Racistische pedagogiek aan de universiteit van Utrecht

Is hun cultuur de oorzaak van de ‘onderwijsachterstand’ bij “niet-westerse” jongeren? Dat is de vraag die gesteld wordt bij het pedagogische vak “Culturele diversiteit in opvoeding en onderwijs” aan de universiteit van Utrecht. De docenten beantwoorden hun eigen vraag tijdens de zeven colleges met een volmondig ja. Hun vak is doordrenkt van een ouderwets westers superioriteitsdenken dat de afgelopen 20 jaar weer salonfähig is gemaakt door extreem-rechtse politici als Pim Fortuyn en sociaal-democratische opiniemakers als Paul Scheffer. Ze vervangen het begrip “ras” daarbij simpelweg door “cultuur”. Die denkwijze is inmiddels ook weer doorgesijpeld in het onderwijs aan de universiteit.

De Utrechtse docenten baseren zich uitsluitend op een beperkt aantal ‘wetenschappelijke’ onderzoeken die cultuur als oorzaak aanwijzen voor maatschappelijke ‘achterstanden’. Zo’n uiterst subjectieve aanpak levert vanzelfsprekend zeer eenzijdige informatie op. Toch wordt die als feitelijke waarheid op een presenteerblaadje aan de studenten geserveerd. “Onderwijsachterstand is ontwikkelingsachterstand die door ouders niet wordt opgemerkt”, aldus docente Cathy van Tuijl die de meeste colleges verzorgt. De ouders van “niet-westerse” jongeren zouden niet eens doorhebben dat hun kind een onderwijsachterstand heeft omdat zij zelf ook een achterstand zouden hebben, net als alle anderen in hun cultuur. Voor het gemak lichten de docenten er twee “niet-westerse” groepen uit: de Turkse en de Marokkaanse Nederlanders. Die lopen achter bij de “autochtone” middenklasse, zo laten de cultuurpedagogen zien aan de hand van wat cijfers over het onderwijsniveau en de arbeidsparticipatie van deze groepen. En dat zou dus door hun cultuur komen.

Het rapport “Het kind van de rekening” van het Integraal Toezicht Jeugdzaken werpt echter een heel ander licht op de zaak: “Kinderen die in armoede leven zijn letterlijk en figuurlijk het kind van de rekening. Zij leven in een situatie met grote gevolgen voor hun sociale, emotionele, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling.” Onderwijsprestaties hangen dus nauw samen met klasseverschillen. Een op de tien kinderen in Nederland leeft in armoede, en de meesten van hen hebben een “niet-westerse” achtergrond. Cultuurpedagogen die groepen kinderen vergelijken zonder hun klasse mee te wegen, laden de verdenking op zich een racistische agenda te hebben. Eerdere onderzoeken laten namelijk zien dat het verschil in onderwijsniveau wegvalt wanneer er ook wordt gekeken naar hun klasse, naar hun economische omstandigheden. Een wetenschapper die op dezelfde wijze de Turks-Nederlandse middenklasse zou vergelijken met de “autochtone” onderklasse, en die dan zou concluderen dat Nederlanders achterlopen vanwege hun cultuur, die zou – terecht – op veel hoon kunnen rekenen.

Cultuur

De docenten houden klassen dus krampachtig buiten beeld, en zoeken alle oorzaken voor ‘achterstanden’ in de “niet-westerse” cultuur. “Zij” zijn anders dan “wij”, lijkt daarbij de leidende gedachte te zijn. Dat is een nogal simplistische gedachtegang, maar toch hebben diverse ‘wetenschappers’ dat als uitgangspunt genomen voor hun onderzoek. Ze gooien absurd genoeg miljarden “niet-westerse” mensen op een grote hoop van “collectivistische culturen”, en rekenen “ons” allemaal tot de mensen met “individualistische culturen”. En vanzelfsprekend worden aan die tweedeling allerlei individuele kenmerken verbonden.

