Activisten op zoek naar de uitgang van het witte getto
Morgen begint weer het 2.Dh5-festival, de inmiddels twaalfde editie. Met het festival willen activisten “het diverse buitenparlementaire links samen brengen voor een jaarlijkse pas op de plaats met theoretische verdieping, analyse en discussie”. Begin 2016 concludeerde de organisatie dat het nauwelijks nog lukte “om aansluiting te vinden bij, of onderdeel te zijn van de groeiende en successen behalende bewegingen en strijden van deze tijd”. Men doelde daarbij onder andere op de anti-racismebeweging. Daarop vroeg men betrokken activisten via een brief met vragenlijst om feedback. Ik stuurde vlak voor de deadline, op 14 september 2016, een wat uit de losse pols geschreven kritische reactie, die je hieronder kunt lezen, en besloot om mee te doen aan een conferentie over de toekomst van het festival, begin vorig jaar. Over die bijeenkomst, en de conclusies die men daaraan verbonden heeft, schreef 2.Dh5 twee belangrijke stukken (lees hier en hier). En ik moet zeggen: het valt niet tegen. Wij zijn er natuurlijk nog lang niet, maar er zijn voor zover ik kan nagaan echt flinke stappen gezet in de goede richting. Zo zijn er bij de nieuwe editie van het festival workshops over onder andere ‘manarchisme’, feminisme en radical queer activism. Speciaal wil ik er even uitlichten de workshop “Zwart activisme en de bewegingsgeschiedenis van jaren 70 tot heden” (zaterdag 16:00 uur) onder leiding van Fatima Faïd over het probleem dat de meeste mensen ten onrechte bij krakers alleen aan witte activisten denken. En bijzonder is ook de Stroomversnellers-workshop “Welke rol is weggelegd voor witten in de anti-racisme-beweging?” (zondag 14:00 uur). Hieronder kun je mijn bijdrage lezen van anderhalf jaar geleden aan het interne 2.Dh5-debat, helaas voor een deel van de activistische scene nog steeds actueel.
Rommelige reactie op hoopgevende 2.Dh5-discussie
Beste kameraden van 2.Dh5, hier mijn reactie op jullie oproep en analyse. Ik doe ook graag mee aan de conferentie. Ik schrijf niet namens Doorbraak, maar natuurlijk wel vanuit mijn ervaring als Doorbraak-activist. De tekst is wat rommelig en brokkelig, dat komt doordat het in mijn kamer tweehoog achter nauwelijks uit te houden van de hitte, en tsja, het moest vandaag af, hè? In plaats van een eigen lijn heb ik er maar voor gekozen de prima structuur van jullie mail te volgen met eigen commentaren: de inleiding, vragen en analyse. Ik kan wellicht af en toe wat scherp uit de hoek komen, maar mijn betrokkenheid en solidariteit is oprecht.
Jullie schrijven: “Na de interne evaluatie van het afgelopen 2.Dh5-festival zijn we als organisatie in een patstelling terechtgekomen. Het lukt ons na tien jaar 2.Dh5-festival steeds minder goed om aansluiting te vinden bij, of onderdeel te zijn van de bewegingen van deze tijd. We menen dat dit probleem niet alleen te constateren is bij ons eigen initiatief 2.Dh5, maar dat dit ook een algemener probleem is van de links anti-autoritaire beweging.”
Ik herken jullie conclusies, en deel ze ook. Wel heb ik het gevoel dat die afstand tussen de beweging, voor zover die nog bestaat, en de rest van de samenleving en protesten al veel langer groeiende is. Mijns inziens is er al een neergaande lijn sinds de Val van de Muur (1989), en ik heb het idee dat er sindsdien nauwelijks iets wezenlijks is veranderd in de manieren van denken en werken van die beweging, ook al veranderde de wereld eromheen in rap tempo. Men bleef actief op een aantal van de thema’s die in jaren 70 en 80 op de agenda gezet werden, en miste min of meer de boot als het ging om nieuwe bewegingen.
