Een korte geschiedenis van het ‘feminisme’ van de TERFs (deel 1)

Beth Elliot bij de Christopher Street West “proto-Pride” parade, Hollywood Boulevard, Los Angeles, Californië. Ze houdt een bord vast met de tekst “Revolution: It’s Just a Kiss Away” met in elkaar grijpende vrouwelijke symbolen. Foto met dank aan de Beth Elliott collectie bij The Outwords Archive.

Vandaag de dag zijn het vaak zelfbenoemde feministen die transfobe artikelen publiceren in ’s werelds grootste media. Van Newsweek tot de New York Times tot de New York Post, ze veroordelen de gesel van de “genderideologie” in naam van vrouwenrechten. De rijkste schrijfster ter wereld, J.K. Rowling, is een obsessieve voorstander van het beschermen van cis vrouwen tegen trans vrouwen door ruimten als badkamers en kleedkamers koste wat het kost cisseksueel te houden. De uit Groot-Brittannië geïmporteerde kruistocht om sekse-gescheiden ruimten cisseksueel te maken omvat Amerikaanse gevangenissen, centra voor reproductieve gezondheidszorg, sport, badkamers, scholen, schoonheidssalons, kleedkamers en lesbische bijeenkomsten. We kennen deze feministen als TERF’s, trans-uitsluitende radicale feministen, hoewel ze die term zelf verwerpen omdat ze het een misogyn scheldwoord vinden. Rowling kraait dat “de poging om vrouwen het zwijgen op te leggen met het woord ‘TERF’ misschien wel meer jonge vrouwen in de richting van radicaal feminisme heeft geduwd dan de beweging in decennia heeft gezien”. De voorkeur van dit kamp zelf gaat uit naar de term “genderkritisch feminisme”.

Een “anti-gender” alliantie verenigt deze feministen met internationaal extreem-rechts, het Vaticaan en conservatieve evangelische christenen. Vooraanstaande genderkritische feministen zijn in de bloemetjes gezet door mediapersoonlijkheden als Tucker Carlson, hebben geld ontvangen van conservatieve organisaties als de Alliance Defending Freedom en de Heritage Foundation en hebben zelfs schouder aan schouder met openlijke witte supremacisten als de Proud Boys geprotesteerd tegen trans-gezondheidszorg – dit alles terwijl ze samenwerkten met MAGA-nationalisten bij het bezetten van transbevestigende instellingen, zoals kuuroorden en LHBTQ-vriendelijke openbare bibliotheken. Hoewel deze coalitie vreemd is, is het niet ongekend – we kunnen de wortels ervan terugvinden in de samenwerking tussen witte feministen en rechtse christenen in de jaren zeventig en tachtig die pornografie en sekswerk probeerden te criminaliseren. Veel linkse mensen doen deze vrouwen af als nepfeministen. Kunnen ze echt feministen van enige betekenis zijn als ze zich tegen trans vrouwen organiseren? Kan het feminisme hen niet gewoon uit haar gelederen verdrijven?

Volgens mij zijn er gedachtegangen die tegelijk authentiek feministisch zijn en die niet meer te redden en zelfs fascistisch zijn. Anti-trans feminisme kwam voor het eerst op als tegenreactie op het utopische feminisme aan het begin van de jaren zeventig, als reactie op een seks-radicale, gender-absolutistische bloei die trans vrouwen over het algemeen verwelkomde. De tegenaanval kwam op een moment dat vrouwenbevrijding nog steeds optimistisch was, maar geconfronteerd begon te worden met het opkomende conservatisme in zowel het Verenigd Koninkrijk als de Verenigde Staten. Hoewel anti-trans ideeën al in de jaren zestig in de marge van het feminisme opkwamen, wonnen ze rond 1973 aan kracht toen veel radicale feministen defensiever werden, hun toevlucht namen tot oproepen tot bescherming door de staat (tegen pornografie en seksueel geweld) en terugvielen op “wetenschappelijk” bewijs van de kwetsbare staat van vrouwen, een gender essentialisme van lijden dat pijnlijke ervaringen zoals verkrachting en bevalling tot de kern van de vrouwelijke ervaring maakte. 1973 was in feite het jaar – volgens Alice Echols in haar geschiedenis van de Amerikaanse feministische beweging, die een decennium later werd gepubliceerd – waarin revolutionair feminisme plaats maakte voor vrouwelijk cultureel nationalisme. Zoals feministisch wetenschapper Emma Heaney nu schrijft: “Cis-heid is de contrarevolutie van het feminisme”. De radicale feministen die TERF’s werden, kozen voor een beperkend pessimisme over wat het is om vrouw te zijn en sloten trans vrouwen uit met het argument dat alleen een “geboren” vrouw de pijn kon begrijpen die ten grondslag ligt aan het vrouw-zijn – ieder ander was een infiltrant.

