“Als je niets doet tegen politiegeweld, dan verlies je sowieso”
Na een aanrijding werd Moes Sealiti in politiebureau De Heemstraat in Den Haag mishandeld door een agent. Het gevolg: een gebroken pols en een beschadigde ruggenwervel, waardoor hij niet meer kan werken. Nu, vijf jaar later, heeft Moes nog steeds geen gerechtigheid, maar hij zet zijn strijd voort. Een ontmoeting met een Marokkaans-Nederlandse man die al jaren actief is tegen racistische profilering en politiegeweld.
Zijn verhaal heeft eerder al veel publiekelijke aandacht gekregen. Het onrecht dat hem is aangedaan, komt nog steeds in het nieuws. Moes en zijn vrouw waren indertijd met hun auto onderweg naar de crèche om hun dochter op te halen. Ze werden van achteren aangereden door een andere auto. Het conflict dat daarna tussen beide chauffeurs dreigde te ontstaan, werd snel weer gesust. Eerst kwamen er twee vrouwelijke agenten ter plaatse. Ze vroegen Moes en de andere chauffeur vriendelijk om hun auto aan de kant te zetten. Omdat zij allebei geen schadeformulier hadden, moest er naar een andere oplossing worden gezocht om de afwikkeling van de aanrijding te regelen. Op dat moment kwam er een motoragent bij. Het was meteen duidelijk dat hij niet voor rede vatbaar was. Hij gedroeg zich als een dolle stier. “Schrijf het kenteken op en ga weg!”, riep hij. Moes ging daar tegenin, want met alleen een kenteken kom je bij de verzekering niet ver. Maar de motoragent wilde niet naar hem luisteren. Beide chauffeurs reden uiteindelijk met hun auto weer weg. Niet veel later kwam de motoragent naast Moes rijden. Hij snauwde dat Moes hem moest volgen naar het politiebureau. Daar aangekomen schreeuwde de agent naar hem: “Stuk tuig, kom hier, ik zal je laten luisteren!” Hopend op bescherming tegen de agressie van de agent vluchtte Moes het politiebureau in. Hij vroeg de agente achter de balie om hulp, maar al snel kwam de motoragent binnen. Moes werd door hem meegesleept en mishandeld.
Aangifte
Wat bezielde die motoragent om zo tekeer te gaan bij een simpele aanrijding? Moes weet het ook niet. Er was geen enkele aanleiding voor het gedrag van de agent. En ook al zou er een aanleiding zijn, dan nog valt dat gedrag niet goed te praten. De dag na de mishandeling deed Moes aangifte tegen de agent. Zoals gebruikelijk, nam het politie-apparaat de agent in bescherming en probeerde men het eigen straatje schoon te vegen. Moes nam daarom een advocaat in de arm en begon een zogeheten artikel 12-procedure. Zo hoopte hij dat de agent alsnog vervolgd zou gaan worden. Helaas werd hij in het ongelijk gesteld. De reden: op de beelden van de camera’s in het politiebureau zou de mishandeling niet voldoende zichtbaar zijn. De politie wilde de camerabeelden aanvankelijk niet vrijgeven, maar werd daartoe wel verplicht. Vervolgens werden de beelden alsnog niet afgespeeld in de rechtszaal. Overigens zou Moes ook niets aan de vrijgegeven beelden hebben gehad, want in die beelden was duidelijk geknipt. Moes had de procedure dus al op voorhand verloren, want hij was afhankelijk van bewijsmateriaal van zijn tegenstander, de politie dus, die dat materiaal had gemanipuleerd. Later kreeg Moes van een anonieme agent een usb-stick met de originele beelden, die ook te zien zijn in de documentaire “Blauw en bont”.
Ook diende hij een klacht in bij de klachtencommissie van de politie, maar ook daarbij liep hij tegen een muur op. De persoon die zijn klacht behandelde, was zelf agent, dus van onafhankelijkheid was volstrekt geen sprake. In de documentaire “Blauw en bont” kun je een geluidsfragment horen waarop een getuige van de mishandeling aan de klachtencommissie uitlegt wat hij heeft gezien. Die getuige staat ook op de camerabeelden van het politiebureau. Vanaf de plek waar hij stond, kon hij zien hoe Moes door toedoen van de agent op de grond belandde. Toch geloofde de klachtencommissie zijn verhaal niet. Waarom niet? Joost mag het weten.