Ik kom zelf ook uit die beweging, maar probeer al jaren, eerst met De Invalshoek/De Fabel en momenteel met Doorbraak, dingen anders te doen. Dat heeft door de jaren best flink wat afstand geschapen tussen de beweging en mij (of ons). We kwamen elkaar steeds minder tegen. We voerden daar met delen van de beweging door de jaren heen af en toe redelijk vruchteloze discussies over (zie onze website en ons Gebladerte Archief). Wij begaven ons meer en meer in heel andere kringen, namen meer en meer afstand van de vaste patronen (cultureel, actie- en organisatievormen). Ik reageer dus als iemand die zich een beetje een buitenstaander voelt, die sympathiseert en veel herkent, maar daar niet altijd positieve (eerder moedeloze) gevoelens bij heeft.
Overigens, ook wij bij Doorbraak hebben geen echte oplossingen, anders waren wij en was links wel groter en sterker. Maar het gevoel van “een impasse”, zoals jullie dat noemen, dat kennen we niet.
Op mij komt het jaarlijkse festival over als nostalgie, als een feestje van vrienden, met allemaal grotendeels dezelfde witte, hoogopgeleide, jonge, subculturele achtergrond en soms, maar zeker niet altijd, in meerderheid man.
Ik ben zeer enthousiast over het open gooien van de tent en het nieuwe ideeën binnen laten, maar verbaas me erover dat jullie dan wel weer schrijven: “Wij hopen hiermee nieuwe ideeën, analyses, contacten en inspiratie te krijgen om nog eens tien jaar het 2.Dh5-festival te organiseren.” Alsof jullie vooraf al bedacht hebben dat de enige twee conclusies kunnen zijn: stoppen of doorgaan met het festival (met een iets andere invulling). Ik zou jullie willen oproepen om de luiken net nog wat verder open te zetten, en je af te vragen of er ook heel andere activiteiten mogelijk zouden zijn dan het organiseren van een festival, als je streeft naar een betere wereld. Ja, je zou je zelfs kunnen afvragen of die focus op een festival én op het zijn van een vaste eigen groep niet juist dé blokkade vormt waar jullie tegenaan lopen, maar die jullie onvoldoende waarnemen.
Vragen
Ik zal eerst even kort wat reacties proberen te geven op jullie vragen, vanuit mijn specifieke positie natuurlijk. Waarbij ik nogmaals nadrukkelijk wil aangeven dat ik de vragen herken, maar geen ook goed werkende definitieve antwoorden heb. Wel zoek ik ze in een heel andere richting dan jullie, zo heb ik het gevoel.
1. “Herken je je in de impasse van de links anti-autoritaire beweging die wij schetsen?”
Jazeker, en dat die vastgelopen is, in kringetjes ronddraait, maakt dat ik me er al jaren steeds minder thuis voel. Dat ik steeds meer een drempel voel om ermee samen te werken, omdat ik merk dat het nergens toe leidt.
2. “Zie je ook een gebrek aan aansluiting met nieuwe bewegingen?”
Ja, dat gebrek aan aansluiting zie ik, maar daar hebben we zelf als Doorbraak absoluut geen last van. Op de strijdterreinen waarop we ons begeven staan we midden in de strijd, van Zwarte Piet, de vluchtelingenstrijd, het racistisch profileren, de baanlozenstrijd, het anti-fascisme en de Turkije-solidariteit. We komen overal problemen tegen, vanzelfsprekend, maar een gebrek aan aansluiting behoort daar niet toe.
3. “Herken je je in onze analyse van de oorzaken (zie hieronder) hiervan of juist niet?”
Daar zal ik hieronder op ingaan.
4. “Is er te ontkomen aan onze ‘subcultuur’?”
Jazeker, dat was voor ons vanaf het eerste moment dat we ons organiseerden (en in de diverse voorganger-groepen als De Fabel en Aksi) een belangrijk punt. Het is helemaal niet zo moeilijk, maar ik heb het idee dat de wil ertoe simpelweg ontbreekt in de beweging, de wil en de durf om buiten de eigen kringen te treden. Er heerst, zo lijkt het, angst om de eigen politieke en culturele eigenheid te verliezen. Dat heeft me altijd verbaasd, aangezien we toch zo overtuigd zijn van onze anti-autoritaire analyses.
