Bangladesh: een volksopstand en haar context

Drie demonstranten op het Shahbag-plein hebben zich geverfd in de Bengaalse nationale kleuren.
Drie demonstranten op het Shahbag-plein hebben zich geverfd in de Bengaalse nationale kleuren.
Een volksbeweging die de doodstraf eist. Een protestgolf, niet zozeer tegen de regering als wel tegen een oppositiepartij. Een opstand, maar anders dan volgens gangbare patronen. Dat is wat de laatste weken plaatsvindt in Bangladesh, waar vele tienduizenden mensen in actie zijn gekomen tegen de rol die kopstukken van de oppositiepartij Jamal el-Islami spelen. Actievoerders komen al twee weken lang samen op het Shahbag-plein, dat daarmee de rol van een soort Tahrirplein heeft gekregen. Op vrijdag 7 februari waren daar tussen de 100 en 500 duizend mensen samengekomen op een geweldige manifestatie.

Aanleiding voor de volksopstand is een proces tegen aanvoerders van Jamal-el-Islami, met name tegen Abdul Qader Mollah. De aanklacht: grootschalige wandaden, moord, verkrachting, marteling, gepleegd in de onafhankelijkheidsoorlog waarin Bangladesh – tot dan toe Oost-Pakistan – zich losmaakte van (tot dan toe West-)Pakistan. Die oorlog was een ongelooflijk bloedig drama met volgens een verhullend lage recente schatting tussen de 50 en de 100 duizend doden. De gangbare visies hanteren veel hogere getallen: tussen de 300 duizend en de 3 miljoen. In een strijd die acht maanden duurde!

Zuiveringen

De strijd was een onafhankelijkheidsoorlog, met regelrechte etnische zuiveringen over en weer: niet-moslims afgemaakt door het Pakistaanse leger en haar medestanders, en niet-Bengaalse moslims en anderen afgemaakt door Bengaalse strijders. Daar bovenop kwam het vermoorden van mensen, niet specifiek om etnische redenen maar omdat ze zich tegen de Pakistaanse overheersing keerden, of omdat het Pakistaanse leger mensen met de grofste terreur zo bang wilde maken dat ze zich van iedere steun aan het onafhankelijkheidsstreven zouden onthouden. Dat leger trachtte het verzet aldus te smoren in een zee van bloed.

Uiteindelijk duwde het Indiase leger de onafhankelijkheidsstrijders tegen Pakistan – wiens onafhankelijkheidsstreven grotendeels werd geleid door de Awami Liga, de partij die momenteel de regering van Bangladesh in handen heeft – terzijde, versloeg het Pakistaanse leger en dwong de Pakistaanse staat om in te binden. Bangladesh werd een onafhankelijke staat. De Indiase premier Indira Gandhi krijgt hier door Nick Cohen in The Guardian lof toegezwaaid waar hij spreekt van “een van de mooiste daden in haar duistere carrière”. Maar het was geen nobele daad. Waarschijnlijk beoogde ze twee dingen: Pakistan – de rivaal op het schiereiland – een hak zetten door er een stuk uit los te helpen maken; en een sociale revolutie in de kiem smoren. Want de onafhankelijkheidsstrijd in Bangladesh was verweven geraakt met een strijd van arme boeren en arbeiders tegen de elites, een strijd die ook in (West-)Pakistan woedde en dreigde uit te monden in een volksrevolutie. Dat kon maar al te gemakkelijk weerklank krijgen in India, waar de sociale verhoudingen niet zo heel veel anders waren.

Liever een snelle overwinning voor de onafhankelijkheidsstrijd dan een slepend conflict waarin de woede van onderop grensoverschrijdend zou kunnen worden. Zulk soort afwegingen zullen de Indiase leiders niet vreemd zijn geweest toen ze het leger tegen Pakistan ten strijde stuurden. “Peter Hazlehurst van de Times gaf als commentaar: ‘Rood Bengalen zou Delhi nog meer alarmeren dan Islamabad’”, waarbij “rood Bengalen” staat voor revolutie, Delhi de hoofdstad van India is en Islamabad de hoofdstad van Pakistan. Het drukt de afkeer en angst voor revolutie in Indiase regeringskringen beknopt uit. Het citaat komt uit “East Bengal Revisited”, een artikel van Lal Khan op “In defense of marxism”, een website van een trotskistische groepering die in de regio aanwezig is en waarop dan ook vaker interessante stukken over ontwikkelingen in Zuid-Azië te lezen zijn.

