China en de wereld – een inleiding voor activisten. Deel 2: Het politieke systeem van China
Er is veel discussie in de academische wereld en de media over de internationale opkomst van China, maar het verschijnsel wordt vaak gebrekkig in beeld gebracht, zonder verwijzing naar China’s unieke geschiedenis, politieke instellingen of de belangen van zijn bevolking. Want China is niet alleen zijn staat of regering, maar ook zijn bevolking. De uitgebreide binnenlandse censuur en het gebrek aan vrij toegankelijke informatie maken het moeilijk om een actuele en nauwkeurige analyse te maken. Naarmate de wereldwijde invloed van China toeneemt, wordt het steeds belangrijker voor de wereld om China beter te gaan begrijpen, en om de stemmen van sociale bewegingen in het land te versterken en, nog belangrijker, om solidariteit te tonen en te leren van hun ervaringen en verzet.
China’s politieke systeem is voor buitenstaanders vaak moeilijk te begrijpen. Hoewel het vaak wordt afgeschilderd als een monolithische, van bovenaf opgelegde bureaucratie, beweert de Chinese regering dat zij een “democratie van het hele volk” praktiseert, een model van socialistische democratie dat zij kenmerkt als “een echte democratie die werkt”. Om de complexiteit van het Chinese politieke systeem vanuit zijn eigen achtergrond te onderzoeken, is het nuttig er van verschillende kanten naar te kijken, zoals vanuit het klassenkarakter van de Chinese staat, de manieren waarop het systeem het dagelijks leven vormgeeft, de “volksoorlog tegen het terrorisme” in Xinjiang, het hardhandig optreden tegen Hongkong en de reactie op de pandemie.
Hoofdstukken: 1. Leven in China, 2. Het politieke systeem van China, 3. Het economische systeem van China, 4. Sociale bewegingen in China, 5. Economische en militaire opkomst, 6. China en de planeet.
Het klassenkarakter van de Chinese staat
Bij de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 kondigde Mao aan dat de nieuwe socialistische staat een democratische volksdictatuur zou zijn die de klassenbelangen zou dienen van de revolutionaire boeren-proletarische alliantie die de nieuwe staat had doen ontstaan. Gedurende het hele socialistische tijdperk (1949-1976) stond de staat erop zijn klassenkarakter zichtbaar te maken en verzekerde hij de overheersing van de alliantie van boeren en proletariërs in de staatspraktijk en -ideologie. Met andere woorden, de staat pretendeerde geen klassenneutraliteit en verkondigde dat hij de alliantie van boeren en proletariërs diende en handelde namens “het revolutionaire volk van China”. Dit verschafte de staat zijn ideologische legitimiteit. Terwijl de staat democratisch moest zijn voor degenen die de revolutionaire partij en haar bondgenoten steunden, moest hij een dictatuur blijken voor degenen die als anti-revolutionair werden beschouwd of wier klasse-achtergrond verdacht was.(1)
Hoewel de staat nog steeds beweert dat zijn belangen en die van de zogenaamd klasseloze natie met elkaar in overeenstemming zijn, dient hij tegenwoordig gewoonlijk de belangen van de rijken en maakt hij de belangen van arbeiders en boeren daaraan ondergeschikt. Tijdens en na China’s hervormingsperiode heeft de staat zich niet teruggetrokken uit het sociale leven, maar zich er verder in genesteld door beleid uit te vaardigen dat de commercialisering van land en arbeid bevordert. Tegelijkertijd zijn de kapitalistische activiteiten onderworpen aan staatscontrole en toezicht. Hoewel China handelt in naam van het socialisme, dient de staat tegenwoordig grotendeels om de voorwaarden voor het kapitalisme veilig te stellen en zijn macht ligt besloten in zijn vermogen om economische groei en stabiliteit te garanderen.
