Anti-imperialisme zonder anti-kolonialisme: 15 stellingen stellen niet tevreden

Anti-militaristische actie bij de TU Delft in februari 2018.

“Ik heb 5000 woorden over 15 stellingen”, schreef onze kameraad en regelmatige gastauteur Peter Storm gekscherend bij het insturen van onderstaande reactie. Hij bleek niet erg enthousiast over het artikel “15 stellingen voor een nieuw anti-imperialisme” dat we onlangs op onze website plaatsten. Peter heeft altijd zinnige dingen in te brengen (volg ook zijn weblog!) en we zijn blij dat hij op deze manier een debatje aanzwengelt. Meld je gerust als je daar ook een bijdrage aan wilt leveren.

Op de website van Doorbraak verschijnen nu en dan artikelen uit internationale linkse bewegingen die je in Nederland elders niet zult vinden. Teksten over hoe je een sociale beweging opbouwt die verder kijkt dan belangenstrijd. Een polemische beschouwing over anti-imperialisme en anti-Amerikanisme. Discussiestukken over geweldsgebruik in de sociale en revolutionaire strijd. Vaak zware kost, vaak met inzichten die je in Nederland vrijwel nergens elders tegen zult komen. Het maakt de website extra waardevol.(*) Jammer is dat die teksten vervolgens nauwelijks tot de – kennelijk beoogde – discussie leiden, althans niet op de website en andere publieke plekken. Soms is daar beslist aanleiding voor. Bij de zojuist op de website geplaatste “15 stellingen voor een nieuw anti-imperialisme” bijvoorbeeld. Daar heb ik een aantal kritische kanttekeningen bij, hier en daar wortelend in een tamelijk fundamenteel verschil van inzicht.

De tekst is afkomstig van een groep in Duitsland, Sozialismus oder Barbarei, mij totaal onbekend. Via vijftien stellingen brengt het verhaal in kaart hoe internationale machtsverhoudingen de laatste decennia verschuiven, hoe de verhouding tussen staat en markt, tussen overheidsingrijpen en de ruimte voor bedrijven verschuift. Hoe zich gaandeweg imperialistische blokken vormen die zich voorbereiden op daadwerkelijke grote oorlogen, en wat dat zou horen te betekenen voor “links”, dat fameuze vergaarbakbegrip dat vaak wordt gehanteerd maar zelden of nooit wordt gedefinieerd. Veel uit de stellingen kan ik wel min of meer onderschrijven. Er verschuift inderdaad iets in de machtsverhoudingen, serieuze grote oorlogen tussen grote mogendheden zijn in toenemende mate denkbaar, en ja, daar moeten we als radicale en linkse mensen best wel iets mee. Maar er worden ook aannames gedaan die niet overtuigen en niet worden onderbouwd. Sommige van die aannames hebben consequenties ook. Ik ga de zaak eens stapsgewijs langs.

Over verschuivingen en timing

In stelling 1 wordt vastgesteld dat de wereld zich in een nieuwe fase van “op de spits gedreven constellaties van een imperialistische strijd over de herverdeling van de wereld” bevindt, iets dat “na de wereldcrisis en de financiële crisis van 2008/2009 is begonnen”. Daarin zien we een verschuiving van dominant “marktradicalisme” naar “een nieuw tijdperk van protectionisme en staatsinterventie”. Stelling twee gaat daarop door en stelt dat er “systemen van centrale planning” opkomen, die “in de plaats van de door de markt gereguleerde vervlechtingen in de wereldeconomie” zouden “komen”. Onder druk van “de nieuwe economische hang naar oorlog” wijken hierdoor de toch al “meer dan halfslachtige” plannen tegen milieuverwoesting, aldus stelling drie.

Ik denk dat hier zwaar wordt overdreven, en dat de ontwikkeling ook niet goed in de tijd is gesitueerd. Is er een “herverdeling van de wereld” gaande? Jazeker! Gaat die gepaard met toenemende staatsinvloed waarvoor doorgedreven marktwerking moet wijken? Slechts zeer ten dele. In de eerste plaats was de staat, ook in de hoogtijdagen van neo-liberaal “marktradicalisme” nooit ver uit de buurt. Gewapende interventies braken de wereld open voor de werking van multinationale ondernemingen. De opgeschroefde bewapening van de VS zelf – staatsbeleid dus – dreef de afgesloten, als socialisme vermomde staatsgeleide kapitalistische staten – de Sovjet-Unie en de bijbehorende “volksrepublieken” – richting bankroet. Vervolgens werd het door westerse “marktradicale” staten gedomineerde kartel van superdeurwaarders, ook wel bekend als het IMF, naar die landen gestuurd om economisch beleid voor te schrijven, dat door plaatselijke regeringen vervolgens hardhandig werd doorgevoerd, met in de ene hand eigendomspapieren en in de andere hand de politieknuppel. Dat hele “marktradicalisme” was een van staatswege opgelegd project, vormgegeven en doorgedreven vanuit die machtigste staat van allemaal: de Verenigde Staten.

