig is aan het tot slaaf maken van Afrikanen en de uitbuiting en genocide van de Inheemse bevolking van Amerika.

12 oktober: Dag van Columbus of Dag van de Inheemse Bevrijding?

Hoewel verschillende Europese staatshoofden hun verontschuldigingen hebben aangeboden, heeft de westerse wereld zijn koloniale verleden nog niet volledig verwerkt. Een voorbeeld van dit fenomeen is het voortbestaan van ‘Columbusdag’. Net als Piet Hein verdient Columbus niet de lof die hij vandaag de dag krijgt. Zijn voortdurende viering is een klap in het gezicht van de vele Inheemse gemeenschappen die hebben geleden en bijna in de vergetelheid zijn geraakt als gevolg van de ‘ontdekking’ door Columbus. In 2018 leidde dit onrecht ertoe dat een collectief van Inheemse rechtenverdedigers uit Nederland, genaamd The Indigenous Liberation Movement, 12 oktober dekoloniseerde door het terug te vorderen als Inheemse Bevrijdingsdag. Deze dag is een moment om Inheemse culturen te vieren, maar ook om het historische onrecht te herdenken en te betreuren dat Inheemse bevolkingen hebben geleden door toedoen van kolonisatoren.

In de geest van klimaatrechtvaardigheid nodigde de Indigenous Liberation Movement dit jaar milieu-ngo’s en activistengroepen zoals Milieudefensie Jong, Extinction Rebellion en andere bondgenoten uit om een coalitie voor herstelbetalingen op te richten. Dankzij de gezamenlijke inspanningen zal een symbolische schatkist gevuld met munten en schatten worden overhandigd aan een delegatie van de Boliviaanse ambassade. De schatkist is een kunstwerk, gemaakt door activisten van Extinction Rebellion Amsterdam, dat symbool staat voor de kostbare metalen die door Piet Hein zijn geplunderd. Met de intentie van herstelbetalingen is het om een begin te maken met het herstelproces voor Inheemse bevolkingen waar officiële staats-actoren uit Nederland er nog steeds voor kiezen om zich te onthouden van deze morele verplichting.

Hoe het verhaal van Piet Hein en de Spaanse vloot is verweven in een tapijt van kolonisatie

De koninklijke multinationale onderneming – de West-Indische Compagnie – verleende een kapersvergunning aan Piet Hein, die sinds 1621 de functie van bedrijfsdirecteur bekleedde. De WIC was door de Nederlandse staat gemachtigd om een monopolie te behouden op de handel in tot slaaf gemaakte mensen van West-Afrika naar Amerika en het Caribisch gebied. Tegelijkertijd kreeg het bedrijf een overheidsmandaat om achtereenvolgens gestolen grondstoffen te vervoeren vanuit Amerika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, inclusief de oostelijke punt van de Molukken. Deze geïmperialiseerde primaire grondstoffen werden in Nederland geïmporteerd voor lucratieve industriële productie.

Omdat Piet Hein de functie van bedrijfsdirecteur van de WIC op zich had genomen, machtigde hij in feite zichzelf om een zending primaire grondstoffen van de Amerika’s naar Spanje te kapen, de welbekende Spaanse Zilvervloot. Dit marineschip, dat tot de nok toe gevuld was met koloniale grondstoffen, voer elk jaar naar de koloniale metropool van Spanje, zoals de Spaanse keizerlijke kroon dat van de zestiende tot de achttiende eeuw bevolen had.

In september 1628 vielen Piet Hein en zijn bemanning een Spaanse vloot aan die door de baai van Matanzas voor de kust van Cuba voer. Piet Hein waagde zich aan deze plundertocht, en was vastbesloten om extra geld in te zamelen, om de verdere consolidatie tegen te gaan van de Spaanse overheersing in de geannexeerde Nederlandse gebieden, die ook het huidige Luxemburg en België omvatten. Uiteindelijk slaagde Piet Hein erin om 177.000 pond (85 ton) zilver te stelen, naast talloze andere goederen, zoals goud, parels, huiden, suiker en een verscheidenheid aan waardevolle kleurstoffen. Na afloop werd de buit verkocht voor bijna 12 miljoen gulden.

