Autonoom verzet in Latijns-Amerika
De successen van de revolutionaire sociale bewegingen in Latijns-Amerika van de laatste decennia zijn opmerkelijk in hun anti-kapitalistische en anti-staat principes, hun collectiviteit en hun autonomie. Ze laten zien dat bevrijdende samenlevingen mogelijk zijn, aldus Raúl Zibechi in het in 2010 uitgegeven boek “Territories in resistance”.
“Elke sociale beweging begint bij mensen die hun inertie doorbreken en in beweging komen, dat wil zeggen: van plaats veranderen, de plek die hen historisch in de sociale orde is toebedeeld afwijzen en hun expressievermogen vergroten. Een actie die grote gevolgen heeft voor de politieke orde”, aldus Zibechi. In zijn boek beschrijft hij vijftig jaar sociale bewegingen in Latijns-Amerika, een continent dat eeuwenlang is gedomineerd door het Europese kolonialisme met zijn grondstoffenroof, genocide van de inheemse bevolking en later de militaire dictatoriale regimes.
Maar verzet is er altijd geweest. De recente sociale bewegingen kunnen voortborduren op eeuwenlange tradities van politiek en sociaal verzet. De belangrijkste daarvan zijn de inheemse, Indiaanse opstanden tegen de kolonisatoren en hun westerse manier van kijken. Daarnaast de christelijke basisorganisaties en gemeenschappen die geïnspireerd zijn door de bevrijdingstheologie die “de zonde van sociale onderdrukking” te lijf wilde gaan, en die vooral populair was in de jaren zeventig en tachtig. En tot slot het guevarisme: de communistische inspiratie voor revolutionaire militanten en guerrillastrijders.
Neo-liberalisme
Op 1 januari 1994 werd de wereld wakker met het opmerkelijke bericht dat drieduizend Maya Indianen als Zapatista-guerrillas uit de bergen van Chiapas tevoorschijn waren gekomen en de oorlog hadden verklaard aan de Mexicaanse regering. Op die dag werd het North American Free Trade Agreement (NAFTA)-verdrag van kracht. Dat neo-liberale handelsverdrag betekende het officiële einde van de Mexicaanse revolutie van een kleine honderd jaar daarvoor, die hervormingen ten gunste van de inheemse en boerenbevolking had beloofd. Er zou geprivatiseerd gaan worden, subsidies voor inheemse boeren zouden worden afgeschaft, en het recht op land dat men zelf bewerkte zou verdwijnen.
Door de opheffing van importbeperkingen overspoelden goedkope Noord-Amerikaanse producten de lokale markten, en gingen met name de kleine en middelgrote bedrijven die de binnenlandse markt bedienden ten onder. De grotere bedrijven moderniseerden hun fabrieken: machines namen veelal het werk van laaggeschoolde arbeiders over en het resterende werk was voor hen vaak te moeilijk. Dat alles leidde tot massale werkloosheid en verdere precarisering van het leven van grote groepen mensen.
Collectief
De Zapatistas zijn niet de enigen op het Latijns-Amerikaanse continent die met nieuw revolutionair elan in het geweer zijn gekomen om het neo-liberalisme een halt toe te roepen. Die ontwikkeling voedde ook andere basisbewegingen, die, hoewel ze een bonte verzameling vormen, volgens Zibechi een groot aantal opmerkelijke overeenkomsten vertonen.