5. “Hoe overkomen we de witheid, en scheve genderverhoudingen?”
Die scheve verhoudingen hangen natuurlijk vooral samen met de keuze van de strijdterreinen, met de gehanteerde actiemiddelen, de keuze voor strijdpartners en de interne sfeer en organisatie. Bij ons zijn de leeftijds-, gender- en herkomstverhoudingen een stuk minder scheef, kwestie van langdurig bewust omgaan met bovenstaande keuzen.
6. “Zitten we hopeloos vastgeroest in negentiende- of twintigste-eeuwse concepten?”
Niet per se, denk ik, als we het hebben over onze meest basale (anarchistische en autonome) waarden en ideeën. Maar wel als het gaat om het actualiseren en vorm geven van die ideeën in de huidige, concrete realiteit van strijd.
7. “Welke oplossingen voor deze problemen zie je?”
Zelf heb ik er dus voor gekozen om met anderen Doorbraak op te richten. Dat hoeven jullie dus niet meer te doen, jullie zijn van harte welkom, haha. Maar alle gekheid op een stokje: de oplossing ligt niet direct bij jullie of bij ons. De revolutie zal nooit bij revolutionair of anti-autoritair links beginnen, denk ik. De oplossing ligt in het voluit meedoen met sociale bewegingen die zich voordoen, die steunen, helpen opbouwen en waar nodig opbouwend bekritiseren. Dat betekent erop uit gaan, langdurig persoonlijke politieke contacten opbouwen, je verbinden aan concrete strijden. Het doel moet niet zijn dat we “ons hele verhaal” kwijt kunnen aan anderen, maar dat we samen met anderen bewegingen opbouwen, overwinningen en overwinninkjes behalen, en weer anderen daardoor motiveren. En dan kan het geen kwaad als de strijdterreinen ook heel direct onszelf aangaan, zoals bij ons bijvoorbeeld de dwangarbeid, zoals voor de studenten in het Maagdenhuis. Jezelf inbrengen in de strijd, dat risico nemen, maakt ook dat je sneller begrijpt dat anderen niet altijd meteen voor de revolutie willen gaan, en soms ook wel eens niet het “hele verhaal” willen vertellen. Dat is een heel ander risico dan ons als witte activisten ergens aan vastketenen bijvoorbeeld (dat is nuttig én gevaarlijk, maar zal niet snel je bestaanszekerheid in gevaar brengen).
8. “Zie je een rol weggelegd voor een samenkomst van bewegingen zoals het 2.Dh5-festival hierin?”
Heel eerlijk gezegd niet. Wat dat betreft staan jullie “mat”, zoals in de titel van jullie analyse. Er zijn momenteel nauwelijks goed georganiseerde sociale bewegingen – laat staan radicale. Het gaat momenteel om niet meer dan een netwerk van individuen die elkaar weten te vinden. Wat mij betreft gaan we eerst serieuze (veel diversere) bewegingen (helpen) opbouwen en dan kunnen we later wel zien of en hoe we die bij elkaar brengen (en of dat onze taak als witten is). Als we echt onderdeel uit gaan maken van allerlei basisbewegingen, die dan ook heel diverse bevolkingsgroepen verbindt, dan heeft het bij elkaar brengen ook echt zin, echt een meerwaarde. Dan komen er nieuwe impulsen, dingen die we niet al op voorhand van elkaar weten.
We zijn nu met relatief weinig mensen: maar stel je voor dat iedereen van de 2.Dh5-organisatie en -achterban echt daadwerkelijk erop uit ging en buiten de eigen kringen bewegingen en tegenmacht op ging helpen bouwen, in plaats van er jaarlijks een weekeinde over te praten…. Dat klinkt cynisch, maar is niet zo bedoeld. De laatste twee keer dat ik het festival bezocht, werd praktisch elke workshop beëindigd met de oproep, ja, het heilige voornemen, om nu echt te gaan organiseren. De noodzaak werd oprecht gevoeld, dat geloof ik serieus, maar die oproepen voelden toch meer en meer als een ritueel, zeker als je er jaar na jaar nauwelijks iets van terug ziet. Ik zie momenteel weinig politiek nut van het festival. Wat niet betekent dat het voor de onderlinge persoonlijke contacten in de relatief jonge witte en hoogopgeleide subcultuur leuk en nuttig kan zijn, maar dan moeten we er eerlijk over zijn: dat is geen keuze gebaseerd op een politieke analyse.
