De beperkingen van wit privilege: shortcuts in de anti-racisme strijd

De overdreven focus op afscheiding en kleur was precies waarom wit privilege niet aansloeg in de jaren zestig. Assata Shakur schreef bijvoorbeeld: “Een van de belangrijkste dingen die de Partij deed, was heel duidelijk maken wie de vijand was: niet de witte mensen, maar de kapitalistische, imperialistische onderdrukkers. Zij haalden de zwarte bevrijdingsstrijd uit een nationale context en plaatsten die in een internationale context.” Ook postcolonial studies erfde de kunstmatige klasse-versus-race scheiding. Rahul Rao schreef over de kritieken die ongeïnteresseerd zijn in repairing differences. Hij legt uit dat dat, zoals vaak met luidruchtig bravado – “het kan mij niet schelen, we doen het op onze eigen voorwaarden” –, de zwakte van onze beweging reflecteert. Hij vraagt: wat is dan eigenlijk “het politieke nut van het focussen op zo’n onbetwistbaar en onoverbrugbaar verschil, ter relatieve verwaarlozing van moeilijker en herstellend werk van het vinden van manieren om samen over verschillende vormen van onrecht te denken?”. Misschien het meest vooruitstrevende voorbeeld van onderlinge solidariteit was de Rainbow Coalition die in 1969 door de Black Panthers onder leiding van Fred Hampton werd opgezet in Chicago. Deze coalitie bracht groepen en organisaties met verschillende etnische achtergronden samen om voor hun gedeelde belangen te vechten. De Rainbow Coalition markeerde een sprong vooruit, omdat de beweging steeds progressiever werd in haar betoog voor cross-racial unity. Dat was het allergevaarlijkste dat een kapitalistische staat zich kan voorstellen; zelfs niet-zwarten konden lid worden. Bob Lee herinnerde zich: “We wisten dat onze organisatie het niet lang zou uithouden en we wisten dat we snel moesten zijn. We hielden onszelf niet voor de gek.” Inderdaad werd Hampton vermoord en stortte de coalitie in elkaar. Zijn dood was deel van een patroon: raciale onderdrukking gekoppeld aan imperialisme en kapitalisme, en daarmee een enorm publiek bereiken. Ook Malcolm X werd vermoord kort nadat hij zei: “Je kunt geen kapitalisme hebben zonder racisme.” Maar denk ook aan Martin Luther King in 1967: “Het kwaad van het kapitalisme is even reëel als het kwaad van militarisme en het kwaad van racisme” (Southern Christian Leadership Conference); “Het feit is dat het kapitalisme is gebouwd op de uitbuiting en het lijden van zwarte slaven en blijft gedijen op de uitbuiting van de armen – zowel zwart als wit, zowel hier als in het buitenland” (The Three Evils of Society). Dit soort sociaal-economische verbanden tussen racisme en kapitalisme maakte hen vijanden van zowel zwarte separatisten als racisten. Dit is het soort kritiek vanuit linkse zwarte hoek op witte privilege-theorie. Het is dan ook frappant dat al deze strijders worden geclaimd en willekeurig geciteerd over de huidige meningsverschillen heen. Sivanandan schreef terecht dat witte navelstaarderij “witten opsloot in een modus van zelfkastijding”. Toen witte activisten hem vroegen of en hoe ze met de anti-racisme strijd konden meedoen, antwoordde hij: “Wie je bent, is wat je doet.”

Miriyam Aouragh in De beperkingen van wit privilege: shortcuts in de antiracisme strijd (Socialisme.nu)