Het herstellen van fabrieken
De diepe economische crisis begin jaren negentig in Argentinië zette werklozen en andere gemarginaliseerde mensen ertoe aan om gesloten fabrieken over te nemen. Diverse overgenomen fabrieken kregen hulp uit de buurt. Op hun beurt hielpen zij ook de buurt weer, bijvoorbeeld met het bouwen van een buurthuis of cultureel centrum. Kleine en middelgrote fabrieken die het loodje hadden gelegd, waren vooral te vinden in de metaalindustrie, koelingsindustrie, elektrische apparaten, textiel, glas en transport. De helft van deze werkplekken bestond al meer dan veertig jaar en ze hadden een gemiddelde van zestig werknemers. Uit onderzoek naar de overnamen, die gepaard gingen met een lange en intensieve strijd, blijkt dat ruim zeventig procent van de door arbeiders zelf gerunde fabrieken egalitaire lonen uitbetalen, waarbij de schoonmakers bijvoorbeeld evenveel verdienen als de hooggeschoolde arbeiders. Juist de fabrieken waar het hardst en langst om gestreden is, zijn het succesvolst. Die produceren op ongeveer zeventig procent van hun capaciteit. En fabrieken waarvan de opzichters en managers verdwenen zijn, hebben een hogere productie dan die waar ze nog wel rondhangen. Op de werkvloer wordt vaak ruim tijd besteed aan democratische besluitvorming. Dat gaat ten koste van de productiviteit en vraagt extra inzet, maar zoals een arbeider van een veroverde keramiekfabriek zegt: “Vroeger werkte ik twaalf uur en voelde ik me uitgebuit en uitgeput als ik naar huis ging. Nu, als ik moe naar huis ga, is dat een andere vermoeidheid. Want je hebt een innerlijk gevoel van bevrediging dat soms moeilijk uit te leggen is.” En: “…iets van ons zit op de rechtmatige plek, iets dat je toebehoort.” |
1. De bewegingen zijn territoriaal: ze zijn diep geworteld in de gebieden en plaatsen die ze bezet hebben of anderszins veilig hebben gesteld door een lange openlijke of ondergrondse strijd. Ze gebruiken ook nieuwe methoden om zichzelf en hun uiteenlopende identiteiten zichtbaar te maken, om zichzelf zo te bevestigen. In plaats van actievormen als staken, hanteren ze wegblokkades en bezettingen van land, fabrieken en complete wijken van steden. Maar de blokkade is verreweg de meest gebruikte actievorm, in navolging van de werklozenbeweging Piqueteros (naar het woord pique, blokkade) in Argentinië die daarmee is begonnen. Het territoriale aspect symboliseert het toeëigenen van ruimte die hen officieel niet toebehoort, die misschien in historische en morele zin al wel van hen is, maar niet in de rauwe kapitalistische werkelijkheid.
2. De bewegingen zoeken autonomie, los van de staat, politieke partijen, vakbonden en kerken. Er zijn wel banden met al deze instituties, maar die zijn vooral instrumenteel, om iets voor elkaar te krijgen. En daar waar de staat het laat afweten, doen deze bewegingen het zelf: ze bouwen zelf huizen, scholen, gezondheidscentra, rioleringen en afzetmarkten.
3. Ze werken aan een herwaardering van hun cultuur en een bevestiging van hun identiteit als groep mensen, als gemeenschap en als sociale sector. Dat geldt zowel voor inheemse, Indiaanse bewegingen als voor verpauperde arbeiders en andere uitgesloten groepen.
4. Ze vormen hun eigen intellectuele beweging. Er wordt gebouwd op kennis van de gemeenschap, en niet op die van de staat of het kapitalisme.
5. Vrouwen, met name inheemse, Indiaanse vrouwen, nemen een prominente plaats in als gekozen vertegenwoordigers van bijeenkomsten en comités, als guerrillacommandanten en als sociale en politieke leiders. Dat gebeurt in de steden en ook op het platteland. Ook zijn vrouwen, net als kinderen, duidelijk aanwezig bij alle activiteiten die te maken hebben met het vervullen van dagelijkse levensbehoeften, de subsistentie.
6. Ze zijn steevast anti-kapitalistisch, maar weten ook dat het in eigendom nemen en houden van de productiemiddelen hun problemen niet oplost. Ze zien land, fabrieken en vestigingsplaatsen als ruimten waar ze kunnen produceren zonder bazen en chefs. Als ruimten waar gelijkwaardige relaties bevorderd kunnen worden, met zo min mogelijk arbeidsdeling, en gebaseerd op nieuwe productietechnieken die niet tot vervreemding van het werk leiden of vernietiging van het milieu.