Moslimfundamentalisten

Welnu, leiders van Jamal al-Islami bedreven in deze oorlog misdaden, en wel aan de kant van het Pakistaanse leger. Ja, ze vochten dus tégen de onafhankelijkheid van de staat waarin hun partij vandaag de dag een flinke machtsfactor is, als belangrijkste islamistische partij van het land. Pas nu worden ze daarvoor voor de rechtbank gesleept. Het is een beetje alsof NSB-kopstukken niet in 1945-46, maar pas in 1988 een proces wegens collaboratie en oorlogsmisdaden hadden gekregen. En er is nog een verschil met het proces tegen bijvoorbeeld Anton Mussert. Die kreeg de doodstraf. Abdul Qader Mollah kreeg een levenslange gevangenisstraf opgelegd op 4 februari.

Die uitspraak was aanleiding voor veelal jonge mensen, op de been gebracht via sociale media en weblogs, om in actie te komen. Zo begon het protest dat zich concentreerde op het Shahbag-plein. En ja, deze mensen eisen de doodstraf voor de veroordeelden. Dat is onder alle omstandigheden een problematische eis. Maar het zou echt verkeerd zijn om hier een soort law and order-conservatisme in te zien. Veel eerder is het vergelijkbaar met de eis van demonstranten in Egypte om ex-dictator Moebarak te executeren na zijn proces. Een andere leus uit datzelfde Egypte: “Het volk eist de executie van de maarschalk!” Die maarschalk was Tantawi, aanvoerder van de militaire junta die aantrad nadat Moebarak was afgetreden. De doodstraf eisen tegen voormalige dictators is geen rechts law and order-sentiment, maar het eisen van doortastende maatregelen tegen dictatuur en dergelijke. Dat wil nog niet zeggen dat de doodstraf zélfs in zulke gevallen toe te juichen is. Maar het eisen ervan maakt iemand niet automatisch tot reactionair.

In dit specifieke geval geldt er nog iets anders. Jamal-el-Islami en hun voormalige coalitiepartner de Bangladesh National Party BNP zitten momenteel in de oppositie. Dat zou zomaar kunnen veranderen. En dan? Mollah maakte een overwinningsteken toen hij ‘slechts’ levenslang gekregen had. Reden? “Analisten in Dhaka zeiden dat veel mensen dachten dat Mollah zo zeker van zijn zaak was omdat hij geloofde dat hij gratie zou kunnen krijgen onder een mogelijke regeringswissel.” Mussert een kans geven op gratie zou in 1947 ook in Nederland niet goed zijn gevallen, en in 1989 evenmin. Deze dreiging zet de eis om Mollah ter dood te veroordelen toch in een iets ander daglicht.

Nationalisme

De beweging op het Shahbag-plein is intussen al veel meer dan enkel een collectieve roep om een doodvonnis tegen een reactionaire oorlogsmisdadiger. Er is een opvallend zichtbare rol van vrouwen in het protest – belangrijk in een land waar dat niet gebruikelijk is en soms zelfs doodgewoon riskant. De toonzetting van het protest is nationalistisch, een vertoon van patriottische saamhorigheid, roerend maar tegelijk riskant. Het is een afrekening met krachten die tegenover de onafhankelijkheidsstrijd stonden, een climax ook van een hele lange aanloop waarin pas in 2010 een speciaal tribunaal zich over oorlogsmisdaden in die strijd is gaan buigen. Maar het is niet louter plat nationalisme, maar een streven naar autonomie tegenover alle gevestigde politiek. “In Shahbag hebben organisatoren geweigerd om politieke partijen op het podium toe te laten. In plaats daarvan werden vrijheidsstrijders en activisten uitgenodigd om te spreken.” Een bekend schrijver van kinderboeken sprak, het complete nationale cricketteam betuigde met aanwezigheid steun.

