Neo-nazi’s marcheren, antifa’s moeten zitten

Elk jaar vieren nazi’s uit heel Europa de zogenaamde “Dag van de Eer” in Hongarije, begeleid door anti-fascistische protesten. (Foto: VVN-BdA e.V.)

Terwijl in Budapest opnieuw de “Dag van de Eer” werd gevierd, strijden anti-fascisten in Duitsland en Hongarije tegen de staatsrepressie.

Camouflageuniformen, insignes van de Waffen-SS, helmen van de Wehrmacht, concerten – ook dit jaar kwamen op 8 februari weer honderden neo-nazi’s uit geheel Europa naar Boedapest. Daar huldigden ze de duizenden Duitse nazi-soldaten en hun Hongaarse collaborateurs die in 1945 probeerden de belegering door het Rode Leger te doorbreken, wat zelfmoord betekende. Daarop is de rechtse mythe van een heldendood gebaseerd, die neo-nazi’s elk jaar weer motiveert om te marcheren – voor een belangrijk deel worden ze door Hongaarse autoriteiten ongemoeid gelaten en met subsidies van de staat gesteund. Inmiddels is de zogenaamde Dag van de Eer een van de belangrijkste netwerkbijeenkomsten van Europees extreem-rechts geworden, waaronder veel Duitse deelnemers. Ook dit jaar was er sprake van anti-fascistisch protest, dat, in tegenstelling tot de mars van de neo-nazi’s, door een grote politiemacht werd begeleid.

Maar terwijl neo-nazi’s voor een belangrijk deel zonder probleem kunnen marcheren, wordt anti-fascistisch verzet geconfronteerd met een sterke repressie door de staat. Twee jaar geleden kwam het in verband met de “Dag van de Eer” tot een handgemeen met neo-nazi’s, met kneuzingen en botbreuken als gevolg, aldus het federaal Openbaar Ministerie in Duitsland. Sindsdien worden er in Duitsland twaalf anti-fascisten vervolgd voor lidmaatschap van een criminele vereniging, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en in enkele gevallen poging tot moord. In Hongarije wordt gedreigd met tot 24 jaar gevangenisstraf.

Maja T.

Maja T. wordt bijzonder hard door deze repressie getroffen. De niet-binaire persoon was vorig jaar juni, ondanks een snelle uitspraak van de Hoge Raad, ’s ochtends stiekem in alle vroegte naar het queer-vijandige Hongarije uitgezet.

Op 6 februari kwam de Hoge Raad tot de uitspraak dat de uitlevering naar Hongarije ontoelaatbaar was geweest. Daarbij verwezen de rechters ook naar artikel 4 van het Charta van Grondrechten van de Europese Unie wat het verbod op marteling en onmenselijke of vernederende straf of behandeling regelt. Het gerecht stelde vast dat de hechtenisomstandigheden in Hongarije niet alleen voor niet-binaire personen ondraaglijk zijn maar dat de mensenrechten in Hongaarse gevangenissen in het algemeen sterk te wensen overlaten.

De uitspraak is een groot juridisch succes voor Maja T. en hun advocaten, dat tegelijkertijd niets aan de catastrofale situatie van Maja T. in isolatie in Hongarije verandert. Want het voldongen feit van een stiekeme uitlevering in alle vroegte kan door de hoogste juridische instantie in Duitsland niet worden teruggedraaid. Voor de andere gevangenzittende medebeschuldigden van Maja T. is de uitspraak van de Duitse Hoge Raad het beste wat hen kon overkomen, omdat het de lat voor meer uitleveringen naar Hongarije enorm hoog heeft gelegd waarmee die duidelijk onwaarschijnlijker zijn geworden.

De rechters in Karlsruhe concludeerden daarnaast dat “de toelaatbaar geachte uitlevering aan Hongarije” een “ingrijpende schending van een grondrecht vormt die nog steeds doorwerkt”. Een rechterlijke uitspraak die het ministerie van Buitenlandse Zaken zou moeten opvatten als een dringende oproep om in actie te komen. De Bondsregering zou Hongarije op niet mis te verstane wijze te kennen moeten geven dat de gevangenhouding van Maja T. op een ernstige rechtsbreuk is gebaseerd. Eindelijk zouden de diplomatieke kanalen moeten worden benut om te komen tot een onmiddellijke terugkeer naar Duitsland. Maar dat is nog niet gebeurt. Weliswaar berichtte Der Spiegel op 14 februari, met verwijzing naar diplomatieke kringen, dat minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock (Groenen) gesprekken met de Hongaarse regering zou hebben gevoerd, maar daarbij ging het er blijkbaar alleen maar om de hechtenisomstandigheden van Maja T. te verbeteren.

Volgens advocaat Sven Richwin “hebben de genoemde pogingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken nog niet tot resultaten geleid”. Uiteindelijk zijn alle autoriteiten er nu aan gehouden om de voortdurende schending van het grondrecht van Maja te beëindigen en ervoor te zorgen dat hen weer naar Duitsland kan, aldus Richwin.