Autonomie
Latijns-Amerika was de afgelopen decennia, tot zeer recent, het toneel van een constante cyclus van opstanden en dit soort zelforganisatie. Het afwijzen van vertegenwoordiging van hun belangen door anderen – zoals vakbonden, politieke partijen en ngo’s – en de wetenschap van de bewegingen dat ze ook alles zelf kunnen, dat ze zelf beter weten wat goed voor hen is, uit zich in hun veelzeggende slogans, die over het hele Latijns-Amerikaanse continent hun weg hebben gevonden. “Que se vayan todos” (“Allemaal moeten ze weg”), “Entre todos todo” (“Alles met elkaar”), “Entre todos lo sabemos todos” (“Samen weten we alles”) en “El pueblo manda y el govierno obedece” (“Het volk beveelt en de overheid gehoorzaamt”). Deze mensen, deze basisorganisaties vragen niet meer, ze eisen en nemen simpelweg hun soevereiniteit en hun autonomie.
Sinds begin jaren negentig hebben sociale bewegingen menig Latijns-Amerikaans regime doen vallen, in Ecuador, Argentinië, Paraguay, Peru, Brazilië en Venezuela. In veel landen hebben massale acties het proces van privatisering vertraagd of zelfs tegengehouden, en soms zelfs tot regelrechte opstanden geleid. Zo hebben de bewegingen de machthebbers gedwongen om naar hun eisen te luisteren, om te onderhandelen, en hebben ze progressieve regeringen aan de macht gebracht, zoals in Venezuela, Brazilië en Ecuador. Het is deze massale, gevarieerde en volhardende sociale bewegingen gelukt om barsten te slaan in het neo-liberale model.
Landloze boerenarbeidersbeweging
In Brazilië bestaat een lange traditie van het innemen van land dat braak ligt, en dat al dan niet in bezit is van grootgrondbezitters. Een van de bewegingen die zich daarmee bezig houdt, is de Movimento dos trabalhadores rurais Sem Terra (MST). Het gaat er bij die beweging niet simpelweg om een stukje grond te bezitten en te kunnen bewerken. Het gaat om een alternatieve levenswijze. De activisten creëren landbouwdorpen: huizen, ieder met een stuk grond en gemeenschappelijke voorzieningen. Het is een voorbeeld dat veel navolging in Latijns-Amerika heeft gekregen. Een serieus probleem vormt echter de afhankelijkheid van multinationale bedrijven als Monsanto die de zaden maar ook de bestrijdingsmiddelen leveren. Die bedrijven promoten landbouw die is gericht op het maximaliseren van de opbrengst door het gebruik van zware landbouwgiffen. Na jarenlang geploeter concludeerden de Sem Terra-boeren dat ze niet vooruit kwamen, afhankelijk bleven van het bedrijf en tegelijk de grond, hun families en de mensen die hun producten aten, vergiftigden. Ze gingen over op het kopen van biologisch graan en het toepassen van biologische landbouw. Om de producten op de biologische markt afgezet te krijgen, hebben ze certificering nodig. Maar die certificering is in handen van drie organisaties, allen gelinkt aan de multinationals, die daar veel geld voor vragen. De multinationals blijven domineren, maar de boeren hebben wel zelf de productiemiddelen in handen en bepalen zelf hun eigen werkschema’s en werkmethoden. Het andere winstpunt is dat ze hun leefwijze op het platteland hebben kunnen ontwikkelen, meer het heft in eigen hand hebben en niet meer gedwongen zijn om naar de rafelranden van de steden te trekken om daar op te gaan in het stedelijke proletariaat. |
Zibechi laat nauwkeurig zien hoe in die barsten een nieuwe autonome, anti-kapitalistische werkelijkheid is opgebouwd. Door inheemse gemeenschappen, boeren en stedelijke armen, gebaseerd op nieuwe sociale relaties tussen mensen en geïnspireerd door oude (soms revolutionaire) dromen. Steeds opnieuw maken ze die dromen tot werkelijkheid en ontwikkelen ze die verder tijdens de cycli van opstanden van de afgelopen decennia. “Geboren uit en geleid door de armsten en de meest achtergestelden, sprongen zij van de marges van de samenleving naar de top van de politieke agenda”, schrijft Zibechi. Ook de nieuwe progressieve regeringen moeten leren zich te verhouden tot de autonome sociale bewegingen. Die willen namelijk geen deel uitmaken van de staat, maar slechts gehoord worden. Ze eisen van de progressieve regeringsleiders dat ze gehoorzamen aan de wil van de bevolking.