Maar precies in deze nationale eensgezindheid zit een gevaar. Gevestigde politici kunnen de strijd inkapselen door de eis van de beweging deels over te nemen. Nu al zien we dat de regering de wetgeving voor veroordeling van oorlogsmisdaden aanscherpt en de weg voor een nieuw proces opent. Zo maken politici goede sier. Een dieper probleem is gelegen in het feit dat de nationale eensgezindheid sociale tegenstellingen maskeert. Het kan heel bevredigend zijn om te hoop te lopen tegen oorlogsmisdadigers en collaborateurs met de vroegere vijand, met nationale vlaggen te zwaaien, de roemrijke onafhankelijkheidsstrijd samen te herdenken. Maar kun je jezelf je kinderen ermee te eten geven? Kun je er een fatsoenlijke woning mee krijgen, in plaats van de krotten waarin teveel mensen moeten zien te overleven? Dat is wellicht geen probleem voor schrijvers van goed verkopende kinderboeken en van cricketkampioenen, om van zakenlieden maar te zwijgen. Het is wel een probleem voor grote delen van de bevolking die straat- en straatarm zijn. Voor deze mensen is nationale eensgezindheid een valkuil, net zoals de nu tot grote hoogte oplaaiende strijd tussen secularisme en islamisme op zichzelf een doodlopende weg is.

Arbeiders

De arme arbeiders in de textielfabrieken van Dhaka kunnen vrome moslims zijn, of meer seculier denkende mensen voor wie de godsdienst veel minder sterk hun normen en waarden beheerst. Maar ze staan tegenover dezelfde bazen, lopen hetzelfde risico dat de fabriek met catastrofale gevolgen in de brand vliegt, zoals herhaaldelijk gebeurt met dodelijk gevolg, voor 111 mensen op 24 november 2012 bijvoorbeeld, ze moeten hetzelfde gevecht leveren om hun erbarmelijke lonen en arbeidsvoorwaarden iets omhoog te krijgen. Het goede nieuws: deze arbeiders voeren dat gevecht ook inderdaad, nu en dan met grote heftigheid. In juni 2012 bijvoorbeeld voerden vele duizenden van deze arbeiders felle strijd voor loonsverhoging en huurbeperking. De strijd zag heftige botsingen met oproerpolitie, stakingen op forse schaal, door bazen beantwoord met uitsluitingen waardoor de werkplek van 500 duizend arbeiders stil kwam te liggen. De bazen waartegenover ze staan, kunnen fel islamistische Jamal el-Islami-figuren zijn, of seculiere ondernemers. Voor hun houding tegenover de mensen van wiens semi-slavenarbeid zij leven maakt het niet wezenlijk uit.

Dit alles maakt de strijd tussen seculier en islamistisch, waar de huidige beweging op het Shahbag-plein mee verbonden is, niet irrelevant. De politiek van Jamal el-Islami is wel degelijk een gevaar voor menselijke vrijheid en waardigheid. En Jamal-el-Islami heeft slagkracht, haar oproepen tot straatactie en “hartals”, een soort stakingsdagen, getuigen ervan. Met dit soort acties protesteert de partij tegen de processen tegen hun kopstukken. Confrontaties met de politie hebben al tot 14 doden geleid. Dit laat zien dat de arme massa’s verdeeld zijn langs partijlijnen en dat ze langs die lijnen tegenover elkaar staan. Niet alle arme mensen willen die oorlogsmisdadigers ter dood veroordeeld zien. Sommigen van hen zien in deze oorlogsmisdadigers wellicht geen helden, maar zien wel de aanval op hen als een aanval op henzelf, op hun partij en hun opvattingen. Het fundamentalisme heeft in Bangladesh wel degelijk forse aanhang. Maar het is goed om te zien dat hun invloed door brede straatacties in alle openheid wordt getrotseerd. Na Tunesië en Egypte zien we ook hier dat hardhandig islamisme de weg versperd kan worden door breed volksverzet. Een bemoedigende gedachte.

De strijd voor de eis van gerechtigheid tegenover de oorlogsmisdadigers van 1971 heeft wel degelijk een hele forse kern van rechtvaardigheid. Maar het zou tragisch zijn als seculiere machtspolitiek het protest van onderop zou weten in te kapselen, het zou gebruiken om hun islamistische rivalen verder mee in diskrediet te brengen maar tegelijk de weg naar werkelijke emancipatie te blokkeren. Die weg naar emancipatie komt pas open te liggen als de vrijheidseisen van Shahbag gedragen gaan worden door de strijd voor sociale waardigheid en rechtvaardigheid van de armen, de arbeiders in de textielbedrijven en elders. Zoals de onafhankelijkheidsstrijd van 1971 dreigde uit te groeien tot een sociale, grensoverschrijdende revolutie, zo kan ook het huidige protest een sociaal-revolutionaire dimensie krijgen die álle gevestigde politiek, van welke ideologische en religieuze kleur ook, de nekslag toebrengt.

Peter Storm
Maker van het weblog Ravotr