De opkomst van transfoob feminisme in de VS in de jaren 2020 biedt ons een waardevolle kans om voor eens en altijd te begrijpen dat de roep van een vrouw om vrouwenmacht soms deel uitmaakt van een matrix van overheersing. Het blootleggen van de geschiedenis van trans-exclusief radicaal feminisme kan het moeilijker maken om de hedendaagse “pro-vrouw” transfoben af te doen als on-feministische oplichters. Tegelijkertijd kan dit ons als feministen alleen maar beter in staat stellen om hen te bestrijden – zonder ons eerst zorgen te hoeven maken over hun feministische geloofsbrieven. Misschien moeten we het huis van het feminisme openbreken, dat gehavende en geliefde fort waar zovelen van ons zich toch al niet echt thuis voelden, en sommige feminismen onze vijanden noemen. Het is de plicht van feministische radicalen vandaag de dag om te leren van onze voorouders, hoe – in het kielzog van krachtige mobilisaties zoals in 1968 en 2020 – de reactionaire vleugel van het feminisme zijn kop weer opsteekt in een poging om de revolutionaire vleugel van genderbevrijding op te slokken en te neutraliseren.

Volg me een halve eeuw terug in de tijd. Het is 1973 en het recht om te stoppen met zwanger zijn is net (min of meer) wettelijk verankerd in de Verenigde Staten. Maar het utopisch-radicale links – inclusief de vrouwenbevrijdingsbeweging – implodeert langzaam en pijnlijk. De kapitalistische contrarevolutie die later het Reagan-tijdperk zal worden is al op kniehoogte. Sommige feministen zijn al begonnen om de meest ambitieuze visies van de beweging te verwerpen, zoals de afschaffing van het gezin en de opheffing van het onderscheid tussen de seksen zelf, ten gunste van een moederlijke visie van geweldloos zusterschap, universeel verbonden door het sekse-bepaalde vermogen om leven te geven. Feministen die dit biologische beeld van zusterschap voorstaan, hebben de neiging om trans vrouwen uit te sluiten van de feministische gelederen.

De groeiende verschillen kwamen aan het licht op de West Coast Lesbian Conference (WCLC) in 1973, een massale bijeenkomst in Los Angeles. Robin Morgan, de in Florida geboren New Yorkse dichteres, schrijfster, radicale beroemdheid en redactrice van de klassieke bloemlezing “Sisterhood Is Powerful”, was de belangrijkste spreker, ondanks het feit dat ze getrouwd was met een man. Misschien was het uit schuldgevoel over deze minder-dan-lesbische huwelijkssituatie dat Morgan het hele weekend bizar veel moeite deed om haar eigen inclusie te rechtvaardigen, terwijl ze probeerde Beth Elliott – een trans vrouw die de conferentie had georganiseerd – er met geweld uit te krijgen. Keer op keer eiste Morgan de uitsluiting van Elliott en alle trans vrouwen op de WCLC met alle middelen die nodig waren. Een separatistische groep, de Gutter Dykes, probeerde Elliott van het podium te slepen, maar dat werd afgeslagen door een golf aan pro-trans solidariteit.

Morgan’s speech bevatte een lange aanval op Beth Elliott die de ruim duizend aanwezigen schokte. “Durft hij, durft hij te denken dat hij onze pijn begrijpt?”, brulde Robin, die de muzikant zo op een gemene manier misgenderde, tegen de boze, verwarde menigte. “Ik beschuldig hem als een opportunist, een infiltrant en een sloper – met de mentaliteit van een verkrachter. En jullie vrouwen op deze conferentie weten wie hij is. Nu, jullie kunnen hem binnenlaten in jullie workshops – of jullie kunnen met hem afrekenen.” Maar het was Morgan die aangepakt werd. De Gutter Dykes duwden de organisatoren opnieuw weg van de microfoon in een poging om de anderhalf duizend aanwezigen opnieuw te confronteren met de mislukkingen van de conferentie ten aanzien van transseksualiteit. Deelnemers begonnen te “schreeuwen dat ze daar niets meer over wilden horen”. En toen, uit het niets, kwam er een trans vrouw tussen. Het dagboek van conferentieganger Nancy MacLean meldt:

“Er is een blinde vrouw die het podium op wil komen…. Ik help haar omhoog…. Ze stampt op het podium, staat erop om te spreken. Ik smeek het publiek, de Gutter Dykes…. Eindelijk laten ze haar spreken. Ze is een TRANSSEKSUEEL! Ze is zo emotioneel, ze trilt zo erg dat ze nauwelijks kan staan, ze houdt de microfoon vast en schreeuwt dat deze vrouwen Beth en alle transseksuelen kruisigen: ‘Hoeveel pijn moet zij verdragen? Waarom kwellen jullie haar? Jullie zijn onderdrukkender dan onze onderdrukkers.’”

