Arbeidsmigranten in Hongkong organiseren zich (deel 2)
![](https://www.doorbraak.eu/blog/wp-content/uploads/SpandoekHongkong.jpg)
Eni Lestari behoort tot de tienduizenden migranten uit Indonesië die naar Hongkong verhuisden en daar als huishoudelijk werker aan de slag gingen. Met meer dan 300.000 buitenlandse huishoudelijk werkers is Hongkong een van de topbestemmingen voor migranten in Azië, maar helaas ook een van de meest discriminerende. Eni wist haar teleurstelling en woede om te zetten in een organisatie voor arbeidsmigranten. Het eerste deel van dit interview lees je hier.
Elaine Lu (interviewer): Je hebt me verteld hoe intens de angst onder de Indonesische huishoudelijk werkers was. Het zal je vast veel tijd hebben gekost om hen te organiseren. Hoe heb je dat aangepakt?
Eni: “Ik herinner me dat ik met tien Indonesiërs in hetzelfde opvanghuis zat en dat we allemaal baanloos waren. Op zondag gingen we naar het Victoria Park. Daar ontmoetten we mede-Indonesiërs van hetzelfde uitzendbureau. Sommigen van hen steunden ons van harte; ze gaven zelfs noedels of contant geld. Maar sommigen waren erg bang, zo van: ‘Eni, wat doe je? Waarom ben je weggelopen? Hoe durf je? Doe dit nou niet, daag ze toch niet uit.’ Ik herinner me dat de helft van hen besloot om zich niet meer bij onze groep te laten zien uit angst om met onze organisatie in verband gebracht te worden. Dus plotseling verloren we vriendinnen. Maar hoe dan ook, we gingen door. Met de vrouwen die wel bleven komen, deelden we wat we geleerd hadden over onze rechten, en hoe we konden krijgen waar we recht op hadden. We bleven maar volhouden. Omdat alle informatie over de officiële regels alleen in het Chinees en Engels was, wisten die vrouwen gewoon niet waar ze recht op hadden. En langzaam, een voor een, begonnen ze ons te vertrouwen. Wij hadden toen nog geen telefoon. Na toestemming van de directrice gebruikten we het nummer van het opvanghuis voor noodsituaties. Toen gingen mensen me bellen en zeiden ze bijvoorbeeld: ‘Ik heb hier op de markt een Indonesiër gevonden. Kunnen jullie komen helpen?’ Dus renden we er heen. Of mensen belden ons om te zeggen: ‘Er zit iemand op het politiebureau’. Zo werden we plotseling een onofficiële hulporganisatie. Toen hebben we de Vereniging van Indonesische Arbeidsmigranten opgericht. Dat werd onze doorbraak. We kregen meer vertrouwen om naar buiten te treden.
Daarna gingen we in het Victoria Park of elders in Hongkong flyers uitdelen. We zetten een hotline op waar mensen ons konden bereiken. Maar toen we een keer in het park aankwamen, stonden daar wat mensen van het consulaat en het uitzendbureau op ons te wachten. Ze vroegen ons: ‘Wie zijn jullie?’ Ze zeiden: ‘We kunnen jullie aangeven bij de politie, hoor; jullie zijn geen geregistreerde organisatie; wat jullie doen is illegaal.’ Maar wij hingen gewoon ons spandoek op en deelden flyers uit: als je hulp nodig hebt, kun je gratis bij ons terecht. Wel een maand lang kwamen er medewerkers van het uitzendbureau en bleven ze maar vragen stellen. Veel van mijn vriendinnen waren erg bang, omdat ze nog in een procedure zaten. Ze dachten dat als ze mee bleven doen, dat ze dan geen andere baan meer zouden krijgen. Daarom verhuisden we naar Kowloon Park of naar een mooi gebied vlakbij de Star Ferry (veerpont), waar het veilig was om samen te komen. Ook registreerden we ons officieel als organisatie. Nadat we onze vergunning hadden gekregen, besloten we terug te gaan naar Victoria Park. Een medewerker van het uitzendbureau kwam nog steeds kijken, maar hij kon ons niks maken, omdat we nu legaal waren. Voor alle zekerheid ging de directrice van het Bethune-huis, de Filippijnse Edwina Antonio, een paar keer met ons mee. Zij was degene die met die medewerker praatte, hem flink van repliek diende. Toen we dat zagen, dachten we: ‘Eigenlijk kunnen we best terugvechten.’ Sindsdien zijn we zelfverzekerd geworden en zijn we iedere zondag naar het Victoria Park gegaan. Daardoor gingen de arbeidsmigranten zich meer op hun gemak en veiliger voelen. Ons aantal ledenaantal groeide en groeide.