Maar in plaats van een terugkeer naar Duitsland wordt Maja T. met een cynisch “aanbod” geconfronteerd: met een bekentenis zou Maja T. een gevangenisstraf van 14 jaar onder verzwaarde omstandigheden accepteren en afzien van een proces; wanneer hen een bekentenis weigert dreigt er een straf van 24 jaar. Maja T. schrijft daar het volgende over in een brief van 30 december 2024: “Het Openbaar Ministerie neemt aan dat ik een gevaar voor de samenleving vorm en komt tot de conclusie om 14 jaar gevangenisstraf te eisen onder verscherpt toezicht, zonder kans op vervroegde vrijlating. Vooropgesteld dat ik me schuldig beken aan wat mij ten laste wordt gelegd. Daarnaast eist ze dat ik in voorlopige hechtenis moet blijven, in ieder geval tot er een eerste uitspraak is gedaan. Hiervoor heeft de verantwoordelijke rechtbank voor zichzelf een comfortabele termijn van drie jaar bedacht en is geenzins verplicht haast te maken”.

Een eerste gehoor voor de rechtbank staat gepland voor 21 februari. “Ondanks het dreigende showproces in Boedapest is Maja natuurlijk moreel gezien enorm gesterkt door de uitspraak van de Hoge Raad. Het hoogste Duitse gerecht heeft geconcludeerd dat Maja niet in deze rechtszaal thuishoort. Gelet op alle berichten in de Hongaarse pers is hen al veroordeeld en verwachten we een soortgelijke vernederende setting als bij het proces tegen Ilaria Salis vorig jaar”, aldus advocaat Richwin met oog op het proces wat binnenkort gaat beginnen.

(Vert.: Maja werd tijdens de eerste zittingsdag aan handen en voeten geboeid, en aangelijnd aan een ketting, door gemaskerde politieagenten de rechtszaal binnengeleid en door het publiek, tientallen Duitsers, onder meer de ouders, met applaus begroet, wat door de rechter werd getolereerd. Ondanks de inmiddels veertien maanden voorarrest, waarvan acht maanden in isolatie in een cel van twee bij drie meter, toont Maja zich strijdbaar bij het lezen van hun verklaring. “Ik ben aangeklaagd in een land waarin ik als non-binair mens niet eens besta. Ik ben aangeklaagd omdat ik een anti-fascist ben.” De verklaring van Maja is inmiddels in het Engels vertaald. Pas afgelopen donderdag, een dag voor de eerste zitting, kregen hun advocaten het complete dossier van 9.100 pagina’s, waarvan het grootste deel in de Hongaarse taal. Waar de aanklacht precies op is gebaseerd was tot op dat moment onduidelijk. De volgende zittingsdag staat gepland voor 6 maart.)

De opgedoken gezochten

Na de “Dag van de Eer” twee jaar geleden hadden bijna alle beschuldigden zich aan het zicht van de autoriteiten onttrokken. Dat veranderd op 20 januari toen zeven anti-fascisten zich meldden bij Justitie en politie. Maanden eerder hadden de gezochten al bekend gemaakt zich te willen aangeven – maar alleen als ze de garantie zouden krijgen dat ze niet aan Hongarije zouden worden uitgeleverd. Maar daar gingen politie en Justitie niet op in. Recent pas deelde het federaal Openbaar Ministerie mee dat vanuit haar gezien een proces in Duitsland de voorkeur zou hebben. Daarmee kwam het ministerie eindelijk aan de eis tegemoet die vanaf het begin af aan door de advocaten was gesteld.

Een uitlevering is daarmee nog steeds niet helemaal van tafel, aldus advocaat Yasemin Kostik tijdens een manifestatie in Hamburg. Bovendien gaan de regionale Hoven van Beroep (de Oberlandesgerichte, vert.) over uitleveringsprocedures. Desalniettemin ziet het er voor zes van de zeven beschuldigden zeer goed uit, nu de Hoge Raad (Bundesverfassungsgericht) de lat voor uitleveringen zeer hoog heeft gelegd. Voor de zevende persoon, Zaïd, ligt dat echter anders. Tegen hem is geen Duits arrestatiebevel uitgevaardigd, maar uitsluitend het Europees arrestatiebevel uit Hongarije. Zaïd heeft niet het Duits staatsburgerschap, is echter wel erkend als vluchteling volgens de Conventie van Genéve.