Zo zijn individualistische kinderen al vroeg doelgericht, cognitief vaardig en aanspreekbaar, aldus de wetenschappers. Daarnaast zijn individualisten gericht op het ontplooien van hun talenten. Ook hebben ze een eigen wil en een eigen mening. Ze zijn competitief en verbaal, ze nemen zelf initiatief, ze zijn onafhankelijk, en kunnen zelf kiezen voor relaties.

Collectivisten zouden daarentegen cognitief en emotioneel pas laat aanspreekbaar en laat doelgericht zijn. Ze zijn gehoorzaam en loyaal aan hun leider of hun man, ze zijn afwachtend en hun mening is afhankelijk van anderen. Hun familie bestaat uit hiërarchische verbanden. Zij voelen zich ook zeer verbonden met hun familie en met de groep waartoe zij behoren. Daarnaast hebben ze een sociale plicht naar die familie en groep.

Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat de wetenschappers de voorkeur geven aan de kenmerken die bij de individualistische cultuur horen. Dat zijn immers de kenmerken die de kapitalistische arbeidsmarkt nodig heeft, en die het onderwijs dus moet stimuleren. De onderzoekers Harkness en Super hebben een model ontwikkeld, “the developmental niche”, waarmee ze menen te kunnen aantonen dat deze culturele kenmerken van invloed zijn op zo’n beetje alles. Cultuur zou heel dicht bij de mens liggen en een bepalende invloed hebben op onze ideeën, gewoonten en omgeving. Kortweg: collectivisme zou leiden tot de onderwijsachterstand bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders.

Speelgoed

In “Cultuur en opvoeding” van Lotte Eldering, een boek dat studenten die het vak volgen moeten gebruiken, staat: “Westerse ouders weten dat de ontwikkeling van hun kinderen zowel door genetische factoren als door omgevingsinvloeden wordt bepaald en zij trachten de gezonde psychologische ontwikkeling van hun kinderen bewust te beïnvloeden. Ouders in niet-westerse culturen verschillen van ouders in westerse culturen. Ouders hanteren in deze samenlevingen vaker een sociaal levensloopmodel dan een model dat de psychologische ontwikkeling centraal stelt.” Kortom: “niet-westerse” ouders zouden vooral de nadruk leggen op de sociale veranderingen in het leven van hun kind, en bijvoorbeeld trouwen en kinderen krijgen veel belangrijker vinden dan je best doen op school. Daarom zouden ze hun kinderen onvoldoende motiveren om nieuwe woordjes te leren, geen stimulerend speelgoed geven, niet naar de kinderopvang sturen, en ’te laat’ naar school laten gaan. En de moeders zouden niet open staan voor hulp van buitenaf omdat dat niet zou mogen van “de man des huizes”. Daarnaast zouden “niet-westerse” kinderen niets aan hun leraar vragen, alleen kunnen leren wat hen wordt voorgedaan en geen initiatief durven nemen.

Volgens Eldering is dat allemaal het gevolg van onwetendheid bij de “niet-westerse” en dus “collectivistisch” ingestelde ouders. Die zouden namelijk niet weten dat ze hun kinderen kunnen helpen bij hun ontwikkeling in het onderwijs. Maar dat is volkomen onzin. In het driejaarlijkse onderzoek “Programme for International Student Assessment”, waarin de onderwijsprestaties van 15-jarigen in 65 landen worden vergeleken, blijkt de Chinese stad Shanghai het hoogst te scoren. Ook Singapore en Zuid-Korea scoren erg hoge studieresultaten, terwijl de mensen in die streken volgens de eigen criteria van onze cultuurpedagogen allemaal enorm “niet-westers” en “collectivistisch” denken. In veel van deze landen worden kinderen vanuit het gezin en de samenleving sterk gestimuleerd om te presteren, in sommige gevallen zelfs zo sterk dat de kinderen eraan onderdoor gaan.

