Bijna Oscar winnende film “La La Land” verheerlijkt nostalgie naar witte suprematie
Grote verwarring bij de laatste Oscaruitreiking in Hollywood. Dansfilm “La La Land” werd aan het slot van de avond uitgeroepen tot beste film. Fout. Een accountant, verantwoordelijk voor de briefjes met de naam van de winnaar, had de verkeerde envelop meegegeven. Niet “La La Land”, maar de dramafilm “Moonlight” bleek de winnaar in de categorie beste film te zijn. Een terechte keuze! “Moonlight” vertelt het verhaal van een zwarte homoseksuele man die worstelt met zijn identiteit, mannelijkheid, seksuele geaardheid en plaats in de wereld.
Eindelijk bekent het witte mannelijke bolwerk van de Academy of Motion Picture Arts and Sciences, die jaarlijks de Oscars toekent, kleur. Al decennialang is er terechte kritiek op de uitreiking. Kritische films over de Amerikaanse politiek of samenleving vielen vaak buiten de grote prijzen. In 1973 boycotte Marlon Brando de Oscaravond uit protest tegen de uitbeelding van Native Americans door de Amerikaanse filmindustrie. Brando liet zich bij de prijsuitreiking vervangen door burgerrechtactiviste Sacheen Littlefeather. Vorig jaar was er protest tegen het witte karakter van de jaarlijkse lijst van nominaties, met de hashtag #OscarsSoWhite.
McCarthy
Cultuur weerspiegelt het politieke en maatschappelijke klimaat van een samenleving. In de jaren zestig en zeventig maakten Amerikaanse regisseurs veel films over politieke complotten en samenzweringen: een spiegel van de paranoia die de politiek van de supermacht in de ban hield. Moorden op John F. Kennedy, Martin Luther King, Robert F. Kennedy, Fred Hampton en Mark Clark, en politieke aanslagen op burgerrechtenactivisten. Sinds de eeuwwisseling worden daarentegen voornamelijk films gemaakt met superhelden in de hoofdrol. De Verenigde Staten kregen met de aanslagen op 9/11 een koekje van eigen deeg na tientallen jaren van zeer gewelddadig militair ingrijpen in grote delen van de rest van de wereld. De Amerikaanse bevolking lijkt te verlangen naar een held die korte metten maakt met terrorisme. En en passant met de islam, waartegen de christelijke nationalisten van de regering Bush een kruistocht voerden. De filmindustrie beantwoordde die vraag met het verfilmen van het in de jaren vijftig zo populaire genre van de superheroes comics. In het decennium direct na de Tweede Wereldoorlog was de Verenigde Staten ook in de ban van een vijand, het communisme. De Koude Oorlog verhitte veel Amerikaanse hoofden. Senator Joseph McCarthy begon een ware heksenjacht op alles dat progressief was of daar naar neigde.
In november vorig jaar werd de republikein Donald Trump gekozen tot president. Zijn campagne en politieke agenda gaven vorm aan de stem van de veelbesproken “boze witte man”. De stereotype Archie Bunker, die moppert over alle maatschappelijke veranderingen, scheldt op minderheden en zijn vrouw alleen een plek in de keuken en het kraambed gunt. Het Trump-team bracht dat racistische en seksistische sentiment naar het Witte Huis. De witte zakenman Trump personifieert het nostalgische verlangen van de witte man naar een land waarin “minderheden” – zwart, homo, vrouw – “hun plaats nog wisten”.
Strange fruit
In september vorig jaar, twee maanden voor de presidentsverkiezingen, kwam “La La Land” in de Amerikaanse bioscopen. Een musical over een beginnend actrice en een witte (!) jazzpianist, die een liefdesrelatie proberen op te bouwen. Opvallend is dat de actrice zich in de film afvraagt of haar show die ze wil beginnen, niet te nostalgisch is. Haar tegenspeler, de pianist, antwoordt dat “geen enkele hoeveelheid nostalgie teveel is”. Cultuurcriticus Geoff Nelson noemt de film in Paste Magazine een treffend voorbeeld van escapisme: “De film lijkt zelfs aan progressieven een rustpunt te geven in een politiek seizoen dat zwelgt in de nostalgie van witte suprematie”. Volgens Nelson spreekt de film de taal van verlies en verbeeldt ze het verlangen naar een geïdealiseerd, mythisch verleden. Een wit verleden waar de Trump-stemmers ook nostalgisch naar terugverlangen. Zeventig procent van de republikeinen prefereert het Amerika van de jaren vijftig.
Maar dat verlangen is naar een land dat een apartheidsstaat was. Naar een rooskleurig fantasiebeeld van de jaren vijftig, toen Afro-Amerikanen en vrouwen “hun plaats nog wisten”. Toen homoseksualiteit was verboden en werd gecriminaliseerd. Little Rock, Selma, Martin Luther King in de gevangenis, de paranoia van de “Red Scare” (communisten onder het bed en in het Witte Huis), het lynchen van minstens vierduizend Afro-Amerikanen, “Southern trees bear strange fruit / Blood on the leaves and blood at the root / Black bodies swinging in the southern breeze / Strange fruit hanging from the poplar trees”, de Ku Klux Klan en hun brandende kruizen, bomaanslagen op Afro-Amerikaanse kerken, moraalridders op de preekstoel en voor de klas, de moord op Emmett Till, de moorden op burgerrechtenactivisten, gesegregeerd onderwijs, vervoer, theaters, openbare ruimten, enz. Toen ging het over drinkwaterfonteintjes voor witten en Afro-Amerikanen, en over andere racistische vormen van segregatie. Nu gaat het onder meer over publieke toiletten die niet meer toegankelijk zijn voor transgenders.
