Casual UvA: hoe organiseer je een nakijkstaking met 200 docenten
Afgelopen voorjaar hield de organisatie Casual UvA (Universiteit van Amsterdam) een indrukwekkende nakijkstaking waaraan meer dan 200 universitair docenten met een tijdelijk contract meededen. De docenten weigerden de cijfers van hun studenten in te voeren in het administratieve systeem om zo druk uit te oefenen op het management van de universiteit. Het grootste probleem voor Casual UvA waren de opeenvolgende eenjarige contracten die tijdelijke medewerkers kregen, om vervolgens na drie tijdelijke contracten ontslagen te worden. We spraken met Casual UvA-vertegenwoordiger Alex Lopez over de staking, en over hoe Casual UvA zelf is georganiseerd.
Wat is Casual UvA?
Casual UvA is een collectief van universiteitsmedewerkers van verschillende afdelingen, waarvan het merendeel een tijdelijk contract heeft. Sommigen van ons hebben ook een vast contract en staan sympathiek tegenover de zaak. In het algemeen zijn onze doelstellingen het aanpakken van structurele overbelasting en uitbuiting, het bevorderen van de zichtbaarheid van de problemen die docenten met tijdelijke contracten ervaren, namelijk onzekerheid, en het strijden voor en eisen van betere arbeidsvoorwaarden voor personeel met tijdelijke contracten.
Dit is een vertaling van “Casual UvA: how to organise a grading strike with 200 lecturers”
Wij zijn onderdeel van de landelijke organisatie Casual Academy, en de overkoepelende belangenorganisatie is 0.7. 0.7 bestaat uit Casual Groningen, Casual Leiden, Casual Erasmus, Casual Maastricht, Casual Utrecht en Casual UvA.
Wanneer is Casual UvA begonnen en hoe zijn jullie georganiseerd?
We hebben onze afdeling van Casual Academy opgericht rond de tijd dat we de nakijkstaking begonnen. We moesten een infrastructuur ontwikkelen om de actie te ondersteunen en de organisatie ontwikkelde zich naarmate de actie vorderde. Die twee ontwikkelingen liepen parallel.
Organisatorisch zijn we vrij horizontaal. We hadden vertegenwoordigers in elk van de stakende afdelingen. Ikzelf nam een vrij centrale, leidende rol op me. Mijn collega en ik werkten samen met deze afgevaardigden en bespraken met hen de prioriteiten of de specifieke problemen van hun afdeling. Wij gaven boodschappen aan de stakers via hen door, en zij waren ook verantwoordelijk voor het verspreiden van berichten en het vertegenwoordigen van de belangen van de afdelingen.
We hadden meerdere ontmoetingen met de afgevaardigden en bespraken onze eisen, onze acties en onze zorgen. Een delegatie van ons voerde gesprekken met de decaan van de faculteit Gedragswetenschappen, waar veel van de stakende afdelingen zich bevinden.
Maar ik zou zeggen dat we een vrij losse structuur hadden. Degenen die geïnteresseerd waren, of gemotiveerd waren om actie te voeren, konden met mij en de anderen meedoen. Nu zitten we op een punt waar we nieuwe afdelingsvertegenwoordigers proberen te vinden en proberen uit te zoeken of dit systeem nog werkt.
De manier waarop we beslissingen namen was democratisch. De vertegenwoordigers werden niet gekozen, maar kregen informeel aanmoediging of toestemming van hun collega’s: “Vinden jullie het goed dat ik de afdeling vertegenwoordig?”. Toen we stemden om al dan niet te staken, verspreidden we de oproep om te stemmen en gaven we alle deelnemers enkele dagen de tijd om te reageren.
Nu we het toch over de staking hebben: wat was het omslagpunt, wat deed jullie besluiten om te gaan staken?
De onvrede was al zo’n tien jaar aan het groeien. Helaas zijn er al heel lang mensen die zich in deze positie bevinden, met vergelijkbare moeilijkheden. Het begin van de acties gaat terug tot bijna twee jaar geleden. Op de afdeling sociologie was er veel onrust onder de junior docenten, en die werden steeds mondiger. Er waren discussies over organiseren, over stakingen, maar er kwam niet echt iets van de grond.
Toen ik in 2021 op de afdeling kwam, nam ik deel aan deze gesprekken, en leerde ik wat meer over de strijd zoals die voor mij was gevoerd. Ik was flink gemotiveerd om wat voor actie of discussie dan ook te steunen. We begonnen in september 2021 met onze bijeenkomsten op maandelijkse basis. We besloten toen een openbare brief te sturen aan het college van bestuur van de UvA waarin we onze zorgen schetsten en om een reactie of actie vroegen. We kregen een reactie, en in januari werden we uitgenodigd voor een gesprek bij de voorzitter van het College van Bestuur van de UvA om onze zorgen te bespreken. Op dat moment deden een aantal junior docenten sociologie en docenten van andere afdelingen mee.