Staatsinstellingen dreven in die voormalige volksrepublieken vervolgens de privatiseringen door, staatsinstellingen dwongen prijshervormingen af, staatsinstellingen leverden de bijbehorende wetgeving waarbinnen de ‘vrije’ markt geacht werd haar werk te doen. Het idee dat aan een op handen zijnde periode van “protectionisme en staatsinterventie” een periode met minder “staatsinterventie en protectionisme” vooraf ging, is grotendeels fictief. Er schuift wel iets in de vormen van staatsinterventie. Maar de door teveel linkse mensen gehanteerde tegenstelling tussen staat en markt, die bestaat nauwelijks. Beiden zijn dimensies van het kapitalisme, en ze zijn steeds op iets andere manier vervlochten. De verschuiving waar de makers van de stellingen op doelen, betekent geen vervanging van de een door de ander, maar een verandering in de combinatie van beide dimensies.

De eerste stelling dateert de verschuiving naar mijn idee ook niet goed. De “herverdeling van de wereld” is al sinds het genoemde bankroet van het “socialistische kamp” van staatskapitalische staten in beeld. Het werd al snel na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 duidelijk dat Russische machthebbers geen vrede zouden hebben met de rol van Amerikaanse speeltuin en vazalstaat. Marktwerking vonden die leiders best, maar de kaders van de markt moesten in Moskou worden vastgesteld, niet in Washington. En de teloorgang van de Russische invloedssfeer bleek slechts tijdelijk en vanwege overmacht te worden getolereerd. Dat Rusland haar rijk terug wilde en bereid was daar stappen voor te zetten, was al in de nadagen van president Jeltsin evident. Onder Poetin werd de greep van de staat over de Russische economie verstevigd zonder de economische positie van de oligarchen – die nieuwe superkapitalisten – echt aan te tasten. Zolang ze maar gehoorzaamden.

In Oost-Europa en vooral in de voormalige Sovjetrepublieken botsten al snel de ambities van Rusland om haar greep te herstellen op de ambities van vooral de VS om de regio tot haar neo-liberale invloedssfeer te maken. Legitieme strevingen vanuit de bevolkingen om meer vrijheid, rechtmatige afkeer van een dreigend herstel van Russische overheersing, raakten verstrengeld met door VS en EU gesteunde pogingen om pro-Russische autoritaire regimes te vervangen door pro-westerse, soms iets minder autoritaire regimes. Die combinaties namen de vorm aan van wat bekend kwam te staan als Kleuren Revoluties: deels echte opstanden voor meer vrijheid en tegen corruptie, deels machtsgrepen van pro-westerse politici en zakenlieden tegen hun pro-Russische concurrenten. Dit was een vorm die de “herverdeling van de wereld” al snel na de eeuwwisseling – en niet pas na de financiële crisis – aannam.

Er was nog iets anders, en het is heel eigenaardig dat dit volledig ontbreekt in de stellingen. Ik doel op de War on Terror, zoals de VS die in 2001 ontketende, met de aanslagen van 9/11 als voorwendsel. Wat hier gebeurde, was niet minder dan een poging van de VS om wereldheerschappij te vestigen. Het is de mislukking van die poging waarin we de herverdeling van de wereld al in 2003 op gang zagen komen. De VS lanceerde een reeks oorlogen, eerst in Afghanistan, vervolgens in Irak. Deels was dit machtsvertoon: het geschonden prestige van de VS moest hersteld worden door een ontketening van spectaculair militair vertoon, zodat de wereld weer wist wie er de baas was. Daarmee gebruikte de VS haar enorme militaire overwicht om haar gaandeweg afgenomen economische overwicht te compenseren.

Wraak voor 9/11, demonstratief machtsvertoon … maar er was ook een economische dimensie. De VS wilde niet alleen Irak een aframmeling geven. De VS wilde tegelijk een land met enorme olievoorraden haar wil op leggen, en een voorschot nemen op een soortgelijke operatie tegen Iran, waar nog meer olie te vinden was. Samen met Saoedi-Arabië zou dan een wel heel groot deel van de wereldwijde olievoorraden onder toezicht van de VS en haar bondgenoten staan. Had de VS al die olie zelf nodig? Welnee, de VS heeft zelf oliebronnen genoeg, en landen willen echt hun olie wel aan de VS verkopen. Was het winstgevend, die olie? Jazeker, en natuurlijk zag de VS graag dat winsten belegd werden, niet in een sterkere Iraakse staat zoals onder Saddam Hoessein, maar wel op de aandelenbeurzen in New York.