Framen
De politie knoeide niet alleen met het videomateriaal, maar vertelde ook een hoop leugens. Omdat zijn klacht door de politie werd afgewezen, legde Moes zijn zaak voor aan de Nationale Ombudsman, maar ook die heeft de klacht van Moes ongegrond verklaard. Uit het “verslag van bevindingen” dat de Ombudsman opstelde, blijkt hoe de politie Moes probeert te framen als een agressieve man, als een gevaar. Daarbij verwijst men naar het gerezen conflict tussen Moes en de andere bestuurder. Maar zij zijn echt niet de eerste mensen die boos op elkaar reageren bij een aanrijding. Dat maakt Moes nog niet tot een agressieve persoon die door politiegeweld in toom zou moeten worden gehouden. Bovendien was de ontstane ruzie al gesust op het moment dat de motoragent ter plaatse kwam. Tot slot vond het conflict tussen beide bestuurders plaats, maar werd alleen Moes gesommeerd om naar het politiebureau te gaan, terwijl hij de aanrijding niet eens had veroorzaakt. Als de ruzie werkelijk de aanleiding was geweest voor het sommeren van Moes, dan had de motoragent ook de andere bestuurder naar het bureau moeten meenemen.
Volgens de agent weigerde Moes achter hem aan te rijden en vertoonde hij “agressief rijgedrag”, dat wil zeggen: hij gebruikte geen richtingaanwijzer. Volgens Moes is dat klinkklare onzin, want hij is de agent gewoon gevolgd. Uiteraard heeft hij er wel tegen geprotesteerd dat hij mee moest. Hij en zijn vrouw waren immers op weg naar de crèche om hun dochter op te halen, en dat kon nu niet meer. Zijn vrouw is daarom uitgestapt toen de agent Moes dwong om mee te komen naar het bureau, dat ver was verwijderd van de crèche.
Reconstructie
In het verslag van de Ombudsman wordt vermeld dat de motoragent Moes in het bureau bij de publieksbalie heeft aangehouden. Wie de camerabeelden bekijkt, weet dat dat niet waar is. Op die beelden valt een agressieve agent te zien die het politiebureau binnenstormt en Moes meteen meesleurt. De agent staat niet eens één seconde stil bij de balie, laat staan dat hij de tijd heeft genomen om Moes daar te arresteren.
De agent sleepte Moes via het trappenhuis mee naar een binnenplaats. In het trappenhuis heeft de agent Moes geschopt, geslagen en op de grond gegooid. Op de camerabeelden valt te zien dat Moes en de agent 22 seconden hebben gedaan over het lopen van de publieksruimte tot de binnenplaats. De agent verklaarde later zelf dat hij dat stuk normaal gesproken loopt in circa 10 seconden, maar de Ombudsman hechtte om onbekende redenen geen waarde aan die uitspraak. De Ombudsman deed een onderzoeksreconstructie en kwam erop uit dat de agent er 25 seconden over moet hebben gedaan om dat stuk te lopen terwijl hij Moes mishandelde. Doordat de onderzoeker net iets langzamer liep dan de motoragent, ging de Ombudsman ervan uit dat Moes aan het liegen was. Daarbij heeft men er geen rekening mee gehouden dat de agent het politiebureau binnenstormde en niet afremde toen hij Moes met zich meesleepte. Bovendien was de onderzoeker voor het eerst in het trappenhuis, terwijl de motoragent dat terrein op zijn duimpje kent.
Bedrijfsprocessensysteem
En dan volgt er weer een politieleugen. Op de camerabeelden is te zien dat Moes bij de voorgeleidingsbalie aangeeft dat hij pijn heeft. Zo wijst hij diverse keren naar zijn pols. Maar de motoragent verklaarde doodleuk dat Moes helemaal niets heeft gezegd over zijn verwondingen, die volgens de agent ook niet door hem zijn veroorzaakt. Toch heeft de agent bij zijn meerdere juist gemeld dat hij op die dag fysiek geweld heeft gebruikt, en dat dat geweld bestond uit het beetpakken en met kracht duwen van Moes.
