Amnesty laat kans liggen om zich uit te spreken tegen alle deportaties van Soedanese vluchtelingen

Spandoek bij een protest in Den Haag op 11 december 2017.

Uit het onderzoeksrapport “Risico’s bij gedwongen terugkeer naar Sudan” blijkt dat Amnesty International zich “ernstige zorgen” maakt over het Nederlandse uitzetbeleid naar Soedan. De organisatie beschrijft hoe slecht het is gesteld met de mensenrechtensituatie in Soedan en gaat nader in op de verschrikkelijke ervaringen van gedeporteerde vluchtelingen met de repressie van het dictatoriale regime van Omar al-Bashir. De feiten die in het rapport worden gepresenteerd, maken duidelijk dat alle deportaties van vluchtelingen naar Soedan met onmiddellijke ingang zouden moeten worden stopgezet. Helaas laat Amnesty na om deze principiële eis te stellen.

“De mensenrechtensituatie in Sudan is al jaren bijzonder problematisch”, aldus het rapport. “Willekeurige arrestaties door de National Intelligence and Security Service (NISS) vinden op grote schaal plaats. Het recht op een eerlijk proces wordt niet gerespecteerd. Critici van het regime, zoals mensenrechtenverdedigers, kritische journalisten en politiek actieve studenten, kunnen bij de geringste verdenking worden gearresteerd en soms langdurig vastgehouden. De detentie-omstandigheden zijn slecht, cellen zijn overvol. Verdachten lopen het risico te worden blootgesteld aan eenzame opsluiting, mishandeling en marteling. Personen uit conflictgebieden zoals Darfur, Blue Nile, Nuba Mountains en Zuid-Kordofan lopen een verhoogd risico, ook als zij bijvoorbeeld in Khartoum of een ander niet-conflictgebied studeren of wonen.”

In 2009 en 2010 vaardigde het International Criminal Court (ICC) arrestatiebevelen uit tegen dictator Al-Bashir vanwege misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide in de Darfur-regio. In die regio vinden al jarenlang mensenrechtenschendingen plaats, waaronder het bombarderen van de bevolking, het inzetten van chemische wapens, het ontvoeren en verkrachten van vrouwen, en het vernietigen van volledige dorpen. De NISS, de geheime dienst van Soedan, vormt de spin in het web van de repressie van het regime van Al-Bashir. “De Nationale Veiligheidswet kent de NISS verregaande bevoegdheden toe en de dienst heeft vrijwel onbeperkte immuniteit. NISS-agenten genieten onschendbaarheid voor daden die tijdens de uitoefening van hun functie zijn gepleegd en de Sudanese regering weigert beschuldigingen van excessief geweld, mishandeling en marteling te onderzoeken. De NISS kan mensen arresteren en maanden vasthouden, zonder aanklacht of tussenkomst van de rechter. Juist in deze eerste periode van detentie is het risico op mishandeling en marteling het grootst.”

Opstand

Het rapport benoemt ook de eind vorig jaar uitgebroken opstand die zich inmiddels over heel Soedan heeft uitgebreid. Daardoor is het regime van Al-Bashir in de verdediging gedrongen en wordt er uiterst gewelddadig opgetreden tegen demonstranten. “Sinds 19 december 2018 hebben er honderden demonstraties plaatsgevonden tegen armoede, inflatie en prijsverhogingen. De opstand is uitgegroeid tot een langdurig en breed verzet tegen de overheid. Oppositiegroepen roepen president Al-Bashir op om af te treden. Er wordt melding gemaakt van excessief geweld tegen de demonstranten door de veiligheidstroepen van de NISS en opsluiting in geheime detentiecentra. Ten gevolge van het gewelddadige optreden van de NISS zijn inmiddels tientallen doden gevallen en zijn veel mensen ernstig gewond geraakt. Duizenden personen zijn gearresteerd. Op 22 februari 2019 kondigde president Al-Bashir voor het hele land de noodtoestand aan. Gedurende de noodtoestand hebben de veiligheidsdiensten nog meer mogelijkheden om de demonstraties tegen te gaan en mensen op te sluiten, ook worden er grotere beperkingen van de vrijheid van meningsuiting van oppositie en pers opgelegd.”

Het is duidelijk dat de Nederlandse staat zich schofterig opstelt door afgewezen Soedanese vluchtelingen te willen deporteren naar een onveilig land waar een burgeroorlog woedt en de noodtoestand van kracht is. Gedeporteerde Soedanese vluchtelingen staan volop in de negatieve aandacht van de NISS. “Uitgezette Sudanese burgers die beschuldigd of verdacht worden van ‘activiteiten voor de oppositie’ lopen bij gedwongen terugkeer naar Sudan het risico slachtoffer te worden van ernstige mensenrechtenschendingen, inclusief willekeurige detentie, martelingen en andere vormen van mishandeling. Ook Sudanese burgers die geen activiteiten voor de oppositie hebben ondernomen, maar aan wie dit soort activiteiten wordt toegedicht, lopen een verhoogd risico. Hetzelfde geldt voor burgers die afkomstig zijn uit conflictgebieden zoals Darfur, Blue Nile, Nuba Mountains en Zuid-Kordofan. Ook als zij al langere tijd in Khartoum of een ander niet-conflictgebied gewoond hebben, lopen zij bij gedwongen terugkeer een verhoogd risico. Dit blijkt onder andere uit de in dit rapport aangehaalde verhalen van teruggestuurde Sudanezen uit Nederland, Jordanië, Israël, Italië, Saudi-Arabië en België. Ook een Sudanees met een Amerikaans paspoort werd aan slechte behandeling onderworpen vanwege zijn herkomst.”