In dit gesprek deelden we onze zorgen. Ze vertelden ons over een voorlopige versie van een nieuw beleid voor docenten. We erkenden dat het veelbelovend was, maar waren toch bezorgd. Er was geen gevoel van urgentie van hun kant en we waren het ook niet eens met sommige beslissingen in dit nieuwe beleid.
Na de vergadering vroegen we om een publieke verklaring waarin het gesprek werd erkend, en om regelmatige updates over de ontwikkeling van het beleid. Ze hebben een verklaring uitgebracht. Maar er kwamen geen updates over het beleid na die vergadering.
In maart 2022 hadden we weer een Casual UvA-vergadering. Het was een kleine groep, maar we waren vastbesloten om te onderzoeken en echt te praten over wat het zou betekenen om te staken. De reden was dat op landelijk niveau de CAO eind maart zou aflopen. We vonden het gepast en noodzakelijk om een actie te organiseren rond de tijd van de CAO-onderhandelingen. Daarom besloten we: we gaan het nu doen. We gaan staken.
In de weken daarna had ik een paar gesprekken met vakbondsleden van AOb en FNV; ik sprak met de juridisch adviseur van de UvA; ik sprak met de vaste medewerkers bij sociologie; ik sprak met vertegenwoordigers van 0.7 en Casual Academy. Ik heb zelf onderzoek gedaan naar de gevolgen van een stakingsactie en hoe we die zouden gaan organiseren.
Ik stelde een oproep op en vroeg de betrokkenen bij de beweging om die oproep te verspreiden. “We denken aan een stakingsactie; wil je meedoen?”
Waarom een nakijkstaking?
Sommige docenten in het Verenigd Koninkrijk hadden al eerder een nakijkstaking gehouden, en een collega had het erover, maar niemand van ons was eerder bij zo’n actie betrokken geweest.
We vonden dat een nakijkstaking de verantwoordelijkheid bij de UvA legt. Het hogere management heeft de verantwoordelijkheid richting hun belanghebbenden – en dat zijn de studenten – om de cijfers bekend te maken. Wij vonden dat een nakijkstaking hen zou aanmoedigen en motiveren om te reageren. We erkenden dat een actie gevolgen zou moeten hebben voor studenten, als we er voor wilden zorgen dat het management zich aangesproken zou voelen.
Tegelijkertijd schatten we in dat de gevolgen van een nakijkstaking voor de studenten niet te groot zouden zijn. We konden nog steeds lesgeven en zij konden nog steeds lessen volgen, ze kregen nog steeds onderwijs, wij konden hen ondersteunen, vergaderingen bijwonen, hun e-mails beantwoorden. Alleen de cijfers zouden niet worden vrijgegeven.
Het effect op de studenten was iets waar we veel over nagedacht hebben, want in dit werk geven we echt veel om onze studenten en we hebben een goede relatie met hen. Het management weet dit, en gebruikt dit vaak als een manier om ons uit te buiten.
Hoeveel mensen deden mee aan de staking?
Er waren 8 stakende afdelingen: antropologie, sociologie, politicologie, interdisciplinary studies, future planets studies, bèta-gamma, human geography en communicatiewetenschappen. Dat zijn bijna alle afdelingen van de Faculteit Sociale Wetenschappen, behalve psychologie en pedagogische wetenschappen. We vonden dit een best indrukwekkende hoeveelheid deelnemers.
Het was een grassroots campagne en verspreidde zich via mond-tot-mondreclame. Vrijwel iedereen met een tijdelijk contract in de genoemde afdelingen deed mee aan de staking. In totaal namen meer dan 200 docenten deel aan de actie.
Tegen het einde van de staking spraken collega’s van andere afdelingen hun solidariteit uit. De afdelingen mediastudies, PPLE (Politics, Psychology, Law and Economics) en psychologie waren solidair – en ik geloof dat er nog een paar andere afdelingen waren.
Wat waren de risico’s voor de betrokkenen?