Hem worden echter niet dezelfde rechten toegekend die staatsburgers hebben. Daarom wordt hij dan ook acuut met uitzetting bedreigd. Advocaat Kostik: “Bij delicten in het buitenland gepleegd is er slechts deels sprake van een Duitse verantwoordelijkheid bijvoorbeeld wanneer vermeende daders Duitse staatsburgers zijn of wanneer de daad nauw verband houdt met Duitsland”. Dat Zaïd bijzonder gevoelig ligt wordt ook door zijn advocate benadrukt. “Het gaat bij Zaïd A., als erkend vluchteling volgens de Conventie van Genéve, om een bijzonder kwetsbaar persoon”, aldus Zaïds advocate Anna Busl, advocaat voor straf- en migratierecht in Bonn, in een interview met online-magazine LTO. “De Bondsrepubliek is op dezelfde wijze verplicht een eerlijk proces te waarborgen”. Sven Richwin, die al eerder met succes in beroep is gegaan tegen een uitlevering aan Hongarije, ziet dat ook zo. “Ook tegen een beschuldigde met de Syrische nationaliteit, tegen wie alleen een Hongaars en geen Duits arrestatiebevel is uitgevaardigd, kan het, gelet op de dreigende schending van grondrechten in Hongarije, naar onze mening niet anders”.

Hanna S.

Een andere beschuldigde is de uit Neurenberg afkomstige Hanna S., tegen wie op 19 februari voor het regionale Hof van Beroep (Oberlandesgericht, vert.) in München een proces zal beginnen. (Vert.: Het proces is die dag begonnen met ongeveer 100 mensen die solidair waren. De zaal was afgeladen vol en Hanna toonde zich ontroerd nadat ze enthousiast werd begroet met applaus en het scanderen van “You are not alone”. Zaterdag was er een demonstratie in München, met volgens de politie 1.000 deelnemers). Het is het eerste proces van het zogenaamde Budaprest-complex dat in Duitsland zal beginnen. Hanna S., die zich inmiddels negen maanden in voorlopige hechtenis bevindt, wordt beschuldigd van een lidmaatschap van een criminele organisatie, het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel en os daarnaast poging tot moord ten laste gelegd, hoewel de Hoge Raad de dringende verdenking van poging tot moord al ongegrond heeft verklaard. Dat de Officier van Justitie van het Landelijk Parket aan deze beschuldiging vasthoudt maakt duidelijk dat het voor een belangrijk deel gaat om een demonisering van onze cliënte”, aldus Yunus Ziyal, de advocaat van Hanna. Ook de beschuldiging dat Hanna S. lid zou zijn geweest van een criminele vereniging blijkt niet het magere dossier.

Dat de autoriteiten het met de demonisering zeer serieus nemen blijkt uit het recente verplaatsen van het proces naar een andere locatie. Het proces zou aanvankelijk in het paleis van Justitie plaatsvinden, maar werd naar een zaal verplaatst die met de gevangenis München-Stadelheim is verbonden. Het gaat hier om een ondergrondse, extra beveiligde zaal met muren die bestand zijn tegen explosies, en een directe toegang tot de gevangenis. In deze procesbunker vinden doorgaans zittingen plaats van terrorisme-zaken tegen bijzonder gevaarlijk geachte verdachten. “De verplaatsing van de zittingen naar een ‘zittingencel’ zet de stigmatisering en voorveroordeling van onze cliënte voort”, aldus advocaat dr. Peer Stolle. “Ze wordt als anti-fasciste als een groot gevaar voor de samenleving beschouwd”, aldus de kritiek van de advocaat.

Als reden voor de spontane verhuizing worden veiligheidsoverwegingen aangevoerd, omdat er gevreesd wordt voor verstoring van de rechtszaak. Hanna’s partner Jakob beschouwt het optreden ook als een uithaal naar de bestaande solidariteit: “We zijn er in Neurenberg in geslaagd een bondgenootschap te organiseren waarin bijvoorbeeld de Academie der Kunsten, de Naturfreunde, vakbonden en Amnesty International zich hebben aangesloten. Dat zijn geen van allen radicale organisaties en door de verhuizing van de zittingen werd onze zichtbaarheid afgepakt”. Anti-fascisten willen deze zichtbaarheid organiseren met demonstraties op de procesdagen en een solidariteitsdemonstatie op 22 februari.

Of Hanna hier in Duitsland een eerlijk proces kan verwachten kan met recht worden betwijfeld. Naast de absurde aanklacht van poging tot moord door het landelijk Openbaar Ministerie deed het regionale Hof van Beroep in München er met zijn motivatie voor het accepteren van die aanklacht er nog een schepje bovenop: “De senaat heeft, in zoverre aansluitend op de toelichting van het landelijk Openbaar Ministerie, in de aanklacht er ook rekening mee gehouden dat de aangeklaagde daad een negatief effect op het beeld van de Bondsrepubliek Duitsland bij andere staten zou kunnen hebben.”

Dat zegt nogal wat over het zelfbeeld van het Hof van Beroep in München: wat mag dat dan wel voor bijzonder imago zijn, wanneer uitgerekend degenen die tegenstand bieden aan de manier van optreden van neo-nazi’s op het speelterrein Boedapest, het aanzien van de Bondsrepubliek besmeuren? Het vormt opnieuw bewijs voor een ontkenning van de historische werkelijkheid van de Bondsrepubliek Duitsland en een criminalisering van degenen die zich tegen een terugkeer van het fascisme verzetten.

Carina Book

(Dit artikel verscheen op 18 februari 2025 onder de titel “Neo-nazis marschieren, Antifas sitzen” in ak.)