Betonboren

Betonboor
Betonboor

“Als je meer luxe wilt in je leven, dan moet je daar wel iets voor doen. Stop met naar anderen te wijzen”, zei mijn overbuurvrouw in een tafeldiscussie over uitkeringen, lage lonen en armoede. “Wat is armoede dan?”, vroeg ze nadat ik poneerde dat armoede wordt gecreëerd, een bewuste politieke keuze is, een vorm van geweld en onderdrukking.

Terwijl ik hardop formuleerde wat armoede was, wist zij de “remedie” al. “Als er iets niet goed is, dan moet je daar iets in ondernemen. Als bijvoorbeeld jouw huurhuis niet in orde is, dan ga je naar de woningbouwvereniging en die doet er dan iets aan.” Ja, natuurlijk onderneem je daarin iets, dacht ik. Ik ben helemaal voor iets doen aan totale misstanden, dat is het punt niet.

Mijn tegenwerping dat de praktijk laat zien hoe verhuurders vaak juist niets doen aan die gebreken in sociale huurwoningen, verhoogde slechts haar hakken. “Woningbouwverenigingen zijn wettelijk verplicht om iets te doen aan gebreken. Als mensen daar dan niet achteraan gaan, dan ligt het aan henzelf dat er niets gebeurt.” Ja, als woningbouwverenigingen weigeren om iets te doen, dan zul je iets moeten organiseren om je eisen af te dwingen, ging door me heen. Het liefst samen met anderen. Ben ik ook helemaal voor.

Overbuurvrouws linkertafelgenote was het volstrekt met haar eens. “De overheid schrijft wetten en regels voor en daar moet iedereen zich aan houden. En als je tegen problemen aanloopt, dan kun je een beroep doen op een ombudsman, op politici of een loket van een gemeente, en moet je niet zeuren of naar boven lopen wijzen. Want dat heeft geen zin en slaat nergens op, dat is lui en verwend.” Of het tijdens de lunch nu ging over de WMO, uitkeringen, lage lonen, flexwerk, wonen of huisvesting: de tafel was bijna unaniem. Als je een goed leven wilt, dan moet je daar je “eigen verantwoordelijkheid” in nemen en aankloppen bij de overheid. En als dat niet werkt, dan moet je naar politici stappen. En als je het echt beter wilt hebben, dan moet je net zoals iedereen gewoon keihard gaan werken in een baan.

En daar zit hem de crux. Dat onwrikbare vertrouwen of geloof in de staat, de parlementaire democratie en de arbeidsmoraal. Betaald werken als oplossing voor alles. De idee dat armoede iets is dat arm gemaakte mensen – met en zonder baan – zelf moeten oplossen. Maar dan wel op “eigen kracht” en binnen de door de staat opgelegde wetten en regels.

Het is in dit soort discussies alsof ik keer op keer tegen een enorme dijk oploop. TOK! Een dijk van door en door gehard beton waar mijn haken niet in blijven steken en waar ik niet over heen geraak.

Ik stelde voor om de minimumlonen fors te verhogen. Nee, dat was geen goed idee, want mijn rechtertafelgenote kon goed rondkomen van haar loon uit 25 uur arbeid, dus dat hoefde niet. Dat uitkeringen veel lager uitvallen, omdat ze hooguit 70 procent van het minimumloon zijn, werd voor het gemak maar even genegeerd. Eigenlijk zei rechtertafelgenote dat de uitkeringen niet omhoog hoeven, want, nogmaals, als je een beter leven wilt, dan kun je daarvoor werken, net zoals iedereen. Er werd een uitzondering gemaakt voor mensen die, je voelt hem al aankomen, niet kunnen werken in een baan, maar dan écht niet kunnen werken, hè.

Overbuurvrouw vertelde dat zij voor een – aan een MBO – studerend kind een kindgebonden budget van een paar honderd euro per maand krijgt, “dus ga me nou niet vertellen dat een bijstandsmoeder die dat budget ook krijgt in armoede leeft!” Dát dus… die redenering: ik kan rondkomen van mijn inkomen, dus dan moet iedereen dat ook maar kunnen. Ik wierp tegen dat behoeften per persoon verschillen, en gaf aan hoe killing het kan zijn voor mensen met super lage inkomens, bijvoorbeeld omdat men moet kiezen tussen eten of medicijnen. Kiezen tussen een broek voor een kind of een warme maaltijd. De huur betalen of de verplichte eigen bijdrage in de verplichte zorgverzekering betalen, etc.

Nee, dat was onzin, want dan kun je een beroep doen op bijzondere bijstand of op armoedegelden, die, zo wist de linkertafelgenote van overbuurvrouw, op de gemeentelijke plank blijven liggen, want “zé komen het niet ophalen!”. En daarom gaan ze het geld nu dan maar “brengen”, na een intakegesprek aan een keukentafel waarbij een ambtenaar of hulpverlener onderzoekt of iemand überhaupt een beroep mag doen op die gelden. Dat vonden de tafelgenotes een heel goed idee, want “er wordt zoveel gefraudeerd!”. In antwoord wees ik op de realiteit van die keukentafelgesprekken: enorme privacyschendingen, het ontnemen van autonomie, het paternalistische karakter. Maar hun monden trokken daarop strepen van ijs.

Je hoorde ze denken: nee, nee, nee, zo werkt het niet. Ik kon de vorst op hun lippen lezen: het afschaffen van ongelijkwaardigheid, onrechtvaardigheid begint bij het individu zelf. Mensen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en die niet “afwentelen” op de staat of “het systeem”.

Word je seksueel geïntimideerd op je werk? Dan ga ja naar je HR-manager en dan dien je een klacht in. Ben je aangerand? Dan ga je naar de politie en doe je aangifte. Is jouw loon te laag om van rond te komen? Dan ga je naar je baas en vraag je om een loonsverhoging of je neemt er nog een baantje bij. Beleef je racisme? Dan dien je ergens een klacht in, want “discriminatie” mag niet. Ben je opgesloten in een gevangenis omdat je asielaanvraag is afgewezen? Dan heb jij je daar bij neer te leggen en moet je je laten deporteren. Is jouw uitkering niet toereikend? Dan zorg je maar dat je uit die situatie komt, banen genoeg. En als dat allemaal niets oplevert, tsja… zo draait de wereld nu eenmaal (TINA).

Een intens triest uitgangspunt, echt, dat me keer op keer zo diep raakt. Maar het maakt me – gelukkig – ook weer hartstikke kwaad en het voedt mijn strijdlust.

Een andere tafelgenote opperde wat later dat het misschien beter was om “niet over de inhoud te praten, maar over de bejegening. Hoe we met elkaar omgaan. Is dat niet veel beter, want hebben we niet allemaal hetzelfde doel voor ogen? Dat iedereen een goed leven kan leiden? Want wat haalt zo’n discussie nu uit? Het is zo fel en hard en het lijkt zo respectloos.” Nog zo’n betonplaat.

Ik heb na deze lunch een reusachtige betonboor gemonteerd, en ik ga trainen op het boren van gaten in betonnen dijken en platen.

Puk Pent