Projectie

De simpele indeling “collectivistische” en “individualistische” cultuur is onwetenschappelijk. Onderzoekers hebben die indeling niet aangetroffen en onderzocht, maar zelf geconstrueerd en op de samenleving geprojecteerd. Hij dient vooral politieke doelen: namelijk het projecteren op “de ander”, “de migrant”, “de moslim” van een set eigenschappen die “wij” het minst aantrekkelijk vinden, om daarmee repressief beleid te kunnen rechtvaardigen. Hoe “wij” zouden zijn en hoe “zij” zouden moeten worden, dat zijn politieke keuzen. Het gaat om het opleggen aan ons allemaal van een mensbeeld, van een manier van denken die gericht is op het optimaal functioneren in een kapitalistische maatschappij. Iedereen moet zich van de wetenschappers zien als een klein individueel te managen bedrijfje, dat hard werkt, zich voortdurend ontwikkelt, geld verdient en consumeert. En deze vermeende “westerse” normen en waarden moeten aan iedereen opgelegd worden via het onderwijs.

Dit soort ideeën viert hoogtij bij rechtse en racistische politici die een uiterst repressief migratie- en integratiebeleid voor staan. Maar ook bij sociaal-democratische politici die hun aloude paternalistische opvattingen en praktijken over “de verheffing van het volk” maar al graag een nieuw leven inblazen om hun eigen nut voor de BV Nederland te kunnen aantonen. De afgelopen 10, 15 jaar is er zo een min of meer Kamerbrede consensus ontstaan die voorop stelt dat de “achterlopende” dan wel “achterlijke” “niet-westerse allochtonen” aangepakt en geschikt moeten worden gemaakt voor de arbeidsmarkt. Universiteiten dragen hun steentje bij via ‘wetenschappelijk’ onderzoek en het opleiden van cultuurpedagogen die deze racistische aanpak efficiënter kunnen maken.

Prestatiekloof

Daar blijft het echter niet bij. De vermeende verschillen tussen alle “niet-westerse” en “westerse” mensen worden door deze wetenschappers niet alleen geweten aan hun culturen, maar ook aan genetische en biologische verschillen. In een van haar colleges verwijst Van Tuijl naar onderzoeken die zouden hebben aangetoond dat er een prestatiekloof bestaat tussen zwarte en witte mensen. Witten zouden een hoger IQ hebben en sneller informatie kunnen verwerken. Die verschillen zouden ze “van nature” hebben en ze zouden dus genetisch bepaald zijn. Van Tuijl geeft tijdens haar college toe dat die onderzoeken op veel kritiek kunnen rekenen, en dat ze wel wat neigen richting discriminatie. Maar ze levert zelf geen enkele kritiek op deze racistische onderzoeken, en het blijft gewoon leerstof voor de studenten.

Ook biologische verschillen spelen een rol, meent Van Tuijl. Babies met een laag geboortegewicht hebben later minder goede schoolprestaties. Die kinderen zijn vooral te vinden bij achterstandsgroepen waarbij de moeders aan meerdere stressfactoren zijn blootgesteld. Denk aan werkloosheid en armoede, en dus aan een gebrek aan middelen om kinderen op te voeden, zo geeft ze aan. In zulke posities bevinden zich meer zwarte dan witte mensen, maar over het racisme en de klasseverhoudingen die deze achterstellingen veroorzaken rept ze niet. Het zou liggen aan de cultuur en de huidskleur van de moeders.

Het is niet verbazingwekkend dat dit racistische vak verontwaardiging oproept bij sommige studenten. Al in de eerste week waarin het vak dit jaar van start ging, hebben twee Turkse studentes een klacht ingediend bij Van Tuijl. Zij ergerden zich aan het wij-zij gevoel dat ze creëerde door steeds “de westerse cultuur” boven “de niet-westerse cultuur” te plaatsen. Andere studenten vonden ook dat die tweedeling wel heel erg zwart-wit was. Op geen van de klachten is serieus ingegaan. “Tja, je hebt het vak zelf gekozen. Dan kon je dit verwachten”, was de enige reactie waar de studentes op konden rekenen.

Shirley de Vet
Eric Krebbers