De risico’s voor het stakende personeel waren zeker een van de grootste uitdagingen. In het ergste geval zouden we worden aangeklaagd door de universiteit of door studenten, en zouden onze contracten niet worden verlengd. Maar we spraken met een juridisch vertegenwoordiger van de universiteit, die zei dat het aanklagen van mensen niet zo gebruikelijk is in Nederland, en dat zolang we al onze taken vervullen – zoals lesgeven en e-mails beantwoorden – het risico niet zo groot zou zijn. Het zou ons ook helpen als vaste contractmedewerkers voor ons zouden lobbyen.
Een andere waarborg was dat alle communicatie kwam van het Casual UvA e-mailaccount, zonder namen, alleen ondertekend met “Casual UvA”. We probeerden alleen als collectief zichtbaar te zijn voor de buitenwereld. Ikzelf was wat meer zichtbaar, maar ik was bereid dat risico te nemen.
Kreeg je steun van studenten?
We beseften dat we onze problemen meer zichtbaar moesten maken in de collegezaal. Veel van onze collega’s, waaronder ikzelf, bespraken onze werkomstandigheden niet met onze studenten. Vooral omdat we dachten dat het hun probleem niet was, we wilden niet dat het hen zou beïnvloeden. Maar uiteindelijk hebben onze werkomstandigheden natuurlijk wél invloed op hen, op het onderwijs dat ze krijgen. Als we niet goed ondersteund worden, als we geen goede werkomstandigheden hebben, dan kunnen we er niet zijn voor hen en kunnen we niet zorgen voor het beste onderwijs dat ze uiteindelijk verdienen.
Dus tijdens de acties moedigden we de docenten aan om met studenten te praten, hen te betrekken, hen te vertellen over onze onzekere werkomstandigheden. We maakten PowerPoint dia’s die docenten voor dit doel konden gebruiken. We probeerden transparant te zijn tegenover onze studenten, om hen duidelijk te maken dat deze actie niet kwaadaardig was of bedoeld om hen te kwetsen. Het was net zozeer een actie voor hen als voor onszelf.
We kregen al vroeg veel steun en solidariteit van studenten. Studenten van verschillende afdelingen dienden petities en steunbrieven in, zonder onze tussenkomst. We hebben ook e-mailvoorbeelden gemaakt en onze studenten gevraagd e-mails te sturen naar de voorzitter van het College van Bestuur, de decaan en de afdelingshoofden. In de e-mails stond iets in de geest van: “Hey, ik wil mijn cijfers, maar nog meer dan dat wil ik goede werkomstandigheden voor mijn docenten. Dus, doe iets.”
In het begin waren de studenten zeer solidair. Tegen het einde van de staking raakten ze echter gestrest over de impact die het zou hebben op hun studie. En dat is natuurlijk begrijpelijk. Dat wisten we toen we begonnen.
Hoewel we probeerden heel transparant te zijn, hadden we het gevoel dat het universiteitsbestuur en het hogere management dat niet waren richting de studenten. Dat was zeer frustrerend. Helaas was er ook media-aandacht voor studenten die gefrustreerd waren over het niet krijgen van cijfers.
Het was niet vervelend dat de studenten er zo over dachten; ze hadden alle recht om bezorgd en gefrustreerd te zijn. Wat wel jammer was, was dat de media-aandacht het deed voorkomen alsof een meerderheid van de studenten er zo over dacht, terwijl het volgens mij eigenlijk een minderheid was. Anderen leken geen problemen te hebben met de nakijkstaking en we hebben ons best gedaan om de studenten duidelijk te maken dat het uiteindelijk aan de directie was om met een oplossing te komen.
We deden dat heel bewust, want vaak ligt de verantwoordelijkheid bij ons – degenen in zeer onzekere posities. Als er bijvoorbeeld overgewerkt wordt, zeggen managers vaak: “Waarom heb je dat extra werk gedaan? Dat had je niet moeten doen.” Nou, ik moest het doen om voorbereid te zijn op die en die les, en om het onderwijs mogelijk te maken! We probeerden er echt voor te zorgen dat de druk lag waar hij moest liggen: bij het management, die moesten voor oplossingen te zorgen.
Dus al met al zou ik zeggen dat de meeste studenten onze actie steunden.
Hebben collega’s met een vast contract zich aangesloten bij de staking?
Ons doel was dat het vaste personeel zich ook zou aansluiten bij de staking, maar het was vooral het personeel met een tijdelijk contract dat dat deed. Maar het vaste personeel ging niet over onze hoofden heen, publiceerde de cijfers niet en nam geen contact op met anderen om het nakijkwerk te doen. Ze probeerden niet om de staking te breken.
Maar onze uiteindelijke ambitie zou zijn geweest om een volledige nakijkstaking te organiseren waarbij ook de vaste collega’s zouden deelnemen en ook zouden weigeren na te kijken.