Beulen

Het grote gevaar dat vluchtelingen in Soedan te wachten staat, begint al tijdens hun voorgeleiding bij de Soedanese ambassade in Nederland. Omdat de deportatie-ambtenaren van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV) toestemming van de Soedanese autoriteiten nodig hebben om een vluchteling te kunnen uitzetten, moeten ze de vluchteling presenteren aan het ambassadepersoneel. Zoals Amnesty aangeeft, kunnen zich onder dat personeel ook medewerkers van de NISS bevinden, zodat de vluchteling al in Nederland in de ogen moet kijken van handlangers van de beulen die hem of haar na deportatie gaan mishandelen. De hele daadwerkelijke uitzetting, vanaf het moment dat de vluchteling in het vliegtuig stapt tot aan de aankomst op het vliegveld in de Soedanese hoofdstad Khartoum, wordt de vluchteling omringd door leden van de marechaussee. Die bewaken de vluchteling als een gevangene, houden hem of haar in bedwang en dragen hem of haar over aan “de Soedanese autoriteiten”. Dat wil zeggen: de vluchteling komt in handen van NISS-medewerkers, en wordt vervolgens opgesloten, onder druk gezet en mishandeld. De Nederlandse staat overhandigt de vluchteling dus aan zijn of haar beulen en moet daarom verantwoordelijk worden gehouden voor wat er daarna met de vluchteling gebeurt.

Voor de NISS-medewerkers vormt de aanwezigheid van een zware delegatie van vier of meer leden van de marechaussee het bewijs dat ze te maken hebben met een persoon met “het profiel van een politieke opponent”, of in elk geval met iemand die opvalt en die ze daarom extra in de gaten willen houden en stevig willen aanpakken. Zoals het rapport aangeeft, dichten de NISS-medewerkers dat profiel standaard toe aan teruggekeerde vluchtelingen, vanwege de aanwezigheid van de marechaussee als vertegenwoordigers van de Nederlandse staat. En ook al zou de marechaussee minder zichtbaar betrokken zijn bij de fysieke overdracht van vluchtelingen aan de NISS, dan nog lopen die vluchtelingen in het algemeen grote risico’s. Ze worden door het regime steevast beschouwd als landverraders en politieke tegenstanders. Dat geldt zeker voor vluchtelingen die langere tijd in Europa hebben geleefd. Het regime vreest dat vluchtelingen in het buitenland ervoor zorgen dat er meer kritiek komt op de massale mensenrechtenschendingen in Soedan, waardoor de positie van Al-Bashir en zijn handlangers verder aan het wankelen wordt gebracht.

Reconstructie

Een belangrijk onderdeel van het rapport wordt gevormd door een reconstructie van de deportatie van de heer X. Nadat X. was uitgezet, heeft de Soedan-onderzoeker van Amnesty via een veilige telefoonverbinding, in zijn eigen taal en zonder tussenkomst van een tolk, met hem gesproken. Amnesty kreeg van X. toestemming om zijn ervaringsverhaal geanonimiseerd publiek te maken. De mensenrechtenorganisatie heeft dat verhaal eerder al in vertrouwen aan de Nederlandse regering doorgegeven. “De keuze om dit vertrouwelijk te doen was om te voorkomen dat de problemen van de heer X. in Sudan zouden toenemen”, zo schrijft Amnesty. Maar staatssecretaris Mark Harbers van Justitie en Veiligheid doet alsof er niets aan de hand is en ontkent botweg de repressie die vluchtelingen bij aankomst in Soedan ondervinden.

“Na vertrek van de Nederlandse marechaussee namen de NISS-medewerkers op de luchthaven de papieren van de heer X. in”, aldus het rapport. “Vervolgens werd hij verhoord, waarbij twee vragen steeds herhaald werden: 1) Wat deed je in Nederland en 2) Wat heb je de Nederlanders verteld over Sudan? Op de luchthaven verliepen de ondervragingen zonder mishandelingen of dreigementen. Dat werd anders na overdracht aan het NISS-kantoor elders in Khartoum. De heer X. zegt dat hij daar gedurende 13 dagen in eenzame opsluiting in een kleine cel is gedetineerd, verhoord en gemarteld. Na zijn vrijlating kreeg hij een dagelijkse meldplicht opgelegd.” Momenteel is hij ondergedoken.