Uitdagingen
Na alle successen dreigt nu inkapseling door de staat en institutionalisering. Bekende gezichten van de bewegingen wordt gevraagd om plaats te nemen in regeringen en instituties. Sommigen belanden zo in posities waarbij ze het overheidsbeleid moeten verdedigen, terwijl dat de belangen van de bewegingen direct in de weg zit. In Argentinië, Ecuador, Uruguay en Brazilië zijn of dreigen veel van de sociale bewegingen gemarginaliseerd en verdeeld te raken. Er zijn daar weliswaar veel sociale programma’s door de staat opgezet die de armoede van grote groepen mensen heeft verlicht. Veel arme mensen beschikken nu over stromend water, elektriciteit en riolering. En er is vaak lokale zeggenschap over de gemeenschappelijke voorzieningen, gebaseerd op de lokale initiatieven. Maar tegelijkertijd wordt via de achterdeur alsnog een neo-liberaal beleid doorgevoerd, met behulp van de Wereldbank en het IMF. Een goed voorbeeld daarvan vormt het Brazilië van de presidenten Lula en Rousseff.
De onlangs overleden Venezolaanse president Hugo Chavez heeft de afgelopen jaren, vanuit zijn anti-imperialistische en anti-kapitalistische ideologie, geprobeerd een bolivariaanse revolutie voor Latijns-Amerika te initiëren. Dat initiatief heeft enkele karakteristieken van de sociale bewegingen in zich, maar dreigt ook een voorbeeld te worden van hoe uiteindelijk de staat en niet de autonome gemeenschappen het leidend beginsel zullen vormen.
Toegankelijk
Er wordt in de Europese media weinig aandacht besteed aan de revolutionaire ontwikkelingen in Latijns-Amerika. Gelukkig zijn er auteurs als Zibechi die deze werkelijkheid voor ons toegankelijk maken. Zijn boek vergt soms wat extra inspanning om de vele verwijzingen naar opstanden, acties en basisbewegingen goed te kunnen doorgronden. Het internet biedt dan uitkomst. Zibechi laat ons zien dat een andere wereld mogelijk is, dat idealistische dromen werkelijkheid kunnen worden. Natuurlijk verloopt niet alles perfect, en vinden er ook mislukkingen plaats. Maar er is volgens hem in veel Latijns-Amerikaanse landen momenteel een schaakspel gaande, een strijd om de ruimte, tussen de sociale bewegingen en de progressieve regeringen. De bewegingen willen hun autonomie behouden en uitbreiden, en een deel van die regeringen wil hen insluiten in het staatsapparaat. Het autonome, collectieve, anti-kapitalistische en anti-staats denken en doen heeft echter in grote delen van de gemarginaliseerde klassen van Latijns-Amerika wortel geschoten en dat valt niet zomaar meer terug te draaien. En dat is hoopvol voor een ieder die strijdt voor een andere, zelfbepaalde samenleving, zonder uitbuiting en hiërarchie.
“Territories in resistance”, Raul Zibechi. Uitgeverij: AK Press, € 16,99. ISBN: 97818493510702.
Ellen de Waard
ik ben wel benieuwd of dit soort gemeenschappen en bedrijven in eigen beheer beklijven als er niet echt één directie is. Er zitten toch altijd mensen tussen die meer willen dan anderen en de macht naar zich toe proberen te trekken.
Dat is precies waar het andere boek van Zibechi over gaat dat we eveneens op deze website bespraken. Hij zegt dat die neiging inderdaad in alle gemeenschappen voorkomt en dat er daarom sociale relaties worden gestimuleerd die voortdurend in beweging zijn, waarbij iedere neiging tot consolidering van machtsposities wordt ondermijnd. Lees meer in “Macht spreiden”.