De exacte monetaire waarde op dit moment is moeilijk precies vast te stellen. Een combinatie van gegevens van het IISG en het CBS suggereert echter dat een schatting van 180 miljoen euro realistisch lijkt. Om dit in de juiste context te plaatsen: 85 ton is 0,3 procent van de totale zeventiende eeuwse zilverimport in Europa. Maar 140 jaar eerder, vóór de ‘ontdekking’ van Amerika door de Europeanen, zou 85 ton ongeveer 10 procent van de zilvervoorraad van het hele Europese continent hebben vertegenwoordigd.

Het is dus moeilijk om het effect van de Zilvervloot op de rijkdom van Spanje, en bij uitbreiding Europa als geheel, te overschatten. Volgens sommige schattingen is de Spaanse geldvoorraad, gemeten in tonnen zilverequivalent, tussen 1492 en 1810 meer dan vertienvoudigd. Nog schokkender is dat de totale zilverimport (±74.000 ton) naar Europa gedurende deze jaren meer dan twintig keer zo hoog was als de totale wereldwijde zilvervoorraad in 1492 en 89 keer zo hoog als de Europese zilvervoorraad in 1492. Merk op dat niet al het gedolven zilver werd geïmporteerd naar Europa. Sommige schattingen geven aan dat de Spaanse Amerika’s in totaal ±133.000 ton zilver produceerden, meer dan 160 keer de Europese zilvervoorraad in 1492. Gezien het feit dat dit slechts een deel is van de rijkdom die de Europese koloniale ondernemingen in deze eeuwen hebben opgeleverd, is het onmogelijk om te beweren dat de hedendaagse mondiale ongelijkheid niet grotendeels het resultaat is van Europees kolonialisme.

In dit geschiedkundige verslag van de koloniale inspanningen van Piet Hein is het van cruciaal belang om te weten dat deze specifieke partij edelmetalen die de Nederlanders onderschepten van de Spanjaarden voor de Cubaanse kust, eerst was gestolen van Inheemse bevolkingen. Hun clans waren opgenomen in de bestuurlijke structuren van het Inca-rijk in Bolivia en Peru en het Maya-rijk in Mexico. Beide beschavingen belichaamden een pluralistische agglomeratie van een veelheid aan onderling afhankelijke Inheemse stammen en clans. Het Maya-rijk in Centraal-Amerika stond bekend om zijn wiskundig vernuft, zijn verfijnde kalendersystemen en de bouw van astronomische observatoria die de beweging van hemellichamen volgden. Tegelijkertijd was het Inca-rijk zeer geavanceerd op het gebied van techniek en architectuur en bood het ingewikkelde infrastructuur in een bergachtig landschap. Bovendien ondersteunde de bouw van uitgestrekte landbouwterrassen een landbouwsysteem dat tegelijkertijd zeer efficiënt en ecologisch duurzaam was.

Helaas vernietigde de Europese kolonisatie de heterogene en innovatieve beschavingen die door inheemse bevolkingen waren opgebouwd. Spaanse koloniale kooplieden kregen van hun respectievelijke koninklijke autoriteiten de opdracht om tot slaaf gemaakte Afrikanen en geknechte Inheemse bevolkingen met geweld te dwingen tot het winnen van edelmetalen om de schatkist van de imperialistische staat te verrijken. De zilvermijnen in de regio Potosí in Bolivia waren bijvoorbeeld zo rijk dat er gezegd wordt dat het daar gewonnen zilver gebruikt had kunnen worden om een brug naar Spanje te bouwen. Op het hoogtepunt was Potosi goed voor 60 procent van de wereldwijde zilverproductie, wat dit gezegde enig krediet geeft. Tegelijkertijd werden de tot slaaf gemaakte Inheemse en Afrikaanse arbeiders misleid door hen wijs te maken dat de grondstoffen die ze uit de zilvermijn haalden, werden omgezet in bouwmaterialen voor ‘verzilverde’ katholieke kerken, dat wil zeggen een nep zilvergeschilderde voorkant van de kerk. In werkelijkheid werden alle edelmetalen geëxporteerd naar de koloniale metropool. De waarde van de ontginning vloeide in de Spaanse schatkist. Daarom dienden drie inheemse groepen uit Bolivia in mei 2024 een claim in voor de teruggave van een deel van de winst van een recent ontdekt Spaans scheepswrak, als onderdeel van de financiële genoegdoening voor de uitbuiting van hun voorouders in deze koloniale mijnen.