Maar er was nog iets: olie, niet als grond- en brandstof, niet als winstgevend product, maar als strategisch machtsmiddel. Doordat de VS de macht over oliestaten had, kon ze rivaliserende mogendheden – de EU, China, Japan – de duimschroeven aandraaien. Wil jij olie? Doe wat wij zeggen! Tegen Rusland werkte dit niet, want dat land heeft zelf olie, gas en allerlei andere grondstoffen. Vandaar dat dit land al in de tijd dat die War on Terror op haar dieptepunt was, dwars kon liggen en eigen ambities kon demonstreren. Tegen mogendheden met weinig of geen olie was het echter geen onzinnig plan. Maar het vereiste dat minstens Irak, liefst ook Iran, en graag de hele regio er omheen met pijpleidingen en strategische bases en al, onder Amerikaans toezicht stonden. Dat is wat de VS probeerde met haar oorlogen tegen Afghanistan en Irak – en het mislukte grandioos. Het voornemen om ook Iran aan te pakken verdween niet, maar wordt evenmin krachtdadig doorgezet. Precies die mislukking gaf de Russische ambities tot machtsherstel meer ruimte. Precies die mislukking opende de mogelijkheden voor China om snelle economische groei gaandeweg te vertalen in meer militaire slagkracht en minstens regionale ambities. Precies die mislukking doordrong ook Europese staten van de noodzaak om eigen boontjes te doppen.

De mislukking van de Amerikaanse greep naar de wereldmacht, zoals de Bende van George Bush die in 2001 lanceerde, opende dus de weg naar de verschuivende machtsverhoudingen waar de makers van de stellingen op doelen. De impact van de financiële crisis van 2008/2009 komt daar nog eens overheen: dat de VS na het militaire debacle ook nog eens een economische afgang ondergaat, maakt de ruimte voor rivalen om hun ding te proberen nog wat groter. Het bijbehorende machts- en prestigeverlies vertaalde zich in de binnenlandse verhoudingen eerst in de opkomst van Barack Obama met zijn progressieve imago, vervolgens in impliciet anti-kapitalistisch protest – Occupy Wall Street! Na het mislukken daarvan kwam rechts aan zet. Trump wist als geen ander het gevoel dat de Amerikaanse macht ernstig haperde, om te zetten in een politiek van rancuneuze ambitie om die macht koste wat kost te herstellen onder de beruchte slogan Make America Great Again. Maar de geschetste processen vinden dus hun wortels in al veel oudere ontwikkelingen. De financiële crisis van 2008/2009 als startpunt ervan presenteren lijkt me niet verhelderend, en wordt ook verder niet toegelicht.

Waarheen 1?

Tot zover nog maar de eerste drie stellingen. Het wordt leuker bij stelling vier. Daar wordt een oorzaak opgevoerd van de verschuiving van marktradicalisme naar “centrale planning” en de nieuwe strijd om wereldmacht. Die oorzaak zou liggen in “de wereldwijde strijd van de werkende klassen en sociale bewegingen tegen de ecologische vernietiging. Zij hebben het radicale marktdogmatisme van de afgelopen decennia haar plek gewezen, en een verdere intensivering van de uitbuiting van het arbeidsvermogen en de natuur geblokkeerd.” Echt waar? En waar blijkt dat dan uit? Er is geen begin van onderbouwing van deze nogal gewaagde bewering in de tekst te vinden. Vraag eens aan mensen werkzaam in willekeurig wat voor bedrijfstak ook, van horeca tot informatica, of ze merken dat er een einde is gekomen aan “de verdere intensivering van de uitbuiting van het arbeidsvermogen” dat ze verondersteld worden ten bate van baas en bedrijf in te zetten. Kijk eens naar hoe de natuur er voor staat, en vraag je af of je tekenen ziet dat de “intensivering van de uitbuiting” daarvan tot staan is gebracht of zelfs maar merkbaar verminderd. Bij Tata misschien? In het Sterrebos?

Ja, er is verzet, vaak omvangrijk en fel verzet. Maar kijk naar de dimensies ervan en de reacties erop. De laatste jaren zijn er weer flink wat stakingen, ook in het duffe Nederland. Arbeiders reageren daarmee op prijsstijgingen, en maken gebruik van het feit dat ze wegens “krapte op de arbeidsmarkt” niet zomaar vervangen kunnen worden en dus een machtspositie hebben. Ze staken dus om beter loon, om prijsstijgingen bij te benen. Dat is goed, maar een breuk met “marktradicalisme” is er nog niet in te bespeuren. De FNV legitimeert haar cao-beleid nog altijd als marktconform: “het bedrijf kan zich dit best permitteren, kijk naar de winst!” Natuurlijk zijn er arbeiders die deze logica afwijzen en de strijd willen aangaan, desnoods dwars tegen de logica van concurrentiepositie en rendement in. Aan linkse en radicale mensen de taak en de eer om deze bereidheid te ondersteunen, aan te wakkeren en te helpen onderbouwen met argumenten en analyse. Maar dat hun strijd merkbaar als effect heeft dat aan marktradicalisme haar plek is gewezen en de intensivering van de uitbuiting geblokkeerd is? Voorbeelden graag! Ik ben gek op goed nieuws! Ik zie er in de stellingen geen onderbouwing voor. Idem dito met natuurvernietiging. Nog steeds is het standaardantwoord van politici en ondernemers op elke serieuze milieu-eis: Kan niet! Concurrentiepositie! Rendement! Soms van bedrijven, vaak ook voor nationale economieën. Oftewel: het marktdogmatisme regeert verder, gewoon ook omdat het past bij de belangen van ondernemers en bijbehorende politici.

De bewering past – zoals Eric Krebbers terecht in zijn inleiding bij de stellingen zegt – in autonoom marxistisch denken, waarin veranderingen in de kapitalistische praktijk worden afgeleid uit het effect dat de dagelijkse strijd van arbeiders heeft, waar kapitalisten vervolgens op reageren. Kapitalisten herstructureren hun bedrijven en arbeidsprocessen om gaandeweg gegroeide macht van arbeiders in hun bedrijven te breken, dat soort dingen. Het komt voor, en het doet er toe. Maar waar het voorkomt, moet dat nog wel eventjes worden aangetoond. Bij de bewering dat de uitbuiting van natuur en arbeidsvermogen niet meer intensiever wordt omdat arbeiders en sociale bewegingen dat blokkeren, is dat niet gebeurd. Ik ben helemaal niet overtuigd. Misschien gebeurt dat alsnog, ik leer er graag iets bij.

Stelling 5, 6 en 7 schetsen de rivaliteiten en machtsverhoudingen zoals die momenteel spelen, de neiging tot blokvorming en daar tegenover de internationale vervlochtenheid van economieën die een rem zet op de polarisatie van machtsblokken. Vervalt die rem, dan ligt de weg naar wereldoorlog open. Stelling 8 maakt een belangrijk punt, maar laat er ook een weg. Het belangrijke punt: de VS kan op haar gaandeweg tanende macht reageren door een preventieve oorlog om verder machtsverlies voor te zijn en een opkomende rivaal als China uit te schakelen. Inderdaad! Je zou zelfs kunnen zeggen dat de War on Terror iets van zo’n poging liet zien: militaire macht gebruiken om tanende economische macht te compenseren.

Het belangrijke weggelaten punt is een andere dynamiek, niet van de grootste wereldmacht waarvan de hegemonie afbrokkelt, maar van een aanzienlijk zwakkere mogendheid die in eerdere rondes machtsstrijd naar de marge is verwezen, daar geen genoegen mee neemt en een agressieve comeback lanceert. Ik doel hier op Rusland. Er is hier een patroon herkenbaar dat we kennen uit de jaren 1930. Ook toen waren het enkele relatief zwakkere imperialismen die nationale rancunes mobiliseerden en een vlucht vooruit lanceerden waarvan de tragische ontknoping bekend is geworden als de Tweede Wereldoorlog. Nee, het Rusland van Poetin is niet zomaar het Duitsland van Hitler. Maar iets van een soortgelijke machtsdynamiek is in het gedrag van de Russische staat onder Poetin wel terug te vinden. En iets hierover had beter wel in deze stellingen mogen verschijnen.

Op stelling 9 heb ik weinig commentaar: het betreft de ontwikkeling van regimes die steeds meer in het teken van oorlogsvoorbereiding en de bijbehorende repressie staan. Stelling 10 is een beetje een dooddoener: het kan allemaal onder invloed van allerlei factoren, toevalligheden en meer, anders lopen dan geschetst. Zoiets is altijd waar en dus een beetje overbodig. Het is ook een manier om je in te dekken: gaat het anders dan de prognose? Tsja, zie stelling 10…

Waarheen 2?

We naderen de ontknoping! In stellingen 11, 13 en 14 proberen de stellingenbakkers een perspectief te ontwikkelen van revolutionaire anti-imperialistische strijd. Motto: socialisme of barbarij. We willen een “socialistisch tegenvoorstel” – in stelling 13 geformuleerd als “een vreedzame, egalitaire, op basisdemocratie gebaseerde en zelfgeorganiseerde maatschappij, voorbij kapitalisme, patriarchale hiërarchieën, meedogenloze verkwisting van natuurlijke hulpbronnen, racisme en nationale staten”. Met die omschrijving kan ik als anarchist leven, al mis ik wel iets: waar zijn naast de patriarchale de koloniale hiërarchieën? Daarover later meer. Wint het streven naar dit socialisme het niet, dan wacht de barbarij, in de vorm van oorlog en natuurverwoesting alom. Over woorden kunnen we kibbelen, maar dit perspectief, en de erin belichaamde keuze, onderschrijf ik.

Hoe komen we daar? De stellingen komen aan met het idee om werkgroepen te vormen om analyses te leveren en onderbouwingen voor die analyses, en om daar dan aan te toetsen hoe de strijd gevoerd kan worden (stelling 14). In stelling 15 wordt feitelijk gezegd: laten we die opstand zoals die nodig is lanceren, wie niet waagt die niet wint! Het komt op mij totaal abstract over, als een sprong zonder springplank. Wie gaan die opstand doen? Waar is het subject, het fameuze “links” dat in stelling 15 ook weer opduikt en waarvan niemand mij nog steeds de adresgegevens heeft kunnen geven zodat ik me aan kan melden? Moet dat nog worden gesticht, dat links? Is het de benaming van al die stukken radicale strijd die her en der wel te vinden zijn, en waarvan de stellingenmakers tot vereniging oproepen? Het blijft, zoals veel te vaak in dit type van teksten, verregaand onduidelijk.

En hoe zit het met de thematiek van de opstand? Ik zie in stelling 13 pleidooien voor “gezamenlijke strijd tegen militaire dienst en het weigeren van het destructieve werk in de wapenindustrie en militair onderzoek”. Dat zou dan in het kader van de strijd voor genoemd socialisme dienen plaats te vinden, en “de sociale strijd in al haar facetten” moet worden “betrokken” in een “gezamenlijk handelingsperspectief”. Ik mis hier een boel, met name over de “sociale strijd in al haar facetten”, waarvan er verder geen wordt benoemd.

Met name mis ik de dagelijkse strijd van mensen voor een beter leven, op basis waarvan mensen elkaar vinden, solidariteit opbouwen, inzichten ontwikkelingen over verdergaande perspectieven. Ik mis het gevecht voor lonen en arbeidsvoorwaarden en werktijden, collectieve voorzieningen wiens sloop bestreden wordt, vervuilende fabrieken waarvan we sluiting eisen, foute wetten die we proberen te torpederen. Ik proef een anti-militaristisch project vol goede radicale bedoelingen, maar zonder veel aansluiting bij de levens die miljarden mensen leven en met de voorwaarden waarvan ze dagelijks worden geconfronteerd. Het radicalisme van de stellingen hangt daardoor een beetje in de lucht.

In dezelfde mate?

Ik heb stelling 12 overgeslagen! Dat is geen ongeluk, maar welbewust gedaan, ik heb het slechtste voor het laatst bewaard. In stelling 12 zit een zeer welkome waarschuwing, die echter stevig ontspoort. De waarschuwing is: weiger elke keus tussen imperialistische machten en machtsblokken! Daar ben ik het erg mee eens. Dat het Russische en Chinese imperialisme tegenover het Amerikaanse imperialisme staan, maakt het Russische en Chinese imperialisme nog niet tot beter dan het Amerikaanse imperialisme. Andersom al evenmin. De gelegenheidsvijand van mijn vijand is daarmee nog helemaal geen vriend. Anti-imperialisme betekent afstand houden van en verzet plegen tegen elk imperialisme, waar dan ook en van wie dan ook.

En in die strijd is juist een nee tegen het ‘eigen’ imperialisme van wezenlijk belang. “De belangrijkste tegenstander van elke sociale beweging is in de eerste plaats het eigen imperialistische regime en het militair-industriële complex in eigen land”, zo staat het verwoord in de stelling. Mee eens, waar het sociale bewegingen tegen imperialisme en militarisme betreft. Tegelijk: anti-koloniale bewegingen heb je gewoon te steunen, waar ze zich ook bevinden, ook als het ‘eigen’ imperialisme opportunistische, machtspolitieke steun aan zulke bewegingen geeft. Afzien van strijd tegen de eigen heersers is niet okay. Weigeren steun uit te spreken voor strijd tegen onderdrukking, enkel omdat die plaats vindt in een land waar eigen heersers ruzie mee hebben, is ook niet okay. Hoe je precies invulling geeft en accenten legt? Dat is niet in een stelling te vangen, en ook niet in vijftien. Maar sowieso geldt: geen enkele vereenzelviging met welk imperialisme dan ook. Vooral dus niet met het ‘eigen’ imperialisme.

Maar deze houding ontspoort al in de formulering die aan het vorige citaat vooraf gaat. “Het sociale verzet richt zich in een gezamenlijke inspanning tegen alle imperialistische grootmachten in dezelfde mate. Nergens en op geen enkel moment zal het partij kiezen voor of werken ten gunste van een van de rivaliserende grootmachten.” In de praktijk is zoiets totaal en principieel onmogelijk! Er zijn altijd verschillen in accent en prioriteit. Studenten zijn vandaag de dag niet allemaal wereldwijd tentenkampen aan het opzetten tegen alle “imperialistische grootmachten” tegelijk. We voeren vandaag de dag niet tegelijk en “in dezelfde mate” solidariteitsacties met Palestijnen in Gaza, Koerden in Rojava, Rohinya’s in Myanmar, Mapuche in Chili, klimaatactivisten in Oeganda, Tibetanen en Oeigoeren in China en niet te vergeten de bevolking van de Westelijke Sahara die nog steeds een koloniale bezetting door Marokko te verduren heeft. Niet omdat al die verschillende fronten van strijd niet belangrijk zijn. Wel omdat de urgentie zoals die door mensen wordt gezien en ervaren, uiteenloopt, net als de mate van persoonlijke betrokkenheid. Je kunt niet tegen alles tegelijk vechten, en al helemaal niet “in gelijke mate”. Tenzij het wereldimperialisme, het “systeem”, net zo’n duidelijk adres en hoofdkwartier zou hebben dat bij dat imaginaire “links” zo nadrukkelijk ontbreekt.

Elke concrete strijd – en daarmee ook elke uiting van solidariteit – werkt ongelijkmatig door in de machtsverhoudingen tussen imperialistische staten en blokken. Elke strijd tegen machthebber A is tactisch in het voordeel van de machthebbers van de concurrenten van machthebber A. En dat geldt ook voor grote revoluties. De Russische revolutie schakelde het Russische rijk tijdelijk als imperiale machtsfactor uit, en was daarmee tactisch gunstig voor rivalen van dat rijk, in de eerste plaats Duitsland dat van een tegenstander in Wereldoorlog I werd verlost, troepen naar Frankrijk kon verplaatsen en een laatste poging kon doen om daar alsnog te winnen. Dat die poging mislukte, doet aan dit verschijnsel niet af, dat Duitsland zelf later ook bezoek kreeg van de revolutionaire geest al evenmin.

Sociale strijd weigeren omdat die tijdelijk wel eens in het voordeel kan uitpakken van een of andere imperialist, kan helemaal niet. Het is alsof je een staking bij AH afkeurt omdat Jumbo er voordeel van zou kunnen ondervinden. Natuurlijk, je probeert de staking uit te breiden naar Jumbo! Maar ook als dat mislukt, dan nog wil je dat arbeiders hun strijd tegen AH voeren en winnen, toch? Overal gelijktijdig strijd voeren en in opstand komen zodat geen enkele kapitalist of imperialist profiteert, is gewoon niet hoe sociale strijd zich ontvouwt. Wie aan verzet de voorwaarde oplegt dat het verzet niet in het voordeel mag zijn van een imperialist, keert dat verzet de rug toe.

Het echte punt is niet dat tactische voordeel. Het echte punt is dat je, zelfs als verzet in het voordeel werkt van de concurrent van jouw directe tegenstander, je daarmee die concurrent nog niet gaat omschrijven als bondgenoot. Dat staken bij AH voordeel brengt voor Jumbo, kan zijn. Het maakt Jumbo nog niet tot bondgenoot van de AH-stakers. Dat Palestijnen in hun strijd tegen Israël de grote rivaal van Israël, namelijk Iran, in de kaart spelen, is een feit. Dat Palestijnen in hun strijd tegen de Amerikaanse steun aan Israël de grote rivalen van de VS, namelijk Rusland en China, in de kaart spelen, is eveneens waar. Dat betekent dus niet dat we Iran, Rusland en China als bondgenoot van de Palestijnse vrijheidsstrijd gaan zien. Maar het betekent ook niet dat we de Palestijnen onze solidariteit ontzeggen, enkel omdat hun strijd tactisch voordeel oplevert voor Iran, Rusland en/of China.

Gaza: geen kant kiezen? Dat kun je niet menen

Jazeker, anti-imperialisme hoort te betekenen: afstand bewaren van – autonomie waarborgen jegens, geen bondgenootschappen sluiten met – welk imperialisme dan ook. Maar anti-imperialisme betekent ook: een totale afwijzing, niet alleen van imperialistische blokvorming en oorlogspolitiek, maar ook van koloniale verhoudingen van onderwerping en onderdrukking, en solidariteit met het verzet daartegen. Dat is echter een punt dat in de stellingen goeddeels ontbreekt, en waar ze worden aangestipt, gaat het gruwelijk mis. In de eerder geciteerde omschrijving van het “socialistische tegenvoorstel” zagen we een afwijzing van “kapitalisme, patriarchale hiërarchieën, meedogenloze verkwisting van natuurlijke hulpbronnen, racisme en nationale staten”, maar opvallend genoeg niet van “koloniale hiërarchieën”. Ja, racisme verwijst daar indirect naar. Maar dat het kolonialisme zelf iets is dat anti-imperialisten totaal horen te verwerpen, had best benoemd mogen worden.

Geen oog hebben voor dat kolonialisme wreekt zich in een vreselijke miskenning van wat er in Gaza plaatsvindt. Ik citeer: “In de Gaza-oorlog, bijvoorbeeld, staan het Palestijnse verzet, gedomineerd door de reactionaire islamitische Hamas, en de militaire-, apartheids- en kolonistenstaat Israël tegenover elkaar. Beiden hebben verschrikkelijke oorlogsmisdaden begaan. Ook hier kunnen we geen partij kiezen voor een van beide kanten.” Jazeker, dat kunnen we wel! En het is nodig ook! Als we eerst maar beginnen met de “beide kanten” correct te benoemen, iets dat in de stellingen nadrukkelijk niet gebeurt.

Dan moeten we dus beginnen met eens achter het “conflict” tussen Israël en Hamas kijken. Dan horen we de kern van het conflict te benoemen: een koloniaal project dat vanaf de late negentiende eeuw Joodse settlers het gebied van Palestina heeft binnengebracht in het kader van het zionistische streven naar staatsvorming, kolonisten die zich onder dekking van het Britse koloniale gezag omvormden tot een kolonistengemeenschap die zich gaandeweg uitbouwde tot een koloniale staat. Een koloniaal project dat de oorspronkelijke bevolking naar de marge verdreef, onderwierp maar vooral systematisch en helaas met aanzienlijk succes verdreef. In Gaza is die koloniale staat bezig met een zoveelste ronde van verdrijving, van etnische zuivering. Gelegitimeerd als wraakactie, maar meer dan een voorwendsel is de bloedige uitbraak van 7 oktober 2023 nauwelijks. En omdat de Palestijnen in Gaza opgesloten zitten en geen veilige kant op kunnen, terwijl Israël haar geweld tegen die Palestijnen voortzet, komt het nu neer op genocide. Dat is de uitkomst van het koloniale geweld dat Israël vanaf haar vorming tegen Palestijnen heeft uitgeoefend.

En tegen zulk koloniaal geweld komen – natuurlijk en gelukkig! – verzetsbewegingen op. Die bewegingen hebben een anti-koloniale rechtmatigheid, ook waar ze geleid worden door reactionairen. De leiding door reactionairen is tragisch in zo’n geval, de koloniale strijd wordt er minder geloofwaardig en minder effectief door. Maar succes van zelfs zo’n door foute krachten gedomineerd verzet is nadrukkelijk niet hetzelfde als succes voor de koloniale onderdrukker. Als Israël wint, dan wint genocide. Dan wint koloniale overheersing. Als Israël verliest, zelfs al is het van dat vervelende Hamas, dan is er tenminste nog zoiets als een Palestijnse bevolking. En dan is koloniale overheersing een slag toegebracht. Verder: het door de stellingenmakers terecht bepleite verzet tegen de eigen imperialistische heersers betekent in Nederland op zijn minst dus een afwijzing van de pro-Israëlische, aan genocide actief medeplichtige politiek van de Nederlandse staat. Er is geen evenredigheid. Er is actieve medeplichtigheid met de koloniale, verkeerde kant.

Van een gelijkmatige afwijzing tussen het reactionaire, koloniale en genocidale Israël en het op punten conservatieve, maar tegelijk wel degelijk anti-koloniale Hamas kan geen sprake zijn. Hamas verdient kritiek, vanwege haar conservatisme, en omdat ze een op zichzelf rechtmatige strijd deels verkeerd voert en verkeerde bondgenoten heeft (mede bij gebrek aan goede, en dat mag “links” zich aanrekenen). Israël verdient de volledige nederlaag, en waar welke Palestijnse gewapende strijders dan ook hun best doen om die nederlaag te bespoedigen, wens ik ze succes.

De uitspraak in stelling 12 dat allebei, Hamas zowel als Israël, “verschrikkelijke oorlogsmisdaden begaan (hebben)” is van een verschrikkelijk both sides-isme. Met zo’n formulering stellen schrijvers meer dan zeven decennia van bezettingsgeweld, apartheid en genocidale bloedbaden met vele tienduizenden slachtoffers, op een lijn met een handvol zelfmoordaanslagen in de jaren 1990, handenvol slachtoffers van tamelijk lukrake raketbeschietingen sinds 2001, en een eenmalig bloedbad waarmee een op zichzelf rechtmatige uitbraak uit concentratiekamp Gaza helaas gepaard ging. Anti-koloniaal verzet kent vaker dit soort verschijnselen. Vietnamese verzetsstrijders maakten grootgrondbezitters en politiechefs af, en vaak hun familieleden eveneens. Algerijnse verzetsstrijders plaatsen bommen in café ‘s en dergelijke, en doodden daarmee bepaald niet alleen Franse militairen.

Opstanden van door honger en landroof tot woedende wanhoop gebrachte Native Americans in de negentiende eeuw in de VS – die andere beruchte koloniale settler-staat, en er zijn er nog meer… – begonnen herhaaldelijk met een uitbraak uit een reservaat waarin ze eerder – vaak na eerdere onderwerpingscampagnes – waren ondergebracht. In zo’n uitbraak maakten verzetsstrijders witte kolonisten af, verkrachtten soms vrouwen en ontvoerden weer anderen (waar doet me dat toch aan denken?). Vervolgens kwamen militairen, vaak ondersteund met gewapende milities – de cowboys, zeg maar… -, pleegden her en der een bloedbad en dreven de inheemse bevolking terug het reservaat in, dat vervolgens verder werd ingekrompen, want intussen was er in dat reservaat goud gevonden, of minstens geschikte landbouwgrond voor nog meer kolonisten. In dat reservaat, dat concentratiekamp, konden de gekoloniseerden vervolgens verder verrekken. Zouden de opstellers van de stellingen daar ook op hebben gereageerd met een afwijzing van “beide kanten” wegens het plegen van “verschrikkelijke oorlogsmisdaden”?

Niet alleen anti-koloniale strijd ziet er soms erg naar uit. Revolutie vaak ook. Zouden de opstellers van de stellingen in 1936 Franco’s troepen op dezelfde lijn hebben gezet met de anarchisten, omdat beiden “verschrikkelijke oorlogsmisdaden” – aan Franco’s kant massa-executies van tienduizenden, aan de andere kant het opknopen van fascisten en aanpalende reactionairen – begingen? Ik geloof echt dat de opstellers van deze stellingen met hun uitspraken over Gaza de anti-koloniale solidariteit – een onverbrekelijk onderdeel van elk serieus anti-imperialisme – een wel zeer slechte dienst bewijzen.

Het gaat in deze zaak niet over Israël versus Hamas. Het gaat in deze zaak over koloniaal Israël versus Palestijnen die zich tegen dat kolonialisme te weer proberen te stellen. Ik geloof niet dat neutraliteit in die confrontatie moreel gepast of uit anti-imperialistisch oogpunt juist of zelfs maar serieus denkbaar is. Daarmee geef ik geen goedkeuring aan wat Hamas verkeerd doet. Ik vind alleen niet dat die verkeerde dingen een valide reden zijn om solidariteit met rechtmatig verzet van een door kolonialisme geterroriseerde bevolking achterwege te laten. Het probleem in Gaza heet Israël en kolonialisme. Hamas, wat je daar verder ook van denkt, is op dat fundamentele onrecht een reactie. Niet meer.

Wat zich in de vijftien stellingen wreekt is een gebrek aan concreetheid, maar ook een gebrek aan inzicht in wat kolonialisme is, hoe dat werkt, wat dat kolonialisme aan noodzakelijke en rechtmatige weerstand en verzet oproept. Het miskennen van een wat mij betreft onmisbare anti-koloniale dimensie aan anti-imperialistische politiek maakt de vijftien stellingen daarmee tot een nogal haperend oriëntatiemiddel op weg naar een waarlijk anti-imperialistische strijd die zowel de opstellers van de stellingen als ook ik noodzakelijk vinden.

Peter Storm

Noot

(*) Een andere website die regelmatig waardevolle – en vaak dan juist weer andere – vertalingen van teksten uit linkse en radicale bewegingen en publicaties doet verschijnen, is het onvolprezen GlobalInfo.