9. “Zou jij je ook willen inzetten voor een dergelijk festival? En hoe zou die contributie er dan uitzien?”
Momenteel en in deze vorm dus niet, nee. Maar ik sluit enthousiasme voor een toekomstig festival op veel bredere basis zeker niet uit.
Analyse
Dan jullie analyse. Daarin trof ik een aantal punten aan die in mijn ogen symptomatisch zijn voor de huidige knelpunten, en die tegengaan dat er daadwerkelijk vooruitgang geboekt wordt. Door er een paar te bespreken wordt mijn punt misschien duidelijk.
A. Jullie schrijven: “Het eerste festival vond plaats na de verschillende massale mobilisaties voor de wisselend succesvolle acties tegen grote topconferenties.”
In mijn ogen was het ’tophoppen’, zoals dat eind jaren negentig in zwang kwam, geen succes maar eerder een teken van de teloorgang van de beweging. De beweging raakte losgezongen van elke concrete lokale strijd: ideologisch door te focussen op (voorzichtig gezegd: vage) concepten als het “financiële kapitaal” en “de globalisering”. Er ontstond steeds meer een circuit van voornamelijk jonge, witte, rijke en mannelijke actievoerders die elkaar overal ter wereld troffen op toppen, en die zo meer en meer de agenda en strijdmethoden gingen bepalen voor allerlei sociale bewegingen. De mobilisaties voor de toppen waren qua aantallen misschien een succes, maar hadden geen enkele blijvende tegenmacht tot gevolg en ook is mij onduidelijk wat er nu ooit echt concreet bereikt is. Ja, sommige toppen zijn verstoord, maar van welke mensen werd op welke manier het leven daardoor beter? Als we daadwerkelijk vooruit willen komen, is het volgens mij van belang om succes strak te definiëren, niet als dat we succesvol samen een actie-ritueel volbracht hebben, of ons verhaal verteld hebben, maar als dat we blijvend meer mensen georganiseerd hebben, en concrete verbeteringen hebben bevochten in onze levens en in die van andere mensen.
B. “Toch zijn wij – niet alleen de organisatie van het festival, maar iedereen waarvoor het festival bedoeld is – er niet in geslaagd daarvan een onderdeel te zijn of aansluiting te vinden bij deze bewegingen, wellicht met uitzondering van een aantal gevallen.” (Over onder meer de anti-racisme en vluchtelingenbewegingen)
Ik blijf me daarover verbazen. Hoe moeilijk kan het zijn om aansluiting te vinden bij een beweging? De meeste die jullie noemen zijn heel erg open. Het is echt niet meer dan een kwestie van erop af gaan, naar bijeenkomsten en acties, contacten leggen en gaan meehelpen met organiseren van de volgende. Dat dat er toch niet van komt, zegt in mijn ogen veel. Willen jullie je als groep, als beweging, echt wel open stellen? Op anderen afstappen? Naar anderen toegaan, daar meedoen, in plaats van te hopen dat anderen naar jullie festival, acties en beweging toekomen? Eens meedenken en -doen op andere dan de ons gewone strijdterreinen?
C. “Bijkomend probleem is dat de genoemde nieuwe ‘bewegingen’ vaak tamelijk spontaan ontstaan en niet altijd gebaseerd zijn op een gedegen politieke en economische analyse of strategie.”
Ik zie niet goed waarom dat een probleem is. Waarom is een Kopfgeburt beter dan een strijd die voorkomt uit een in het dagelijks leven ervaren misstand? En terzijde: waarom zijn het dan plots ‘bewegingen’ tussen aanhalingstekens? Zijn alleen onze bewegingen echt, serieus te nemen?
D. “Grote uitzondering hierop is de anti-racisme beweging. Het is goed dat deze niet ontstaan is in onze eigen, overwegend witte beweging, en veel protagonisten binnen deze beweging hebben wel degelijk een radicale politieke en economische analyse gemaakt. Er zijn wel pogingen gedaan om bruggen te slaan tussen verschillende groepen binnen eenzelfde thematiek, maar dat heeft tot dusver niet veel opgebracht.”