We deden toen ook ons eerste onderzoek naar de problemen van Indonesisch huishoudelijk personeel in Hongkong. Daar waren we twee of drie weken mee bezig en we ontdekten dat de meeste huishoudelijk werkers met ernstige problemen te kampen hadden. We hadden allemaal te veel bemiddelingskosten moeten betalen, tachtig procent had haar paspoort niet teruggekregen en negentig procent werd systematisch onderbetaald. Ook waren er ernstige mensenrechtenschendingen. We organiseerden een persconferentie en presenteerden de resultaten van het onderzoek aan het consulaat. Zij stuurden iemand naar het opvangtehuis om een foto van ons te maken. Maar omdat veel Indonesische vrouwen bang waren dat ze misschien geen baan meer zouden krijgen, en naar Indonesië teruggestuurd zouden worden, maakten ze zwarte kappen voor over hun hoofd, met alleen twee gaten voor de ogen, zoals wanneer je onthoofd wordt. Dat zag er heel dramatisch uit. Het was ons eerste protest, en daarna kregen we meer vertrouwen. We beseften dat we bijeenkomsten konden organiseren, en protesteren en enquêtes houden en dat we kritiek konden leveren. Sindsdien is de intimidatie afgenomen. Het consulaat kwam niet meer naar ons toe en het uitzendbureau ook niet, maar ze vertelden andere arbeidsmigranten wel dat ze moesten uitkijken voor onze groep en zeiden ze dingen als: ‘Geloof die groep niet. Ze zullen je baan inpikken’.”
Is de situatie vergeleken met twintig jaar geleden verbeterd? Wat zijn volgens jou nu de belangrijkste kwesties rond huishoudelijk werkers in Hongkong? En wat zijn de belangrijkste eisen?
“Onderbetaling – dat wil zeggen dat je als arbeidsmigrant minder krijgt dan de wet voorschrijft – is zo goed als uitgeroeid. Er zijn nog wel een paar gevallen, maar het komt niet vaak meer voor dat mensen onderbetaald worden en geen rustdagen krijgen. Maar nu, na het overwinnen van dit probleem, stuiten we op een veel algemenere, meer structurele kwestie: de discriminatie van huishoudelijk personeel door de regering van Hongkong. Niet alleen van Indonesiërs, maar ook van migranten uit andere landen. Zo ligt bijvoorbeeld het wettelijk loon voor huishoudelijk werk een stuk onder het algemene, officiële minimumloon. Dat geldt alleen voor huishoudelijk werkers. Een paar mensen op het ministerie van Arbeid hebben dat op eigen houtje zo vastgesteld. We hebben de regering gevraagd om ons op te nemen in het wettelijk minimumloon, maar die weigert dat. Daarom voeren we nu campagne voor een leefbaar loon voor huishoudelijk personeel. Het is erg moeilijk om te overleven met het huidige loon. Veel huishoudelijke werkers hebben schulden, omdat ze niet genoeg geld hebben om naar huis te sturen als er een crisis is. Hun inkomen is alleen genoeg voor de basiskosten van levensonderhoud, meer kunnen ze niet doen met zo’n salaris. In Hongkong heb je altijd inflatie. De prijzen gaan elk jaar omhoog met twee, drie, vijf procent. Met zo’n laag inkomen kunnen we zelf niet eens behoorlijk overleven. Daarom voeren we elk jaar actie voor een verhoging, maar de regering probeert ons af te schepen met slechts zo’n 100 of 150 Hongkong dollar (12 tot 18 euro) per maand erbij. Dus moeten we elk jaar weer opnieuw protesteren.
Ons tweede punt betreft de regel dat een werkgever verplicht is om zijn huishoudelijk werker uit een ander land in zijn eigen huis te laten inwonen. Wij willen van die regel af, en willen dat de arbeidsmigrant dat met haar baas samen bepaalt. Dat zou ons wat onderhandelingsmacht geven. Als er geen geschikte ruimte in huis is, kan de helper zeggen: ik kan niet op de vloer of de bank slapen, ik wil ergens anders wonen. Maar nu is de situatie zo dat de overheid werkgevers die hun werker laten uitwonen, kunnen aanklagen voor een strafbaar feit. Niet alleen wij, maar ook veel werkgevers hebben liever dat hun arbeidsmigranten ergens anders wonen, omdat ze ons niet voldoende privacy of een goede slaapplek kunnen bieden. Ze zouden liever geld willen betalen om ons in een pension onder te brengen, maar dat is illegaal, zowel voor de werkgevers als voor de werkers.