In het grote geheel verliep het doorsluizen van de koloniale grondstoffen naar Europese natiebouwprojecten historisch gezien via een configuratie van door de overheid gesanctioneerde bedrijven die maximale winst wilden behalen. De politieke economie van de partij kostbare goederen aan boord van de Spaanse Zilvervloot was in hoge mate georganiseerd rond de onteigening van Inheems voorouderlijk grondgebied, arbeidsuitbuiting en slavernij van geracialiseerde mensen, en de decimering van biodiverse ecosystemen. Het is belangrijk dat de confiscatie door Piet Hein van twee keer gestolen “eigendom” van Inheemse bevolkingen – eerst in opdracht van de Spaanse keizerlijke kroon en vervolgens door zijn Nederlandse tegenhanger – laat zien hoe koloniale concurrentie om winstmaximalisatie de autonomie van biodiverse natuur vernietigt. Mijnbouw-industrieën voor lucratieve wereldhandel hebben voorrang op mensenrechten en natuur. Omwille van kapitaalaccumulatie hadden koloniale kooplieden zoals Piet Hein de natuur mentaal en materieel gecommodificeerd tot grondstoffen, waardoor de natuur vatbaar werd voor ecocide. Op analoge wijze werden mensen ontmenselijkt tot, ofwel uitbuitbare werkinstrumenten voor arbeidsintensieve exploitatie van natuurlijke schatten, en/of bijkomende schade die onderhevig is aan genocide en ecocide als de natuurlijke antecedenten van extractivistisch winstbejag.

Inheemse rechten als tegenwicht tegen de voortdurende kolonisatie en de daarmee samenhangende ecologische crisis

In tegenstelling tot kapitalistische economieën die standaard neigen naar koloniale overexploitatie, hebben Inheemse bevolkingen een wezenlijk andere relatie met onze aarde. In veel Inheemse kosmovisies zijn mens en natuur één en dezelfde en daarom symbiotisch van elkaar afhankelijk voor hun overleven. Dienovereenkomstig wordt op dit moment 80 prcent van de resterende biodiversiteit beschermd door de natuurbeschermingspraktijken van Inheemse bevolkingen. Daarom is zelfbeschikking van de Inheemse bevolking over landbeheer en het beheer van hulpbronnen van vitaal belang voor het beperken van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, aangezien hun voorouderlijk land koolstofputten vormt.

In het licht van deze praktische onmisbaarheid van de Inheemse bevolking voor het behoud van de biodiversiteit, is het dan ook enorm jammer hoe de energietransitie een verdachte gelijkenis vertoont met de winning van metalen ten tijde van Piet Hein’s diefstal van de Spaanse Zilvervloot. Inheemse bevolkingen die wonen in de ‘lithiumdriehoek’, die Bolivia, Argentinië en Chili omvat, trekken aan de bel over gedwongen deportaties van hun land. 85% van ’s werelds reserves van dit belangrijke mineraal wordt in deze regio gedolven door transnationale bedrijven voor een zogenaamd groenere economie. Lithium is een belangrijk onderdeel in het productieproces van de ionenbatterijen die worden gebruikt in elektrische voertuigen, windturbines en zonnepanelen. Wat de ‘Lithium Goudkoorts’ is gedoopt, illustreert hoe er geen wezenlijke veranderingen zijn aangebracht in het 500 jaar oude koloniale mechanisme van accumulatie door onteigening van land, grondstoffen en de vruchten van iemands arbeid. Het kolonialisme wordt gewoon ‘groener’, dat wil zeggen groen kolonialisme.

Met name multinationale ondernemingen die overheidssubsidies en exportkredietverzekeringen ontvangen voor zogenaamde duurzame ‘groene groei’ doen een beroep op particuliere beveiligingsbedrijven om het land van Inheemse bevolkingen in beslag te nemen. Tegelijkertijd verlenen rechtse lokale overheden in het zuiden exploitatievergunningen aan mijnbouwbedrijven in ruil voor een deel van de winst. Wanneer linkse regeringen de grootschalige privatisering van de natuurlijke rijkdommen van een land afwijst, maken ze zichzelf kwetsbaar voor achterbaks handelen door westerse inlichtingendiensten en de formele oplegging van economische sancties. Historisch gezien zijn het zuiden, en Latijns-Amerika in het bijzonder, getuige geweest van een reeks militaire staatsgrepen en moordaanslagen die werden georkestreerd, gefinancierd en bewapend door westerse inlichtingendiensten die optraden namens de commerciële belangen van multinationals.

