Banksy en het citaat van Bakoenin
(Straat)artiest Banksy heeft de gemoederen weer hoog doen oplopen met haar/zijn laatste stunt: in de lijst van het bekende werk “Girl with balloon” had Banksy een papierversnipperaar verborgen. Afgelopen vrijdag werd het werk door het Londense veilinghuis Sotheby’s voor een schamele 1.180.000 euro verkocht. Op het moment dat het bod was aangenomen, activeerde iets of iemand de verborgen versnipperaar, die het kunstwerk deels vernietigde.
Banksy postte niet lang na het gebeuren een filmpje op Instagram waarop te zien is hoe zij/hij (onherkenbaar, want Banksy’s identiteit is geheim) de versnipperaar in de lijst inbouwt, en hoe het kunstwerk zichzelf luttele momenten na de verkoop vernietigt. “The urge of destruction is also a creative urge,” schreef Banksy erbij – een uitspraak die zij/hij aan Picasso toeschreef.
Dat laatste is een beetje jammer, om twee redenen. Ten eerste omdat de bekende uitspraak helemaal niet origineel van Picasso is, maar van de Russische anarchist Mikhail Bakoenin (1814-1876). De beroemde zin is de uitsmijter van zijn – veel minder beroemde – artikel “Die Reaktion in Deutschland” uit 1842 (het origineel, in het Duits, luidt als volgt: “Die Lust der Zerstörung ist zugleich eine schaffende Lust”). Overigens bedoelde de jonge Bakoenin daarmee niet te zeggen dat vernietiging op zichzelf een creatief proces is (zoals het vaak, uit z’n context, wordt geïnterpreteerd), maar eerder dat de vernietiging van het oude ook altijd onlosmakelijk de creatie van het nieuwe met zich meebrengt.
Een tweede reden waarom juist Bakoenin het verdiend had hier genoemd te worden, is omdat hij een vergelijkbare kritische houding innam met betrekking tot kunst en de maatschappelijke status ervan. Het verhaal wil namelijk dat toen Bakoenin in 1849 deelnam aan een lokale opstand in Dresden (een nakomertje in de serie revoluties van 1848), hij aan zijn medestrijders voorstelde om de meest waardevolle schilderijen uit het plaatselijke museum bovenop de barricaden te plaatsen. De Pruisische troepen zouden waarschijnlijk eerder bereid zijn om op hun eigen burgers te schieten dan op deze kunstschatten. Bakoenin’s voorstel is nooit uitgevoerd, maar in zekere zin maakte hij een vergelijkbaar statement als Banksy vorige week. Want wat is eigenlijk nog de waarde van kunst als niet iedereen er van kan genieten? Is de commodificatie van kunst niet meteen ook het einde ervan? Als kunst alleen toegankelijk/belangrijk is voor de elite, schiet ze dan haar doel niet voorbij? En kunnen we een kunstwerk dan niet net zo goed op de barricaden werpen (zoals Banksy in zekere zin gedaan heeft)?
Bakoenin zou niet lang na de opstand in Dresden worden opgepakt om door twee hoven ter dood te worden veroordeeld, en uiteindelijk voor zes jaar in de kerkers van de gevreesde Petrus- en Paulusvesting in St. Petersburg terecht te komen. Maar ook in de twintigste eeuw bleef deze episode een bron van inspiratie voor verschillende kunstenaars en theoretici. Guy Debord verwees er graag naar in zijn kritische werk over kunst, politiek activisme en de Spektakelmaatschappij. De kunstenaar Ahmet Ogut maakte in 2015 in het Van Abbemuseum een installatie met de titel “Bakunin’s Barricade” (zie foto hieronder): een uit autowrakken en andere rommel opgebouwde barricade, waaraan hij een aantal topstukken uit de museumcollectie bevestigde. Waaronder een Picasso, overigens.
Het is natuurlijk maar de vraag of het (deels) vernietigde kunstwerk van Banksy door deze stunt uiteindelijk minder waard zal worden. Mij zou het niet verbazen als de overblijfselen ervan binnenkort voor een nóg hoger bedrag onder de hamer zullen gaan. Want daar had de bovengenoemde Debord dan weer helemaal gelijk in: uiteindelijk is het Spektakel in staat om zich alles toe te eigenen en ondergeschikt te maken aan haar eigen logica. Ook het tegen-spektakel kan worden gecommodificeerd – ook voor (zelf-)kritische kunst en radicale subculturen bestaat uiteindelijk een markt. Zelfs – of beter gezegd: juist – Banksy’s kunstwerk zal daarop waarschijnlijk geen uitzondering vormen.
Mathijs van de Sande