Ons derde actiepunt is het recht om van werkgever te veranderen. De Hongkongse regering dwingt ons om de stad binnen twee weken te verlaten als we onze baan kwijtraken of als ons contract afloopt. We krijgen slechts twee weken de tijd om een andere baan te vinden. Als we geen andere baan kunnen vinden, dan moeten we terug naar ons eigen land en daar opnieuw solliciteren. Dat kost veel geld, omdat uitzendbureaus van de gelegenheid gebruik maken om opnieuw veel kosten in rekening te brengen, wat maar in ze opkomt. We vinden dat de regering van Hongkong ons moet toestaan om gewoon een nieuwe werkgever te zoeken als we onze baan verliezen, of als we zelf willen opstappen. Maar de regering staat dat alleen in bijzondere situaties toe, bijvoorbeeld als de werkgever uit Hongkong verhuist, of failliet gaat of overlijdt, of als er sprake is van een mensenrechtenschending, maar dit geldt alleen voor zeer ernstige gevallen, wanneer je werkgever je bijvoorbeeld ernstig mishandeld heeft, of je vele maanden niet betaald heeft, maar dan moet je wel een rechtszaak aanspannen.”
Tot slot wil ik je iets vragen over je lange reis van huishoudelijk werker naar activist, later oprichter van de organisatie voor Indonesische arbeidsmigranten in Hongkong en nu zelfs voorzitster van de International Migrants Alliance (IMA). Wat drijft je? Wat heeft je al die jaren op de been gehouden om dit moeilijke werk te doen?
“Om te beginnen moest ik werken om geld te verdienen voor mijn familie, want ik heb twee jongere broers en zussen en ouders die al op leeftijd zijn. Die moest ik helpen. Daarom werd ik huishoudelijke hulp in Hongkong. Maar omdat ik graag leer, nieuwe dingen ontdek en op onderzoek uitga, leerde ik over organiseren, hoe dat het leven van veel mensen kan veranderen, bijvoorbeeld door hen voor te lichten over wettelijke rechten. Mensen bij elkaar brengen geeft hen hoop, het besef dat ze er niet alleen voor staan. Ze voelen zich gesteund en begrepen. Ik begreep dat ik op deze manier een bijdrage kon leveren aan de gemeenschap, terwijl ik mijn werk als huishoudelijk werker bleef doen.
Gaandeweg, toen ik een breder begrip kreeg van globalisering, hoe het wereldwijde kapitalisme werkt en hoe gedwongen migratie een realiteit is geworden voor veel mensen, begreep ik dat dit geen gevecht voor de korte termijn zou zijn. Als migrant denk je: ‘Waarom kan ik niet gewoon thuis blijven, bij mijn familie? Waarom kan ik thuis niet een behoorlijk inkomen verdienen? Waarom heb ik mijn land moeten verlaten?’ Dat zijn hele eenvoudige, voor de hand liggende vragen. Maar de antwoorden daarop zijn erg complex. Je hebt een degelijke politieke achtergrond nodig om arbeidsmigranten uit te leggen waarom Indonesië velen van ons, vooral vrouwen, armen en ongeschoolden, niet eens een baan kan geven. Dan hebben we het over politieke opvoeding.
De volgende vraag is dan: waarom worden wij, migranten, uitgebuit? We vragen zo weinig, maar we krijgen zo’n hardvochtige behandeling van de overheid, uitzendbureaus en werkgevers. Zelfs onze wettelijke rechten schenden ze. Dan moeten we gaan nadenken over wat een migrant is in de wereldwijde economie. Nou, we zijn gewoon goedkope arbeidskrachten; we worden naar Hongkong gehaald vanwege onze economische waarde. Dat is de politieke opvoeding van onze gemeenschap, waar ik het zojuist over had. Ik vroeg mezelf af: wat kan ik doen om mijn steentje bij te dragen aan het ontmantelen van het systeem? Ik hou niet van onrecht, maar wat kan ik dan concreet zelf doen? Hoe kan ik deel uitmaken van de sociale verandering? Nou: mijn gemeenschap voorlichten, organiseren en mobiliseren.
Elke stap in je leven is leren. Ik heb veel moeten leren. Vroeger heb ik leren dansen, maar nu moet ik leren onderwijs te geven. In het begin rende ik van hot naar her en gebruikte ik mijn kennis van het Engels om anderen te helpen. Nu moet ik mijn toespraken schrijven. Zo ontwikkel ik me. Voor activisten is het belangrijk, maar ook moeilijk, om te blijven leren, je te blijven ontwikkelen. Ik zie dat veel activisten daar moeite mee hebben. Als we ouder worden, denken we al gauw dat we alles weten, en dat is een probleem. De nieuwe generatie migranten is heel anders dan de onze. Velen van hen zijn geboren in de jaren 90, 2000, of zelfs 2010. Als we ons niet openstellen voor hen, wordt activisme erg moeilijk. Ze zullen niet naar ons luisteren. We moeten leren met deze veranderingen om te gaan, anders zou het activisme kunnen sterven.”
Eni Lestari en Elaine Lu
Voor het origineel zie: “Eni Lestari: the Making of A Migrant Labor Organizer (Part 2)”, dat in juni 2024 verscheen in Asian Labour Review. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.
Meer over Filipijnse en Indonesische huishoudelijk werkers lees je bij het thema Domestic Workers.