Al het voorgaande uit heden en verleden getuigt in het geheel niet van a) rechtvaardigheid door herstelbetalingen, zoals vastgelegd in de ‘UN Basic Principles and Guidelines on the Right to a Remedy and Reparation for Victims of Gross Violations of International Human Rights Law and Serious Violations of International Humanitarian Law’, en b) klimaatrechtvaardigheid waarbij “billijkheid en mensenrechten centraal worden gesteld in de besluitvorming en maatregelen op klimaatgebied” volgens het UNDP. Een samengesteld kader dat tegelijkertijd volledige herstelbetalingen inhoudt voor het kolonialisme en neo-kolonialisme door het mondiale noorden, in combinatie met een anti-imperialistische opvatting van klimaatrechtvaardigheid, is een noodzakelijke voorwaarde om de aanhoudende klimaat- en biodiversiteitscrisis te verhelpen. De situatie van de Inheemse bevolking zou centraal moeten staan bij het oplossen van de huidige ecologische crisis in de wereld. In deze specifieke hoedanigheid zouden herstelbetalingen gewoonlijk uit vijf elementen bestaan, die respectievelijk zijn 1.) het staken van de vijandelijkheden en garanties voor het niet herhalen van de vijandelijkheden, 2.) restitutie en repatriëring, 3.) compensatie, 4.) genoegdoening en 5.) rehabilitatie.

Inheemse bevolkingen zijn zeer kwetsbaar voor de schadelijke externe effecten van kapitalistische markten, omdat hun symbiotische onderlinge afhankelijkheid van de natuur fundamenteel in strijd is met het kapitalistische streven naar onbeperkte winstmaximalisatie op een aarde met eindige hulpbronnen. Volgens het Global Witness Annual Defenders Report uit de periode 2023-2024 werden 196 landverdedigers vermoord toen ze hun wettelijke recht uitoefenden om hun land te beschermen tegen de extractivistische invallen van commerciële ondernemingen.

In het verlengde hiervan zouden herstelbetalingen voor de imperialistische inbeslagname van Inheems land moeten worden bemiddeld door afdwingbare wettelijke verbodsbepalingen tegen de hedendaagse ecocidale overexploitatie uit winstbejag. Voor dit doel zouden wettelijke bepalingen kunnen worden afgeleid uit het uitgebreide kader van de Verklaring van de Rechten van Inheemse Volken van de Verenigde Naties. Essentieel voor de regulering van het gedrag van bedrijven op Inheems land is artikel 10 van deze verklaring, waarin sprake is van vrije, voorafgaande en op kennis gebaseerde toestemming. Commerciële exploitatie van land en hulpbronnen van Inheemse bevolkingen is uitsluitend toegestaan als de Inheemse bevolking formeel is geraadpleegd met de garantie van een compensatieovereenkomst en, indien mogelijk, de terugkeer naar het land van de voorouders. In dezelfde lijn zou artikel 29 van het UNDRIP kunnen worden ingeroepen om meer speelruimte te creëren voor het behoud en de bescherming van de natuurlijke omgeving en haar productiecapaciteit door de Inheemse bevolking. Deze wettelijke bepaling kan betrekking hebben op het Inheemse biodiversiteit behoud als een noodzakelijk middel om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken. De staten moeten hulpprogramma’s imvoeren om dergelijke doelstellingen in de praktijk te brengen.

Onder andere de hierboven genoemde juridische instrumenten van het UNDRIP zouden inhoud kunnen geven aan herstelbetalingen, omdat ze een tegenwicht zouden kunnen bieden tegen een historisch patroon van momenteel ononderbroken winstgerichte inbreuken op Inheemse eigendomsstelsels. Als het consequent wordt toegepast, zou het de eerste voorwaarde voor volledige herstelbetalingen onder het VN-herstelverdrag in werking kunnen stellen, namelijk het staken van de vijandelijkheden en de verzekering dat er geen herhaling zal plaatsvinden met betrekking tot de onteigening van land door mijnbouwers.

