Bureaucraten in de statistiek definiëren met nieuwe meetmethode armen weg
Met de nodige bombarie presenteerden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) afgelopen donderdag een nieuwe methode om armoede in Nederland te meten. Volgens die nieuwe methode leefden er in 2023 540.000 mensen “officieel” onder de armoedegrens. Dat is 3,1 procent van de bevolking. In 2018 was dat nog 7,1 procent. Zijn er als bij toverslag ineens zoveel minder armen in Nederland? Of zijn die armen weggecijferd met behulp van de nieuwe meetmethode?
Het is een goocheltruc die beleidsmakers en hun handlangers maar al te graag toepassen: verander niet de grauwe werkelijkheid van de armoede, maar pas de cijfers en statistieken over die armoede aan. Creëer met nieuwe definities een bureaucratische werkelijkheid over armoede waarmee beleidsmakers zichzelf kunnen feliciteren. Waarmee ze hun plannen voor meer bezuinigingen en meer repressie kunnen rechtvaardigen, waarmee ze politieke ruimte kunnen scheppen om lonen en uitkeringen te verlagen, in plaats van te verhogen. Dat is de achtergrond van de nieuwe meetmethode die de drie instituten zo juichend hebben geïntroduceerd.
Als de kloof tussen arm en rijk jaar in jaar uit toeneemt en als beleidsmakers daar bewust voor kiezen, dan blijkt het voor hen van tijd tot tijd nodig om de definitie van wie onder de armoedegrens leeft, zodanig bij te schaven dat het lijkt alsof het aantal armen wel meevalt. Een fors aantal armen moet daarom het liefst worden weggedefinieerd, zoals dat ook bij baanlozen is gebeurd. Er zijn namelijk veel meer mensen baanloos dan de officiële werkloosheidscijfers doen vermoeden. En er zijn ook veel meer armen dan de bureaucraten van het CBS, het SCP en het Nibud ons op de mouw willen spelden. En zo zijn er ook veel meer woningzoekenden dan de wachtlijsten voor huurwoningen ons voorspiegelen.
Mensen zonder verblijfsrecht
Om te beginnen heeft het vaststellen van een cijfermatige armoedegrens een behoorlijk willekeurig karakter. Want zijn mensen die tien, vijftig of honderd euro boven die grens zitten, ineens niet meer arm? Het aantal betaald werkende armen is in de loop der tijd aanzienlijk gestegen. En het zou best kunnen zijn dat die categorie mensen veelal rond of net boven de armoedegrens zit, en daardoor buiten beeld valt bij onderzoek en analyse over wie onder die grens zit. Daar komt bij dat grote groepen mensen die daadwerkelijk in Nederland zijn, niet eens deel uitmaken van overheidsstatistieken over armoede. Waarom worden bijvoorbeeld de vele tienduizenden mensen zonder verblijfsrecht, die veelal geen eigen inkomen hebben, niet meegerekend bij de totale hoeveelheid mensen die onder de armoedegrens zitten? En worden de vele vluchtelingen die in asielzoekerscentra verblijven, eigenlijk wel meegeteld in de statistieken? En hoe zit het met de vele arbeidsmigranten uit andere EU-landen die geen betaald tijdelijk werk meer hebben, hun inkomen kwijtraken, geen uitkering hebben en dakloos worden?
De drie instituten blijken bij hun nieuwe meetmethode een rekentruc te hebben toegepast. Om te bepalen wie “echt” arm zou zijn, is bij de nieuwe methode het “vermogen” van mensen meegeteld bij hun maandinkomen. Het vermogen van mensen, dat wil zeggen: hun spaargeld, hun financiële buffer om tegenvallers te kunnen opvangen. En ook al hun andere bezit, bijvoorbeeld hun auto, hun scooter, hun tv, hun bankstel, hun zeldzame postzegelverzameling, enzovoorts. Al hun bezit, behalve hun eigen woning, voor zover ze die hebben. Zo lang je nog iets van waarde hebt, ben je niet arm of niet arm genoeg. Dat lijkt de redenering te zijn waarmee al dat vermogen en bezit wordt meegerekend om te bepalen wie “echt” arm is. Bij eerdere meetmethoden werd dat vermogen en bezit nog buiten beschouwing gelaten. Maar wie nu wat spaargeld zou hebben, of bijvoorbeeld een motor, die loopt het risico om als arme te worden weggecijferd en ineens boven de armoedegrens te belanden. Hun treurige loopbaan als “officiële” armen wordt daarmee door bureaucraten in de statistiek als beëindigd verklaard.
Onteigen de rijken
Het enkele cijfer van een beetje spaargeld op een bankrekening en nog wat andere bezittingen, zegt vanzelfsprekend niets over het feit dat de uitkeringen en het minimumloon structureel te laag zijn. Sommige mensen die in armoede leven, hebben met vallen en opstaan een kleine financiële reserve opgebouwd. Soms van enkele duizenden euro’s uit de tijd dat ze nog betaald werk en daardoor meer inkomen hadden. Ook kan het zijn dat armen hun energietoeslagen uit eerdere jaren als een soort noodfonds achter de hand hebben kunnen blijven houden, voor het geval dat ze plotseling een grote uitgave zouden moeten doen. Maar met de structureel veel te lage minimuminkomens verdwijnt zo’n kleine financiële reserve in de loop der tijd als sneeuw voor de zon.
De bureaucraten in de statistiek kunnen me nog meer vertellen. In dit land hebben steeds meer mensen aan het eind van hun geld een stuk maand over. En steeds meer stinkend rijken hebben zo’n duizelingwekkend vermogen dat ze die hele groep van 540 duizend “officiële” armen te eten kunnen geven. Zij zijn zo rijk, omdat anderen, omdat wij, zo arm zijn. “Heb je honger? Vreet de rijken op!” en “Herover de wijken! Onteigen de rijken!”, dat zouden de strijdkreten kunnen zijn om ons te ontworstelen aan de statistieken waarmee we worden ingedeeld, weggecijferd en tegen elkaar uitgespeeld.
Harry Westerink