Het grondgebied van China, met name de afgelegen gebieden waar niet-Han-Chinezen wonen, zijn grotendeels een erfenis van de militaire veroveringen door het Qing-rijk (1644-1912), die werd overgenomen door de republiek China onder leiding van de nationalisten en vervolgens hervormd tijdens de omwentelingen van de twintigste eeuw. Sinds 1949 wordt het hele grondgebied geregeerd door de Communistische Partij, waarvan het leiderschap is vastgelegd in de Grondwet. De partij is opgebouwd als een piramide. Op het laagste niveau zijn er ongeveer 92 miljoen partijleden in het hele land, en ongeveer 2.200 afgevaardigden worden gekozen als vertegenwoordigers voor het Nationale Partijcongres, dat eens in de vijf jaar bijeenkomt. Op het congres wordt een Centraal Comité van ongeveer 380 leden gekozen, dat een sleutelrol vervult in de centrale regering. Ten slotte wordt uit het Centraal Comité een nieuw Politbureau en Permanent Comité gekozen. Dit zijn de twee regeringsorganen die de echte beslissingsmacht hebben. Momenteel telt het Politbureau zeven leden, die de top van de macht in China vormen. Het bureau beslist bij meerderheid van stemmen. Het wordt sinds 2012 geleid door partijleider Xi Jinping, die ook voorzitter is van de Centrale Militaire Commissie.
Hoewel de Communistische Partij op papier werkt volgens de principes van het “democratisch centralisme”, dat de partijleden in staat stelt hun leiders van onderaf te kiezen en op democratische wijze over het beleid te discussiëren en te stemmen, wordt de samenstelling van het Politbureau in de praktijk bepaald door onderhandelingen achter gesloten deuren. Het is onduidelijk in hoeverre er intern democratische debatten plaatsvinden of dat partijleden op lager niveau zich gewoon neerleggen bij richtlijnen van bovenaf.
Bovendien heeft de Communistische Partij controle over alle onderdelen van de regering, met inbegrip van de wetgevende en de rechterlijke macht. Hoewel er in het Nationale Volkscongres een aantal andere kleinere politieke partijen zitten, is het bestaan van die partijen gekoppeld aan de voorwaarde dat zij het leiderschap van de Communistische Partij aanvaarden. In feite keurt het Volkscongres automatisch alles goed, en biedt het een symbolische verscheidenheid aan meningen, in plaats van dat het een echte toezichthoudende macht is of een politieke oppositie kent. De staatsraad, die belast is met de uitvoering van het nationale beleid en het toezicht op alle overheidsdiensten, wordt geleid door de Chinese premier, die zelf lid is van het Politbureau. De rechterlijke macht staat onder toezicht van de centrale commissie voor politieke en juridische zaken van de partij, die eveneens wordt voorgezeten door een lid van het Politbureau. Hoewel de Chinese staat over het algemeen zo werkt dat de macht aan de top is geconcentreerd, bestaat hij wel uit vele departementen en functionarissen met tegenstrijdige of concurrerende belangen. Bovendien zitten de lagere bureaucratieën niet altijd op één lijn met de centrale regering, wat vaak leidt tot onevenwichtigheid en spanning in het systeem.
Pandemie als voorbeeld
De reactie van de Chinese regering op de Covid-19 pandemie toont de structuur van de staat en laat zien hoe de samenwerking met de bevolking functioneert. Aan het begin van de pandemie, toen de ernst ervan nog onbekend was, waren de lokale overheden meer geïnteresseerd in economische prestaties en sociale stabiliteit dan in de volksgezondheid, wat leidde tot een lange periode van geheimhouding. De artsen die het virus als eerste ontdekten en die anderen via de sociale media waarschuwden, werden door de plaatselijke politie en ziekenhuisbestuurders berispt omdat zij “valse informatie” hadden verspreid. Dr. Wen-liang Li was een van de klokkenluiders die later in februari 2020 aan het virus overleed, wat leidde tot een nationale uitbarsting van verdriet en woede over de manier waarop de regering de pandemie aanpakte.