Waren er andere groepen solidair?
We werkten nauw samen met ASVA, de studentenvereniging in Amsterdam. We kregen steun van ASS (Autonomous Student Struggle). Zij hielden een picket line. Daarnaast waren onze collega’s met een vast contract heel behulpzaam, net als onze Casual Academy-collega’s in verschillende steden natuurlijk.
De vakbonden AOb en FNV konden hun leden niet oproepen om te staken, omdat zij niet kunnen staken als hun werkgever de huidige CAO redelijk uitvoert. Maar er waren wel vakbondsleden die ons behoorlijk steunden. De vakbonden besteedden ook aandacht aan de staking in hun nieuwsbrief. Ze waren dus op de hoogte van de actie en verspreidden informatie, maar ze konden er geen standpunt over innemen.
Wanneer hebben jullie de staking beëindigd?
We kondigden de staking op 1 april aan tijdens een demonstratie en staakten acht weken lang. We besloten op dat moment te stoppen omdat het nieuwe docentenbeleid van de UvA toen gepubliceerd zou worden. Het nieuwe beleid kwam – min of meer – tegemoet aan veel van onze zorgen. Het ging niet op al onze punten in. Toch zagen we een kans in dit nieuwe beleid, en wilden we de actie en de druk tot het moment van publicatie handhaven. We kondigden aan dat we de staking zouden beëindigen op de dag dat het werd gepubliceerd. Dat was strategisch.
Denk je dat de staking succesvol was?
In het algemeen vonden we het succesvol, ook al heeft de directie ons niet officieel erkend en niet met ons onderhandeld. We hebben wel het gevoel dat we de kwestie van tijdelijke contracten zichtbaarder hebben gemaakt en zeker druk hebben uitgeoefend op het nieuwe docentenbeleid. We hebben ook gezorgd voor een groter gevoel van urgentie om het uit te voeren. Ik ben geneigd te zeggen dat we voorzichtig optimistisch zijn over het nieuwe beleid. Het is veelbelovend: het kent vastere contracten toe en zegde opnieuw toe onze professionele ontwikkeling en het beëindigen van overwerk te steunen, wat tegemoet komt aan onze eisen.
Er is een cultuuromslag nodig en dat kost tijd. Maar al met al beschouwen we de sorteerstaking als een succes.
Wat is er veranderd met de contracten?
Wat veranderd is, is dat de nieuwe norm een contract voor vier jaar is. Collega’s die dit jaar werden aangenomen kregen een vierjarig contract. Vroeger kreeg je drie keer een jaarcontract en werd je daarna ontslagen. Nu word je na vier jaar ontslagen, wat betekent dat er binnen die vier jaar tenminste een gevoel van zekerheid is.
Dit was specifiek een beleidswijziging van de UvA. De landelijke CAO die uiteindelijk vorig inging, was nogal teleurstellend. Het verbeterde niets voor degenen met tijdelijke contracten. Ze gaan alleen onderzoek doen, en een enquête verspreiden om harde gegevens te verzamelen over de arbeidsomstandigheden, zodat ze dat kunnen gebruiken voor de onderhandelingen in het komende jaar. Ze willen het gewoon uitstellen.
Op nationaal niveau waren we nogal ongelukkig, maar lokaal waren we zeer tevreden.
Natuurlijk waren we ook teleurgesteld dat sommige collega’s het vierjarige contract niet konden krijgen. Ik had bijvoorbeeld één jaar aan de UvA voltooid, maar omdat ik nog geen verlenging had gekregen, kwam ik in aanmerking voor een contractwisseling. Dat betekende dat ik een extra contract van drie jaar kon krijgen, zodat het in totaal vier jaar werd. Ze probeerden die toe te kennen wanneer dat kon, maar helaas kon dat juridisch in sommige gevallen niet.
Denk je dat dit ook veranderd zou zijn zonder de staking?
Ik denk dat het nieuwe beleid er nog steeds zou zijn gekomen, maar ik denk niet dat degenen die er de meeste gevolgen van ondervinden zich net zo sterk hadden gevoeld als nu. Ze waren al bezig met de ontwikkeling van dit beleid, maar wij hebben druk uitgeoefend op bepaalde beslissingen die ze namen. Er werd bijvoorbeeld gesproken over een contract voor drie jaar, waar wij het niet mee eens waren en we zeiden dat het een contract voor vier jaar moest worden. Ik denk dus dat zij technisch gezien ons advies niet konden opvolgen omdat we niet officieel erkend waren, maar ik denk wel dat onze actie druk heeft uitgeoefend op de besluiten die ze nog aan het nemen waren.