Over de behandeling door de NISS-medewerkers vertelt X.: “Ik was gedetineerd in het NISS-kantoor in een kleine kamer, met een klein raam, helemaal alleen. Ik werd hier dag en nacht in opgesloten. Ik mocht er alleen uit als ik ondervraagd werd. In deze periode werd ik door de NISS-agenten geslagen met een plastic buis. Ze scholden me uit en noemden me een landverrader. Ze hebben me ten minste tien keer ondervraagd en vroegen steeds naar mijn asielverzoek in Nederland en wat ik over de Sudanese regering had verteld. Ook hebben ze me ondervraagd over hoe ik naar Nederland was gereisd, en waarom Nederland mij heeft uitgezet. Ze bedreigden me en zeiden dat ik Sudan nooit meer uit zou komen en dat ze me kunnen vermoorden. Ik weigerde iets te zeggen over mijn asielaanvraag en zei dat ik nooit asiel aangevraagd had. Ik mocht geen contact opnemen met mijn familie, een advocaat of iemand anders. Na 13 dagen liet de NISS me gaan, maar ik moest me iedere dag melden op hun kantoor. Ik mocht niet naar een arts of andere instantie en ik mocht niets doen zonder dat ik hen daarover informeerde. Ik heb me een week aan de meldplicht gehouden, maar daarna besloot ik niet meer te gaan. De reden daarvoor was dat de NISS mij in die periode steeds weer ondervroeg over mijn asielaanvraag en de mishandelingen gingen door. Ze sloegen me, ook in mijn gezicht, schopten en stompten me.”

Aanbevelingen

Aan het eind van het rapport komt Amnesty met wat aanbevelingen die zijn gericht aan de overheid. Zoals wel vaker het geval is bij grotere ngo’s, zijn een paar van die aanbevelingen wel erg naïef, opportunistisch en procedureel van aard. Zoals: “Monitor de ontvangstprocedure en het identificatieproces op de luchthaven”, en “Zorg ervoor dat uitzettingen naar Sudan ‘low profile’ plaatsvinden en zo min mogelijk aandacht genereren bij de Sudanese autoriteiten”. Om te beginnen is het nogal wereldvreemd om te verwachten dat vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid in de dictatuur die Soedan nu eenmaal is, de kans zouden krijgen om op hun gemakje toe te zien hoe teruggekeerde vluchtelingen door NISS-medewerkers worden mishandeld en gemarteld, vaak dagenlang. En als ze die kans al zouden krijgen, dan zou dat wel eens extra ellendig kunnen uitpakken voor de vluchteling die wordt gemonitord. Want voor NISS-medewerkers valt een dergelijke gemonitorde vluchteling extra op, met als waarschijnlijk gevolg: extra repressie. De aanbeveling van dat monitoren (aandacht geven) staat ook nog eens in schril contrast met de aanbeveling van zogenaamde “low profile” deportaties (geen aandacht geven). Het is sowieso tamelijk lachwekkend om te geloven dat deportaties zouden kunnen plaatsvinden zonder dat “de Soedanese autoriteiten” daarvan op de hoogte kunnen komen.

Uit ervaringsverhalen over deportaties naar Soedan, zoals die van Ezzedine Mehimmid, blijkt met hoeveel geweld en dwang de marechaussee vluchtelingen in het vliegtuig “escorteert”. In het geval van Mehimmid waren er maar liefst 12 marechaussees bij zijn deportatie betrokken. In sommige andere gevallen, zoals van Ali al-Helou Tiyah, kon de geplande deportatie maar ternauwernood worden voorkomen. Publieke protesten tegen dreigende deportaties blijken een belangrijk en soms succesvol middel te zijn. Dat maakt het “low profile” houden van die deportaties, zoals Amnesty blijkbaar graag zou zien, bijzonder lastig.

De mensenrechtenorganisatie neemt niet principieel stelling tegen alle deportaties van vluchtelingen naar Soedan. Weliswaar ziet Amnesty in dat veel Soedanese bevolkingsgroepen voortdurend bloot staan aan arrestatie, opsluiting, mishandeling en verkrachting, maar toch neemt men de gok om te pleiten voor een zogenaamd betere procedurele begeleiding bij de overdacht van vluchtelingen aan de beulen van de NISS. Wie dit soort aanbevelingen tot zich laat doordringen, die moet zich toch wel gaan afvragen hoe serieus Amnesty haar eigen standpunt neemt over de ernst van de mensenrechtenschendingen tegen gedeporteerde Soedanese vluchtelingen. In plaats van dit soort slappe aanbevelingen zou Amnesty zich scherp, helder en nadrukkelijk moeten uitspreken tegen alle deportaties naar Soedan. Nergens in het rapport eist de mensenrechtenorganisatie dat alle deportaties naar Soedan per direct moeten worden opgeschort. Waarschijnlijk komt het ministerie van Buitenlandse Zaken in juni met een nieuw ambtsbericht over Soedan. Het zou voor Amnesty toch niet veel extra moeite moeten zijn om te pleiten voor stopzetting van alle deportaties in afwachting van dat ambtsbericht. Het is bijzonder spijtig dat de ngo dat heeft nagelaten. Vluchtelingen en hun ondersteuners zullen de principiële stopzetting van alle deportaties door strijd van onderop zelf moeten gaan afdwingen, zo valt te verwachten.

Harry Westerink