De andere agenten die bij de voorgeleidingsbalie aanwezig waren, zeggen zich niet te kunnen herinneren of Moes heeft laten weten dat hij pijn heeft. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat er niets is gebeurd. Het lijkt er eerder op dat zij gewoonweg niet willen toegeven dat de motoragent buiten zijn boekje is gegaan. Verder valt de tegenstrijdige verklaring van de hulpofficier op. In het proces-verbaal meldde hij dat Moes klaagde over pijn en vertelde dat hij was geslagen door een agent. Tegenover de Ombudsman verklaarde de hulpofficier echter dat Moes niet zou hebben verteld hoe hij pijn had gekregen. Daaruit blijkt dat de agenten hun individuele ”ik weet het niet”-verhalen achteraf op elkaar hebben afgestemd. Zij weten wel degelijk hoe de vork in de steel zit.
Nog iets opvallends. De agenten hebben een proces-verbaal opgemaakt van de gebeurtenissen. Maar de wijze waarop dat is gedaan, stemt niet overeen met de wijze waarop de politie normaal gesproken een proces-verbaal opstelt. Processen-verbaal worden standaard opgenomen in het bedrijfsprocessensysteem, omdat er dan later niet meer mee geknoeid kan worden. In het geval van Moes echter werd het proces-verbaal opgesteld in een word-document, en wel twee dagen na de mishandeling. Dat duidt erop dat Moes inderdaad niet is aangehouden door die motoragent, zoals Moes zelf ook al aangaf, en dat men het proces-verbaal later heeft opgemaakt om de eigen leugens te verdoezelen.
Digitale racistische profilering
Ondanks alle tegenslagen geeft Moes niet op. Hij heeft nu een letselschadeadvocaat ingeschakeld om zo hopelijk een schadevergoeding te krijgen, aangezien hij door de mishandeling arbeidsongeschikt is geraakt. Ook steunt hij andere slachtoffers van politiegeweld en politieracisme. Voorheen deed hij dat met het comité Herstel van Vertrouwen. Samen met andere leden van het comité verzamelde hij verhalen van slachtoffers van politiegeweld. Ook veegde het comité de vloer aan met het onderzoek van de Leidse wetenschapper Joanne van der Leun, waarin zij beweert dat racistische profilering door de politie helemaal geen structureel probleem is. Later bleek dat ze voorafgaand aan het onderzoek afspraken heeft gemaakt met de politie over wat er niet in het onderzoek terecht mocht komen. Overigens is Moes niet geïnterviewd voor dit onderzoek. Hij zit nu niet meer bij het comité, maar is nog wel steeds bezig met het monitoren van klachten over politiegeweld. Hij behartigt de belangen van de slachtoffers vanuit de gedachte “Als je niets doet tegen politiegeweld en tegen racistische profilering, dan verlies je sowieso”.
De hoeveelheid klachten die hij behandelt, loopt op. Een van die klachten is afkomstig van een Leidenaar die door de politie een blauw oog is geslagen. Moes heeft zijn zaak onderzocht en is er achter gekomen dat de betrokken agent eerst in de Schilderswijk werkte, maar om dezelfde soort geweldplegingen is overgeplaatst naar Leiden, waar hij dus gewoon weer zijn gang kan gaan. Ook krijgt Moes klachten binnen over vormen van digitale racistische profilering. De politie blijkt in de eigen databestanden en in andere informatiesystemen na te gaan welke personen in bepaalde wijken een “allochtone” (bijvoorbeeld Arabische) achternaam hebben, waarna de politie die mensen dan een standaardbrief stuurt in verband met “overlast in de wijk”. Net als de focus op huidskleur en een bepaald uiterlijk in de openbare ruimte, kiest de politie in de digitale wereld een bepaald type achternaam uit om repressief en disciplinerend op te treden, zonder dat de betrokken mensen verdacht worden van een verdacht feit, dus zonder dat daar ook maar enige aanleiding voor bestaat.
Shirley de Vet
Harry Westerink
Helder verhaal!
Maar een racist heeft geen stok nodig om de hond dood te knuppelen! Respect voor Moes!