De actie vergrootte het bewustzijn en de zichtbaarheid van onze problemen en gaf de mensen met een tijdelijk contract meer zelfvertrouwen. Het maakte hen bewust van de CAO en dat het nieuwe beleid van de UvA in ontwikkeling was. Zodra het nieuwe beleid uitkwam, voelden ze zich zekerder van hun positie, omdat ze wisten hoe het beleid hen zou beïnvloeden en hoe ze vooruit konden komen.
Hoe ziet jullie organisatie er nu uit? Hoe evolueren jullie?
We zijn als een sluipende tijger: we zijn er, we volgen de ontwikkelingen, maar we hebben niet per se iets op stapel staan. We zijn wel van plan om demonstraties te organiseren, misschien op landelijk niveau met Casual Academy specifiek. Voorlopig is Casual UvA niet zo actief, maar we staat klaar om actief te worden als dat nodig is.
In de toekomst willen we ons positioneren als een hulpbron voor docenten met een tijdelijk contract. Zodat ze ons kunnen benaderen en zaken met ons kunnen bespreken: als ze niet weten wat er onder hun werktijd valt, als ze niet weten hoe het zit met de vakbonden, als ze niet bekend zijn met de CAO, als ze niet weten hoe het zit met de details van het nieuwe docentenbeleid.
We willen de zichtbaarheid van tijdelijke en onzekere contracten blijven vergroten en die problemen bestrijden. We willen nieuwe acties afstemmen op het nieuwe docentenbeleid. Onze werkgever heeft dit beleid ingevoerd dat voordelig voor ons zou moeten zijn. Maar als het dat niet is, willen we mensen ter verantwoording roepen.
Kun je ons iets meer vertellen over jullie organisatie en jullie politieke achtergrond?
Ik heb eerder de vraag gehad of ik ervaring heb met acties, en dat heb ik niet. Ik leerde veel in de praktijk en werd zeer bedreven in allerlei juridische zaken. Ik schreef persberichten, gaf presentaties en deed interviews.
Als Casual UvA hebben we eerlijk gezegd niet echt een ideologische basis. Tijdelijke contracten en precarisering zijn het probleem, dus we proberen daar een einde aan te maken.
Maar deze vraag zette me aan het denken… Op dit moment voelt het een beetje vluchtig. Het collectief is er, maar wie vormt het collectief? Tijdelijke contracten zijn er. Maar die voelen als een individuele bedreiging: ik heb dit contract gekregen, dit contract heeft gevolgen voor mij persoonlijk, en ik ken niet noodzakelijk de strijd van anderen met een vergelijkbaar contract.
Ik denk dat dit een van de grootste problemen is: aan mensen overbrengen: “Hé, we zitten op verschillende afdelingen, maar raad eens? Ik heb het hier net zo moeilijk als jij, want dit tijdelijke contract is klote!” Ik denk dat dat in het algemeen een uitdaging was: verbindingen leggen tussen verschillende afdelingen en sectoren, begrijpen wat de worstelingen waren op die plekken, waar de overeenkomsten lagen, en hoe ze dan konden deelnemen aan de strijd tegen tijdelijke contracten.
Wat is de samenstelling van jullie groep, in termen van gender, ras, enzovoorts
Ik denk dat het vrij divers was qua gender. Het was redelijk representatief voor de UvA en haar demografie. Maar ik heb geen cijfers om dat precies te onderbouwen.
We hebben ons best gedaan om met alle stemmen rekening te houden. We hebben geprobeerd alle bijdragen heel serieus te nemen en iedereen erbij te betrekken. Het was voor ons belangrijk dat iedereen zich vertegenwoordigd en gezien voelde, want je niet gewaardeerd of gezien voelen is het probleem waarmee we in deze precaire positie te maken hebben.
Qua ras hebben we één collega van kleur in het sociologieteam, en de rest is wit. Er deden wel wat mensen van kleur mee aan de staking, maar de UvA is zo fucking wit. Dus ik denk dat onze groep in die zin ook de demografie van de UvA weerspiegelde – wat betekent dat het erg wit was…
Hebben jullie plannen voor een nieuwe staking?
Als Casual UvA niet, maar tegen het einde van onze staking kregen we steun van verschillende andere afdelingen en ik weet dat collega’s van die andere afdelingen en faculteiten nog steeds gefrustreerd zijn. Ik denk dat zij eigen acties overwegen. Dus we zullen zien! Als Casual UvA proberen we een hulpbron voor hen te zijn.
Toros Dagman
Joris Hanse