De Chinese regering heeft toen het bestuur verbeterd door wat meer informatie te geven aan het publiek. Een voorbeeld daarvan is een verbetering van het systeem voor noodgevallen op gezondheidsgebied van het Chinese Centrum voor Ziektecontrole en Preventie. Via het systeem kunnen personen gezondheidsincidenten melden aan lokale commissies, maar alleen de nationale commissie en de aangewezen provinciale agentschappen mogen openbare mededelingen doen. Daardoor kon informatie van onderaf doorstromen naar de overheidsbureaucratie, terwijl ze tegelijkertijd voor het publiek verborgen bleef.
Tijdens de lockdown was er ook een korte periode waarin de regering de controle op de media en de publieke berichtgeving afzwakte, om zo informatie te verzamelen en te reageren op de publieke verontwaardiging. Na de korte versoepeling volgden echter ingrijpende censuur op de sociale media en arrestaties van gewone mensen en burgerjournalisten. Ten minste 897 mensen werden gestraft voor online-uitingen over Covid-19, en burgerjournalist Zhang Zhan kreeg een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd voor haar verslaggeving over de pandemie.
China’s veiligheidsstaat en het dagelijks leven van de mensen
Het bestuur van de staat is gebaseerd op verstrengelde netwerken die op het laagste niveau van het dagelijks leven opereren. Zo zijn scholen, buurten en particuliere en openbare bedrijven allemaal verplicht een partijafdeling op te richten, die verantwoordelijk is voor het toezicht en de rapportage aan de diverse partij-organen. Daarnaast is het “patriottisch onderwijssysteem” een ander belangrijk ideologisch beleidsinstrument van de staat in het dagelijks leven van de mensen.
In het afgelopen decennium heeft de snelle digitalisering de regering in staat gesteld een veiligheidsinfrastructuur op te bouwen om het toezicht te vergroten en de publieke sfeer intensiever te controleren. In de jaren 2000 genoten mensen door het pas beschikbare internet een zekere mate van vrijheid en onafhankelijkheid doordat zij zelf konden publiceren op de sociale media. De staat probeerde niet langer de hele publieke sfeer te sturen. Rond 2010 gaf de Chinese regering de aanzet tot de ontwikkeling van China’s veiligheidsstaat; voor het eerst overtrof het binnenlandse veiligheidsbudget de militaire uitgaven. In de daaropvolgende jaren voerde de regering een registratiesysteem met de ware naam in voor alle gebruikers van mobiele telefoons en sociale media-accounts, introduceerde zij een op het identiteitsbewijs gebaseerd systeem voor het boeken van kaartjes voor het openbaar vervoer en bouwde zij een uitgebreid netwerk van bewakingscamera’s, dat al snel werd gekoppeld aan gezichtsherkenningstechnologie.
In 2013 werd door de nationale regering een intern document met de titel “Communiqué over de huidige staat van de ideologie” verspreid. In het document werden het maatschappelijk middenveld en universele waarden zoals persvrijheid op het internet aangewezen als belangrijke politieke “gevaren” waarvoor de partij op haar hoede moest zijn. Een jaar later richtte de regering de Centrale Nationale Veiligheidscommissie op als reactie op de interne en externe “tweezijdige druk” die zij als een bedreiging voor de politieke stabiliteit aanmerkte. De commissie werd voorgezeten door Xi en ontwikkelde een “algemene nationale veiligheidsvisie”, die politiek, grondgebied, leger, economie, cultuur, maatschappij, wetenschap en technologie, informatie, ecologie, kernenergie en natuurlijke hulpbronnen omvat.
Rond dezelfde tijd trad de overheid scherper op tegen de media en het maatschappelijk middenveld. Sinds 2013 heeft de regering de censuur op de reguliere media verscherpt, onderzoeksjournalisten gearresteerd en het publieke debat aan banden gelegd. Begin 2015 werd een groep van vijf Chinese feministen in Peking gearresteerd omdat ze een protest tegen seksuele intimidatie hadden gepland. In juli 2015 lanceerde de Chinese regering een landelijke campagne waarbij meer dan honderd mensenrechtenadvocaten en -activisten gevangen werden gezet en in december werden vijf arbeidsactivisten gearresteerd omdat ze de “openbare orde” zouden hebben verstoord. Sindsdien zijn er talrijke golven van repressie geweest in alle sectoren van het maatschappelijk middenveld. In 2019, toen de anti-uitleveringswet beweging in Hongkong opkwam, heeft de regering bijzonder hard opgetreden: meer dan tienduizend mensen werden gearresteerd en de nationale veiligheidswet werd toegepast om de beweging uit te schakelen (voor meer details over het verzet in Hongkong, zie het deel “Sociale bewegingen in China”).
Terreurkapitalisme en onteigening van Oeigoeren
De Chinese regering heeft in Xinjiang, de Oeigoerse autonome regio in het noordwesten van China, een digitaal massa-interneringssysteem opgezet om afwijkende meningen onder controle te houden die zich verzetten tegen de uitbreiding van de kapitalistische economie en tegen onteigening van land. Nieuwe technologie maakte het mogelijk ten minste een miljoen etnische Oeigoeren op te sluiten en laat zien hoe China’s veiligheidsstaat en massasurveillancesystemen werken.
In de jaren negentig moedigde de Chinese regering migranten en kapitalistische bedrijven aan naar Xinjiang te trekken om er natuurlijke hulpbronnen te ontginnen en de infrastructuur uit te breiden. Dit leidde tot landonteigening en vijandigheid tussen de lokale bevolking en de nieuwe kolonisten. In de jaren 2010, met de komst van 3G-netwerken en digitale media, gebruikten migrantenarbeiders in de stad smartphones om werk te vinden en te discussiëren over onderwerpen als religie. Dit leidde niet alleen tot een opleving van islamitische vroomheid, maar tot ook een groeiende verbondenheid met de grote moslimwereld. Door het gebrek aan taalherkenningstechnologie vielen spraakmemo’s die in het Oeigoers via sociale media-apps werden verstuurd, buiten de door de staat gecontroleerde publieke sfeer. De combinatie van beide trends maakte de Chinese staat nerveus.
Het Chinese terrorismebestrijdingsbeleid werd mede geïnspireerd door programma’s voor de bestrijding van gewelddadig extremisme in de Verenigde Staten en Europa na de aanslag in New York op 11 september 2001 en door het wereldwijde debat over gevaren van de islam en terrorisme. Al in 2001 begon China Oeigoeren te beschrijven als een bevolkingsgroep die vatbaar is voor terrorisme, maar na 2010 namen de beperkingen in de openbare ruimte fors toe. In 2013 begonnen de Chinese media veel verhalen te publiceren over gevallen van terrorisme waarbij Oeigoeren Han-burgers in Beijing en Kunming aanvielen, waardoor de publieke steun voor een of andere vorm van actie om de Oeigoeren onder controle te krijgen, toenam.
In 2014 kondigde de staat de “volksoorlog tegen het terrorisme” af, met preventief politiewerk en bewakings- en onderwijssystemen. De regering begon een nieuw veiligheidsapparaat op te bouwen om een volgende golf van onteigening van Oeigoeren af te dwingen. Naast de massale inzet van politie en aannemers op lager niveau, vertrouwde de regering grotendeels op een digitaal afschermingssysteem om de privacy te beperken en de staatscontrole over het internet en de Oeigoerse bevolking te versterken. Ongeveer 1.400 particuliere technologiebedrijven werkten samen met de Chinese regering om instrumenten te ontwikkelen voor automatische transcriptie, vertaling en opsporing van Oeigoerse spraak. Een “anti-terrorisme zwaard” – software die door de politie wordt gebruikt om alle inhoud van de telefoons van inwoners van Xinjiang te downloaden – was een van de instrumenten die de Chinese autoriteiten op grote schaal gebruikten om de digitale activiteiten van mensen te scannen. Via deze scans stelde de overheid vast dat minstens honderdduizend mensen “criminele activiteiten” hadden gepleegd, zoals het gebruik van internet of WhatsApp. Velen van hen werden uiteindelijk opgesloten in interneringskampen en/of werden gedwongen te werken in bijbehorende fabrieken.
In december 2019 kondigde de gouverneur van de regio aan dat alle “cursisten” waren afgestudeerd. Uit onderzoek bleek echter dat de regering nieuwe gevangenissen bleef bouwen of “opleidingscentra” omdoopte tot “detentiefaciliteiten”, nu bedoeld om mensen vast te houden voorafgaand aan hun processen. Momenteel zijn er ongeveer 380 vermoedelijke gevangenissen in de regio. De Amerikaanse antropoloog en China deskundige Darren Byler beschreef het proces als een verschuiving van massale internering naar dwangarbeid en massale opsluiting in gevangenissen.
De massale internering in Xinjiang onthult niet alleen de werking van veiligheidsstaat China, maar belicht ook hoe het terreurkapitalisme in het land deel uitmaakt van het wereldwijde surveillance kapitalisme. Het veiligheidsapparaat in China is verbonden met Amerikaanse instellingen, militaire programma’s en particuliere bedrijven. Zo heeft het Amerikaanse leger gezamenlijk onderzoek gefinancierd met Chinese kunstmatige intelligentie bedrijven die betrokken zijn bij de opbouw van het veiligheidsapparaat in Xinjiang.
Terwijl de Chinese regering haar politietaken uitbesteedt aan particuliere en staatstechnologie bedrijven om de bewakingscapaciteiten van de staat te versterken, schept het “publiek-private partnerschap” ruimte voor particuliere bedrijven om hun marktaandeel snel uit te breiden en hun kunstmatige intelligentie capaciteit te vergroten door gegevens te verzamelen en nieuwe analyse-instrumenten te bouwen. Daarnaast is er ook een racistische component, waarbij ‘rassen’-verschillen worden geaccentueerd om mensen uit te buiten. In Xinjiang worden etnische Oeigoeren op grond van hun etnische status bestempeld als terroristen en criminelen, en hun sociale bestaan wordt systematisch ondermijnd door middel van bewaking en indoctrinatiekampen. Een soortgelijke logica functioneert op veel plaatsen in de wereld, waar abstracte angsten van personen die zogenaamd beschermd worden in feite gemanipuleerd worden en hele groepen “verdachte gemeenschappen” worden gecreëerd die als een risico aangemerkt worden.
Sophie Chen
Oorspronkelijke tekst: “Chapter 2. China’s Political System” uit het boekje “China and the World – an introduction for activists” van oktober 2022. Het is een samenvatting van een webinar van China deskundigen/activisten. Voor deelnemers aan de webinar, bronnen en linken zie het boekje. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit. Wordt vervolgd.
Lees hier deel 3.
Noot 1. Met deze alinea heeft Doorbraak grote problemen. Net als de vertaler lazen we hem in eerste instantie welwillend als een beschrijving van de ideologie van de Chinese machthebbers in die periode. Maar een meer precieze lezing van het Engelstalige origineel doet toch vermoeden dat de auteur (Sophie Chen) werkelijk meent dat de arbeiders en boeren het voor het zeggen hadden. Er staat onder andere: “Throughout the socialist era, the state insisted on making its class character apparent and ensured the supremacy of the peasant–proletariat alliance in state PRACTICE and ideology” (hoofdletters door ons toegevoegd). In werkelijkheid werden de arbeiders en boeren vanaf het begin onderdrukt en aangestuurd door Mao en niet andersom. De rest van het stuk gaat over de materiële werkelijkheid van China op dit moment, en het zou eigenlijk vreemd zijn als de auteur zich bij de inleiding over de vroege periode slechts zou beperken tot de ideologie, en die materiële werkelijkheid buiten beschouwing zou laten. Er lijkt, kortom, sprake van een staaltje maoïstische propaganda: “Toen Mao nog leefde, was alles goed”. Met dank aan Peter Storm die ons hierop attendeerde (de redactie).