Aanbevelingen aan Nederlandse overheidsactoren met betrekking tot Inheemse herstelbetalingen

Op een aanvullende, symbolische manier is de symbolische teruggave van de door Piet Hein gestolen schatkist aan de Boliviaanse ambassade een eerste poging om te voldoen aan de herstelvoorwaarde van restitutie van illegaal ontvreemd bezit, wat betekent dat de situatie van voor de grove schending van rechten wordt hersteld. Ook is de teruggave van dit attribuut door Nederlandse organisaties die zich bezighouden met klimaatrechtvaardigheid een blijk van verontschuldiging, die onder de voorwaarden van herstelbetalingen zou vallen. Om mentaal lijden en psychologisch leed te verzachten, zouden de daders hun verontschuldigingen moeten aanbieden. Idealiter zouden de Nederlandse monarchie en staat garanties moeten bieden voor het niet herhalen van schendingen van rechten, restitutie, compensatie en formele verontschuldigingen aan naties waarvan de territoriale integriteit werd en nog steeds wordt aangetast door roofzuchtige, door de overheid gesteunde bedrijven. Voorlopig willen de organisaties die zich inzetten voor klimaatrechtvaardigheid, dat wil zeggen de Indigenous Liberation Movement als initiatiefnemer, en Milieudefensie Jong en Extinction Rebellion als bondgenoten, een voorbeeld stellen voor deze overheidsactoren.

Tegelijkertijd werd in een gesprek met een vertegenwoordiger van de Boliviaanse ambassade in Nederland gesteld dat de winsten die bedrijven uit het mondiale noorden maken met de energietransitie voor het grootste deel niet geëxporteerd zouden moeten worden. In plaats daarvan zou Nederland aan technologieoverdracht en investeringen moeten doen om het koloniaal-imperialistische model tegen te gaan waarbij goedkope grondstoffen naar de geïndustrialiseerde kern worden geëxporteerd om in het buitenland meer op te leveren. Het netto resultaat is dat de landen in het globale noorden, zoals Nederland, nog steeds relatief goedkope primaire grondstoffen wegsluizen in het eigen belang, voor de lucratieve verkoop van de afgewerkte grondstof na de veredeling ervan. Om een gelijk speelveld te creëren zouden Nederland en het westen zich moeten inzetten voor de opbouw van onafhankelijke productiecapaciteit, wat in lijn zou zijn met artikel 39 van het UNDRIP. Daarin staat dat Inheemse bevolkingen het recht hebben op technische en financiële hulp van staten, en via internationale samenwerking, om naar eigen inzicht zelfbeschikking uit te oefenen over het gebruik van hun voorouderlijk land. Hoewel dit niet volledig kan worden beschouwd als een initiatief voor herstelbetalingen, is het een essentiële aanvulling bij de erkenning van hoe mondiale toeleveringsketens geworteld blijven in een neo-koloniale modus operandi die herstelbetalingen noodzakelijk maakt. Dit is ook van toepassing op de economie rond de energietransitie.

Korte afsluitende samenvatting

In een notendop: door Inheemse bevolkingen en hun inspanningen om de biodiversiteit te behouden centraal te stellen bij klimaatactie, wordt klimaatrechtvaardigheid getrokken in een kader van reparatoire rechtvaardigheid voor historische onderdrukkingsstructuren die ook in 2024 nog verwoestingen aanrichten. Het aan de kaak stellen en herstellen van alle ‘ismen’, dat wil zeggen kolonialisme, imperialisme, kapitalisme, extractivisme en militarisme, is noodzakelijk om de netwerken van daders bloot te leggen. Deze laatste zijn opnieuw samenhangen van staten, transnationale bedrijven en particuliere beveiligingsbedrijven met voortdurend wisselende allianties om zich te blijven aanpassen aan de behoefte van de kapitalistische winstmachine om oneindig te groeien op een aarde met beperkte natuurlijke schatten. De energietransitie is helaas geen uitzondering op deze regel van uitbuiting, net zoals Piet Hein’s geschiedenis van de geplunderde Spaanse Zilvervloot dat niet was. Daarom zijn herstelbetalingen de aangewezen weg als we echt samen klimaatrechtvaardigheid willen bereiken.

Geschreven door Maryse van den Burg en Isja Mannens namens Milieudefensie Jong. Geadviseerd door Chautuileo Tranamil namens de Inheemse Bevrijdingsbeweging.

Bibliography: