Antwoord van een ‘huichelaar’ op Charb’s ‘brief’
In het onlangs verschenen essay “Brief aan de huichelaars die het racisme voeden” geeft de in 2015 vermoorde cartoonist Charb felle kritiek op mensen die de cartoons van Charlie Hebdo als islamofoob en racistisch bestempelen. Het boekje werd kort geleden lovend besproken bij De Wereld Draait Door. Dat kwam neer op een tamelijk hersenloos herhalen van de inmiddels welbekende mantra die stelt dat de vrijheid van meningsuiting ongelimiteerd moet zijn in een moderne, liberale samenleving. Van een kritische beschouwing van wat Charb in zijn boekje te zeggen had, was echter nauwelijks sprake. In dit artikel daarom alsnog een meer kritische bespreking ervan.
Huichelaars
Charb begint zijn essay met een aantal “Als…” stellingen, gericht aan al dan niet fundamentalistische moslims en hun veronderstelde beschermers. Mocht je je in een of meerdere van deze stellingen herkennen, dan is het boekje ook voor jou geschreven, is de boodschap. De meeste van deze stellingen zijn echter op in het oog lopende wijze absurd. In veel gevallen zijn het stropoppen, dat wil zeggen karikaturale versies van wat Charb’s veronderstelde opponenten zouden denken. Charb schuift ze onder andere de mening in de schoenen dat kritiek op godsdienst racisme is, en de hilarische stelling dat de islam een volk is. Ook doet Charb het voorkomen alsof de anti-islamofoben verdedigers van de islam zijn en dat zij racistische aanvallen op ‘Arabieren’ als een aanval op de islam beschouwen. Het is ironisch, maar niet zonder betekenis, dat de cartoonist Charb, die net als zijn medetekenaars grossierde in karikaturen, ook in zijn schrijven de karikaturen niet schuwt. Op enige stellingen moet ik toch wel geheel of gedeeltelijk met “ja” antwoorden. Zo denk ik inderdaad dat sommige linkse atheïsten fascisten en vreemdelingenhaters in de kaart spelen en denk ik inderdaad dat islamofobie, althans in praktische zin, de tegenhanger van antisemitisme is. Het boekje is dus ook voor mij geschreven en ik mag me onder de huichelaars rekenen. Die het racisme voeden nog wel!
Islamofobie of moslimhaat?
In een lezenswaardig artikel op de website van Grenzeloos schetst Alex de Jong de strijd die al jaren rondom het woord islamofobie woedt. De Jong maakt duidelijk dat het verhaal dat het woord islamofobie een uitvinding is van het Iraanse theocratische regime, en anders wel van andere fundamentalistische moslims, niet meer is dan een rechtse fabel. Als mogelijke bron voor die fabel wordt overigens de feministische schrijfster en voormalig Charlie Hebdo -medewerker Caroline Fourest aangevoerd. Volgens Filip de Winter, voorman van het xenofobe Vlaams Belang en berucht moslimhater, is het woord uitgevonden om iedere vorm van kritiek op de islam te bestrijden.
Charb haakt aan bij dit vertoog met een semantisch aandoende discussie over het woord islamofobie dat alleen afkeer van de islam zou inhouden. En heeft niet iedereen het recht om een afkeer van welk geloof dan ook te hebben? Uiteraard wel, en dat zullen vele anti-islamofoben ook gewoon met Charb eens zijn. Het is dan ook oneerlijk, en ook wel een beetje lachwekkend, om te stellen dat mensen die zich tegen islamofobie keren de moslims als “instrumenten van God” beschouwen. Bestrijders van islamofobie komen in het algemeen helemaal niet op voor de islam, maar voor de moslims die als zondebok worden aangemerkt bij alles wat er mis is in de maatschappij.
Dat islamofobie vaak gebruikt wordt om haat tegen moslims aan te duiden, is simpelweg het gevolg van het feit dat beiden elkaar vaak overlappen. Islamofobie kun je aanduiden als een onredelijke, irrationele angst voor de islam, waarbij wordt aangenomen dat alle moslims fundamentalisten zijn en dat de islam in zijn essentie gewelddadig is en totaal vreemd aan de superieure westerse cultuur. Deze totaal zwart-witte representatie van de werkelijkheid leidt samen met racistische stereotyperingen van de betrokken etnische minderheden onvermijdelijk tot moslimhaat. Bovendien gooien veel mensen moslims, vluchtelingen en etnische minderheden sowieso op een hoop. Dat niet alle mensen die voor moslim worden aangezien dat in werkelijkheid ook zijn, zoals Charb terecht stelt, maakt dan niet meer uit: ze worden wel als zodanig behandeld. Charb moet dat ook beseft hebben want hij geeft zelf aan dat er sprake is van “racisme waar bevolkingsgroepen met een moslimachtergrond slachtoffer van zijn”. In Frankrijk heeft dat in gebieden waar het Front National de scepter zwaait reeds geleid tot verplicht varkensvlees in schoolmaaltijden, maatregelen tegen Arabisch spreken en een hetze tegen vrouwen met sluiers op het strand of bij schoolreisjes. Ook werd een meisje met een lange rok van school naar huis teruggestuurd, omdat dat islamitisch zou zijn.
In zijn verweer tegen de kritieken op de islamofobe cartoons van Charlie Hebdo stelt hij dat deze niet de moslims in het algemeen, maar slechts de fundamentalistische en gewelddadige variant ervan belachelijk maken. Journalisten verwijt hij dat het grote publiek slechts nog de gewelddadige kant van de islam te zien krijgt, waarbij de moslims ook nog eens stereotype worden neergezet. Ik vind dat onbegrijpelijk: geldt niet hetzelfde voor vrijwel alle cartoons van Charlie Hebdo waarin moslims figureren?
Charb stelt in het essay ook dat de aandacht voor islamofobie ervoor zorgt dat het begrip racisme ondergesneeuwd raakt. Dat is een drogredenering. Op geen enkele wijze houdt anti-islamofobie in dat andere vormen van racisme niet belangrijk genoeg zouden zijn om ook aan de kaak te stellen. En het begrip moslimhaat dan? Is dat niet beter dan islamofobie, zoals Charb stelt? Daar is misschien iets voor te zeggen, maar het woord islamofobie blijft relevant, omdat het een belangrijke oorzaak van moslimhaat aanduidt. De samenhang van islamofobie en racisme ontkennen geeft bovendien vrij spel aan degenen die hun moslimhaat als slechts afkeer van een bepaald geloof presenteren. In Nederland heeft Wilders deze strategie met succes toegepast om juridische vervolging te ontwijken.
Anti-racisme en raciale stereotyperingen
In de discussies over het blad Charlie Hebdo wordt nogal eens opgemerkt dat het blad een linkse signatuur heeft en bovendien anti-racistisch is. En inderdaad heeft het blad kritiek geuit op het Front National en wordt in sommige cartoons racisme jegens migranten aan de kaak gesteld. Charb bekritiseert in zijn essay voormalig president Sarkozy die verzuimd heeft zich op de juiste momenten sterk te maken voor kiesrecht voor immigranten.
Toch is er het een en ander af te dingen op het anti-racisme van Charlie Hebdo en Charb. Opmerkelijk is bijvoorbeeld wat de zelfbenoemde anti-racist Charb over het begrip “ras” te melden heeft. Hij beschouwt dit namelijk als een reëel iets, terwijl hij als anti-racist toch had moeten weten dat dat begrip biologisch gezien geen enkele waarde heeft, maar slechts een menselijk construct is. Belangrijker is dat sommige cartoons van Charlie Hebdo racistische elementen bevatten. Zo is er sprake van racistische stereotypering van zwarten (zie bijvoorbeeld bijgaande cartoon) en heeft Charb er blijkens zijn essay geen moeite als tekenaars “Joden of Israëlieten met haakneuzen tekenen”. Sterker nog, hij slaakt een diepe zucht bij de gedachte dat hij dergelijke stereotypen niet meer zou mogen gebruiken. Cartoonist Siné werd overigens vanwege een antisemitische uiting ontslagen door de toenmalige hoofdredacteur.
Blasfemie
In zijn boekje maakt Charb zich sterk voor het recht op blasfemie, het recht om welke god dan ook te bespotten en elementen uit de geloofsleer op de hak te nemen. In Frankrijk is godslastering niet strafbaar, dus Charb richt zich hierbij vooral tot degenen die vinden dat het dat wel zou moeten zijn. Daar behoor ik niet toe. Terecht stelt Charb dat elke ideologie of levensbeschouwing aan bijtende kritiek of spot bloot mag staan. Zinvol is zoiets wat mij betreft vooral wanneer een godsdienst leerstellingen kent die mensen knechten, vrouwen onderdrukken en sociaal onrecht vergoelijken. Op veel religie valt in die zin stevige kritiek te uiten. Vrijwel alle georganiseerde religies zijn patriarchaal van oorsprong: het zijn de mannen die God naar hun eigen evenbeeld schiepen, eerder dan andersom. Dat geldt voor de grote monotheïstische godsdiensten, het christendom, de islam en het jodendom, maar ook voor veel andere religies waar mannen aan de touwtjes trekken. Kritiek daarop is hard nodig. Cartoons kunnen daarbij zeker een rol spelen, maar de cartoons van Charlie Hebdo zijn vaak niet meer dan flauwe grappen. Dat is op zich niet erg, maar voor een goed onderbouwde kritiek is toch wel iets meer nodig. Problematischer is dat ze de cartoons zo uitwerken dat ze alle moslims als fundamentalistisch neerzetten. Dat werkt stigmatiserend en leidt tot moslimhaat. Charb’s beperkte kijk op geloof lijkt er voorts vanuit te gaan dat alle gelovigen slechts geloven uit angst voor een schepper die “in-en-ingemeen” is. Hij zit zo zelf gevangen in een fundamentalistische geloofsopvatting die hij deelt met de fundamentalisten.
Journal Irresponsable
Charlie Hebdo flirtte regelmatig met het imago een ‘Journal Irresponsable’ te zijn, dat wil zeggen een onverantwoordelijk tijdschrift. Het woord ‘irresponsable’ kan ook worden vertaald met ‘roekeloos’ en kan worden uitgelegd als aan niemand verantwoording verschuldigd. Die houding straalt er dan ook vanaf. Op een van de voorpagina’s van het blad staat een prehistorische figuur afgebeeld met in de ene hand olie en in de andere vuur. Het bijschrift luidt: “uitvinding van de humor”. Olie op het vuur gooien staat kennelijk gelijk aan humor. Een andere voorkant heeft juist het predikaat ‘Journal Responsable’, afgedrukt over een verder geheel lege, witte pagina. De boodschap is duidelijk: als we ons druk moeten gaan maken om wat anderen over ons zeggen, dan is dat het einde van de humor en blijft er een leeg blad over. Dat doet mij dan weer denken aan de eerder genoemde verzuchting van Charb bij de gedachte geen Joden of Israëlieten met haakneuzen meer te mogen tekenen. Het is kennelijk alles of niets. En van het politieke, maatschappelijke klimaat, dat uitermate vijandig is jegens moslims, immigranten en vluchtelingen, hoeven de cartoonisten van Charlie Hebdo zich kennelijk niets aan te trekken. Zij opereren immers in een vacuüm?
Bij mij rijst vooral de vraag wat de tekenaars van Charlie Hebdo nu eigenlijk hebben willen bereiken met hun cartoons? Hadden ze eigenlijk wel een serieus politiek engagement of wilden ze gewoon slechts provoceren en een zo hoog mogelijke oplage bereiken? Om politiek gezien iets significants te betekenen is de positie van Charlie Hebdo te onduidelijk, afgezien dan van het feit dat duidelijk is dat de tekenaars een bloedhekel aan religie hadden.
Zo wordt de profeet Mohammed dan weer positief neergezet ten opzichte van zijn (fundamentalistische) aanhangers, dan weer volslagen belachelijk gemaakt. Het anti-racisme van sommige cartoons wordt teniet gedaan door de raciale stereotypen in andere cartoons. De onduidelijkheid geldt ook voor huidige cartoons van het blad. Twee daarvan wekten bij veel mensen heftige verontwaardiging op, terwijl anderen ze verdedigden. De eerste cartoon toont het verdronken Syrische jongetje Aylan, aangespoeld op het strand vlakbij een grote reclamezuil van McDonald’s met als bijgaande tekst “Zo dicht bij zijn doel”. Volgens sommigen stelt deze cartoon het beeld aan de kaak dat veel Europeanen van vluchtelingen hebben (economische gelukszoekers). De interpretatie dat de tekenaar dit ook vindt, ligt echter veel meer voor de hand. Hoe dan ook, de verwarring overheerst en daarvan zou de cartoonist zich toch iets moeten aantrekken. Nog erger gesteld is het met de recente cartoon die het jongetje Aylan als fictieve aanrander van vrouwen in Keulen neerzet. Ook hier is weer sprake van verwarring over de juiste interpretatie, al kan ik hem eigenlijk alleen maar walgelijk vinden.
De tekenaars van Charlie Hebdo werden vermoord door een stel godsdienstwaanzinnigen. Een daad waarvoor geen enkel excuus bestaat. Maar het mag geen aanleiding zijn om Charlie Hebdo of Charb op een voetstuk te plaatsen. Het zijn niet hun critici, maar zij zelf die met hun regelmatig stigmatiserende, racistische en dubbelhartige cartoons het racisme hebben gevoed.
Koos Kuijt
Mensen die proberen een genuanceerd geluid te geven, en zeggen dat je niet HOEFT te beledigen worden tegenwoordig neergemaaid. Immers, want dan zou IS gewonnen hebben!
Net alsof IS om die reden is opgericht en het ultieme doel van hun is dat wij ze niet meer beledigen.
Nu word er dus overal verkondigd dat we ze zoveel mogelijk moeten beledigen, want alleen zo winnen we de oorlog! Werd haast letterlijk zo gezegd in DWDD. Maar is dat zo, winnen wij daarmee? Hoe? Gaat de IS dan weg?
llemaal onder het mom van vrijheid van meningsuiting. Maar is dat wel zo? Als ik zeg dat iemands moeder een vuile kankerhoer is, dan weet ik heus wel dat het niet zo is. Is het dan echt mijn mening? Nee, het lijkt me dan toch echt duidelijk bedoeld als belediging. Ik vind het zo jammer dat het recht op beledigen zo 1 op 1 genoemd word met recht op de vrijheid van meningsuiting.
Wanneer 1 van onze kinderen op school word gepest, tot op het bot, misschien zelfs wel zodanog dat het zelfmoord pleegd, moeten we dat ook maar toelaten? Immers… ze hebben toch ook recht op vrijheid van meningsuiting? Dus ze mogen het allemaal zeggen.. stinkbig, vuurtoren, dikzak, schele, brillenjood… nee, sterker… ze MOETEN het zeggen! Immers, anders heb je het gevecht verloren! Dat is wat ze van TV en de krant leren! Je MOET anderen beledigen, anders verlies je het recht op vrijheid van meningsuiting.
Ik verzet me hier tegen. Nee, ik wil niets verbieden. Van mij mag je Mohammed in een spotprent afbeelden. Maar ik wil het ook niet verplicht stellen. Maar in plaats van te praten over wel of wat niet mag, kunnen we niet gewoon fatsoenlijk met elkaar omgaan?
Beledigen HOEFT niet!!
Het humor tot aan het beledigen toe is volgens Franse analysen het primaire kenmerk van Charlie-hebdo geweest. Omdat de massa langzamerhand moe van wordt en gewenning plaatsvindt is het net als in het geval van Wilders een ontwikkeling naar meer en harder beledigen waarneembaar. Men moet steeds harder krijsen om hetzelfde effect te blijven houden.
Het “recht” op beledigen is in wezen het enige propagandistische instrument dat PVV en de aanhang van Wilders hanteren en daarom is het systematisch beledigen (van minderheden) tot PVV’s ultieme strategie uitgegroeid.
Het is het tool die bij zijn aanhang past en wordt overal mee gepronkt.
Wilders mobiliseert de gewillige mensen ermee.
Tevens is deze haatcampagne het bewijs dat tenminste in het Parlement jarenlang zijn er geen politici met principes geweest om hem op moreel-ethische gronden het halt toe te roepen. Helder standpunt tegen aan te nemen.
Het is zeker niet zo dat we geen verbod op belediging kennen. Er is bijvoorbeeld een volk die in de WOII o.v.a. veel heeft geleden en indien Wilders en zijn aanhang hetzelfde soort beledigingen jegens dit specifieke volk hadden geroepen was hij allang aangesproken en veroordeeld.
Blijkbaar is het pesten, beledigen doelgericht tegen minderheden, allochtonen zeer hypocriet toegelaten waarbij men zeer selectief de daders (PVV en aanhang) van vervolging ontziet, omwille van het “moet kunnen”, terwijl er wetgeving bestaat die specifieke etnische en bevolkingsgroepen tegen dit soort geweld doet beschermen.
De regering hoort alle minderheden gelijk te beschermen tegen het verbaal geweld van pesten, beledigen die typisch door PVV en aanhang wordt toegepast.