Blackface
Maar die nostalgische hang naar een wit en racistisch verleden gaat nog verder en past in een typerend patroon van het ontkennen van de Afro-Amerikaanse tradities en geschiedenis. Trouw-journaliste Andrea Bosman haalt in haar bespreking van de film “La La Land” de laatste roman van Zadie Smith aan. Daarin ontdekken twee zwarte jonge vrouwen in een arme wijk in Noord-Londen hun liefde voor dans, met name voor de beroemde musicals uit de jaren vijftig. Maar ze ontdekken ook dat getalenteerde zwarte dansers stelselmatig uit die films werden gesneden of werden vervangen door zwart geschminkte witte acteurs (blackface). “La La Land” doet zestig jaar later hetzelfde! In de slotscene neemt de witte jazzpianist – hij heeft de bij uitstek zwarte muziek al gekoloniseerd – de piano over van een Afro-Amerikaanse muzikant. “Het wissen van de zwarte kunst is compleet”, schrijft Nelson.
De film, opnieuw in de Nederlandse bioscopen in roulatie gebracht, bedient het politieke klimaat in Nederland op haar wenken. In Nederland maakt zelfs het bespreekbaar willen maken van het slavernijverleden al een storm van kritiek en racisme los. Net als in de Verenigde Staten is ook hier witte cultuur (en geschiedenis) nog steeds dominant en wordt het verleden van niet-witte Nederlanders stelselmatig ontkend en verzwegen. Ook hier zwelgt een deel van de bevolking naar een mythisch wit verleden. Hoopgevend is echter dat in Nederland het aantal bezoekers van “Moonlight” dat van “La La Land” in het openingsweekend overtrof.
Rutilio Grande
LS,
Enkele passages in het artikel van Harry Prins in de Doorbraak van 1 maart 2017 over de film La La Land roepen bij mij enige vragen op:
1. Gesteld wordt “De Verenigde Staten kregen met de aanslagen op 9/11 een koekje van eigen deeg na tientallen jaren van zeer gewelddadig ingrijpen in grote delen van de rest van de wereld”. Een koekje van eigen deeg? De Verenigde Staten? Of 2982 mensen, mannen en vrouwen, mensen met 80 verschillende nationaliteiten, waarvan 372 geen Amerikaan? En heeft het geholpen tegen het “gewelddadig ingrijpen in grote delen van de rest van de wereld”?
2. Gesteld wordt dat in La La Land een witte jazzpianist “de bij uitstek zwarte muziek” heeft “gekoloniseerd”. Wat is dat “bij uitstek zwarte muziek”? Hoe zwart kan muziek zijn? En hoe kan een witte jazzpianist “bij uitstek zwarte muziek” koloniseren?
3. Gesteld wordt: “Eindelijk bekent het witte mannelijke bolwerk van de Academy of Motion Picture Arts en Sciences, die jaarlijks de Oscars toekent, kleur.” Want niet La La Land, maar Moonlight werd uitgeroepen tot beste film. “Een terechte keuze! Moonlight vertelt het verhaal van een zwarte homoseksuele man die worstelt met zijn indentiteit, mannelijkheid, seksuele geaardheid en plaats in de wereld.” Hoe kan dat? Moonlight kreeg drie Oscars. Hoe kan “het witte mannelijke bolwerk” een “terechte keuze!” maken?
Met vriendelijke groet,
Rob Lubbersen
Beste Rob, je stelt een aantal zeer terechte vragen.
1. de zinsnede “een koekje van eigen deeg” had achteraf gezien beter geformuleerd moeten worden. Waar ik op doelde is dat de politieke en militaire leiders van de Verenigde Staten honderdduizenden (zo niet miljoenen) doden op hun geweten hebben door hun imperialistische oorlogen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika (en dan tel ik de indirecte doden ten gevolge van het in het zadel brengen en houden van dictaturen niet mee). 911 heeft geen omkering in dat beleid bewerkstelligd; Washington is een ‘war on terror’ begonnen die tot op de dag van vandaag duurt. Eerst met inzet van militairen, later via zogeheten ‘smart bombs’ en geleide wapens, die tot nog meer onschuldige doden – ‘collateral damage’ – leiden.
2. alle kunstuitingen die door zwarte Amerikanen zijn ontwikkeld zijn van hen afgepakt. Zoals het land van de Native Americans is gestolen, zo is de kunst (onder andere) gestolen van de slaven en hun nazaten. Jazz is een van deze uitingen. De diefstal van land en kunst vind ik een vorm van kolonialisme. De hypocrisie is dat toen witten die muziek gingen spelen – al of niet met zwart geschminkt gezicht – veel witte leiders in politiek en kerk dit afkeurden als zijnde ‘duivelse muziek’ (hetzelfde gebeurde met de blues en rock-and-roll. Alleen de gospel wist zich hier uiteraard aan te onttrekken, al kreeg die in witte handen een geheel andere inhoud).
3. Inderdaad is het maar zeer de vraag hoe een wit mannelijk bolwerk als Hollywood en de Academy een terechte keuze kunnen maken. Toch vind ik hun toekenning dit jaar verrassend en positief, omdat ze tegen alle verwachting in de film Moonlight de Oscar gaven voor beste film (La La Land had een record Oscarnominaties op zak). Ik kan me niet onttrekken aan de gedachte dat de verkiezing van Trump hier een rol in heeft gespeeld. Misschien wishful thinking, maar wellicht heeft dit jaar de Academy eindelijk (een beetje) het licht gezien?