Het meedoen aan die beweging is, zoals gezegd, naar onze ervaring vrij eenvoudig (gewoon doen), ook als witte persoon of voornamelijk witte organisatie. Dat roept de vraag op wat die “pogingen” dan behelzen die door jullie beweging gedaan zijn. Zijn die gebaseerd geweest op een goed doordachte gezamenlijke strategie om er onderdeel van te worden? Wat ging er daarbij mis? Hebben jullie dat gezamenlijk geëvalueerd en daar conclusies aan verbonden over hoe het nogmaals te proberen? Maar we kunnen nog dieper kijken: waarom is de beweging “overwegend wit”? Hoe kan het dat een progressieve sociale beweging (en een organisatie als 2.Dh5), die voornamelijk opereert in grote steden die inmiddels voor de helft niet-wit zijn, toch “overwegend wit” zijn? Dat zou eigenlijk reden genoeg moeten zijn om jezelf bewust op te heffen, en helemaal opnieuw te beginnen. Je wilt toch niet behoren tot een beweging of organisatie die – onbewust weliswaar, maar toch – kennelijk – op de een of andere manier – positieve discriminatie toepast richting witten? Kennelijk kent de beweging een zodanig witte ‘bedrijfscultuur’ (subcultuur) dat veel niet-witten zich daarin niet thuis voelen. Opheffen en opnieuw beginnen, zou ik zeggen! Deze keer met niet alleen witten! We bekritiseren bedrijven en overheden die maar wit blijven terecht genadeloos, we hakken terecht in op discriminatie op de arbeidsmarkt, maar zouden we onszelf niet nog harder moeten aanpakken, als we onszelf recht in de ogen willen blijven kijken? Het gaat erom serieus conclusies te verbinden aan onze analyses, me dunkt, anders kunnen we ze net zo goed achterwege laten.
E. “Nu wordt het programma grotendeels ingevuld door ons, de organisatoren zelf, en groepen en personen die wij benaderen. Het wordt daarbij steeds moeilijker om mensen of groepen te vinden die echt actief zijn rond een bepaald onderwerp. Vaak moeten we terugvallen op mensen die voornamelijk bezig zijn met (academisch) onderzoek en lobby.”
Dat betekent mijns inziens dat het middel (kort gezegd een festival om bewegingen bijeen te brengen) op dit moment niet meer nodig is. Een van de problemen van de beweging van na de Val van de Muur is dat men vaak star en gemakzuchtig vasthoudt aan bepaalde middelen en methoden die men gewend is. Het middel staat veel te vaak centraal bij allerlei initiatieven, en verwordt tot een soort subculturele hobby. In plaats van dat middelen voortkomen uit een voortdurende discussie over hoe bepaalde doelen te bereiken: in ons geval het opbouwen van een beweging of tegenmacht. Juist het opengooien van de zaak, zoals jullie dat met deze conferentie doen, maakt me enthousiast, niet het middel van een jaarlijks festival. Links en de wereld in het algemeen zitten in een aantal enorme crisissen en dat vereist objectief nadenken over wat we nog kunnen doen en niet vanuit een soort traditioneel, subcultureel gevoel vasthouden aan een bepaald middel.
Nogmaals: grotendeels dezelfde kritiek lever ik intern bij Doorbraak, dus het gaat me niet speciaal om jullie initiatief, maar meer in het algemeen om Nederlands buitenparlementair links of wat daar van over is. Ik ben blij dat jullie er nog zijn en deze discussie geopend hebben.
Eric Krebbers
Terechte kritiek op het (witte) elitisme en sectarisme van dogmatisch links. Al 100+ jaar wil het niet leren van zijn eigen geschiedenis, en stelt het verkeerde vragen om niet wezenlijk te hoeven veranderen. Waar het m.i. nu om gaat, is het verbinden van *organisatie* met de *vluchtigheid* van de digitale maatschappij – die wezenlijk verschillend is van het relatief statische, productie-georiënteerde 20e eeuwse kapitalisme.