De Gutter Dykes stonden de microfoon af.

Voor de feministe van de eenentwintigste eeuw die nog nooit van dit schisma-moment heeft gehoord en misschien het verhaal heeft geslikt dat transfobie en biologisch essentialisme inherent waren aan de tweede golf van het feminisme, kan het lezen van het tijdschrift Lesbian Tide zeer informatief zijn. Morgan’s toespraak werd afgedrukt in het mei-juni nummer van 1973, maar dan wel achterin, in kleine letters, ingeklemd tussen bijdragen die allemaal kritiek hadden op Morgan en zich verzetten tegen haar sabotage van de bijeenkomst. MacLean’s dagboek geeft de reacties van de deelnemers weer op het conflict op het podium: “Dit kan niet waar zijn. Deze vrouw staat erop dat Beth Elliott niet mag optreden omdat Beth transseksueel is.” “Dat is onzin! Anatomie is GEEN bestemming!” In haar eigen bijdrage, “Over ongelovigen en inquisities”, vertelt Elliott dat de solidariteit die ze ervoer “mijn geloof in de vrouw levend hield”. Over Morgan zelf zegt ze echter waardig: “Ik wantrouw persoonlijk diegenen die mannen meer haten dan dat ze van vrouwen houden of iets positiefs voor hen doen.”

In haar memoires “Going Too Far” (“Te ver gaan”), van 1977, herschreef Morgan de gebeurtenissen in Los Angeles om zichzelf af te schilderen als een moedige ster die alleen maar zei wat iedereen dacht over “een zelfvoldaan mannetje met een oma-bril en een moeder aarde-jurkje”. Beth was “de enige persoon daar die een rok droeg”, spuugde Morgan, wijzend op de afwijking van de femme van wat zij zag als het juiste “androgyne” uniform in de lesbische scène. Beth’s “binnenstormende aanwezigheid”, schandelijk vertroeteld door haar medeorganisatoren van de conferentie, zou ervoor gezorgd hebben dat conferentiegangers “vol walging terugkeerden naar huis”. “Going Too Far” beweert zelfs dat vrouwelijke kleding, wanneer gedragen door een “man”, vergelijkbaar is met blackface – het bespotten van “onze moeders, en hun moeders, die geen andere keuze hadden, die strompelende jurken en martelende naaldhakken droegen om te overleven, om banen te behouden, of om echtgenoten te behouden omdat ze zelf geen baan konden krijgen.”

In haar apocalyptische volharding dat het lijden van cis-vrouwen niet gekend of gedeeld kan worden door anderen, geeft Morgan een grimmige kijk op wat vrouwelijke identiteit is. Blijkbaar heeft een echte vrouw pijn van de geboorte tot de dood, een pijn die haar identiteit als vrouw definieert. Het delen van vrouwelijkheid met mensen die ervoor kiezen om de vrouwelijke identiteit op te eisen, in plaats van te overleven, voelt als een bedreiging. “Jullie behandelen me net zoals mannen vrouwen behandelen”, schreef Elliott. “Het idee dat ik misschien hetzelfde ben als jij bedreigt je, dus duw je me naar beneden.” In haar strijd om de heiligheid van vrouwenonderdrukking te garanderen, verwerpt Morgan de mogelijkheid dat trans- en cis-feministen met dezelfde vijand te maken hebben en zich in dezelfde strijd verenigen. Voor het behoud van haar eigen identiteit moet die van hen vertrapt worden.

In haar nawoord herinnert Elliott zich een nachtmerrie waarin ze Morgan toespreekt: “Je bent een verdomd goede fascist.”

Deel twee van deze vertaling lees je hier..

Sophie Lewis

Dit artikel verscheen in nummer 11/12 van Lux onder de titel “TERF Island”. Sophie Lewis is de auteur van “Full Surrogacy Now and Abolish the Family”. Haar nieuwe boek “Enemy Feminisms: TERFs, Policewomen and Girlbosses Against Liberation” verschijnt in februari bij Haymarket Books.