Column: Beroepsactivisme, helemaal zo gek nog niet

Beroepsactivisme.
Beroepsactivisme.
“Beroepsactivisten”. Het is een woord dat we de laatste tijd regelmatig in de kranten tegenkomen. Steeds vaker laten zij van zichzelf horen op demonstraties en protestacties. Ze bestaan in allerlei categorieën en varianten: van Maagdenhuisbezetters en “klimaatgekkies” tot koningshuisbeledigers en zogenoemde “zeurpieten’. Maar wat is dat “beroepsactivisme” eigenlijk?

Actievoeren is natuurlijk iets van alle tijden. Op zichzelf genomen is aan dat fenomeen weinig nieuws te beleven. Maar als we sommige journalisten en politici mogen geloven, kan activisme voortaan ook worden gekenmerkt als een volwaardig nieuwe stiel. De hedendaagse activist heeft, zoals men dat dan pleegt te zeggen, van haar hobby haar beroep gemaakt – en dat is, op z’n zachtst gezegd, vooruitgang. Ik zie eigenlijk alleen maar voordelen. Een korte opsomming.

Om mee te beginnen: een van de grootste voordelen aan het hebben van eender welk beroep, is natuurlijk dat het je grotendeels ontslaat van iedere individuele verantwoordelijkheid. “Ik doe ook maar gewoon mijn werk” is natuurlijk iets dat je altijd als excuus kan gebruiken, mits het inderdaad je werk betreft. Ieder wangedrag en elke misstap kan dan makkelijk worden afgewimpeld op het vak dat je nu eenmaal toevallig uitoefent. Als je het dan fout doet, dan kan je altijd nog zeggen dat jij dat vak nu eenmaal ook niet zelf hebt uitgevonden. Daarbij: het hebben van een beroep brengt ook een zekere autoriteit met zich mee. Want zeg zou zelf: wie weet er nu beter of er inderdaad sprake is van fouten, nalatigheid of machtsmisbruik dan degene die het vak zelf uitoefent? Voor een goed voorbeeld van hoe zo’n “wie is hier nou de snackbar, gij of ik?”–argument in de dagelijkse praktijk werkt, wendt de beroepsactivist zich het beste tot de politievakbond ACP. Zij hebben die techniek als geen ander in de vingers.

Een tweede voordeel aan beroepsactivisme is natuurlijk dat het ongekende carrièreperspectieven biedt. Er is – zoals men dat tegenwoordig zegt – een flink groeiende markt voor. Niet in de laatste plaats omdat er de laatste jaren op zo’n beetje iedere publieke sector is bezuinigd, hetgeen aan de ene kant betekent dat er genoeg te demonstreren valt, en er aan de andere kant voor de rest toch geen werk meer is te vinden. Een beetje carrièrebewuste scholier zet dus al bij de profielkeuze vol in op het beroepsactivisme.

Bijkomend voordeel aan activisme als beroep is dat je er absoluut geen ervaring of vaardigheden voor nodig hebt. Procederen, demonstraties organiseren, bezwaarschriften indienen, achtergrondartikelen schrijven, subsidie aanvragen, mensen mobiliseren – het is allemaal een fluitje van een cent. En aangezien beroepsactivisten zich nooit ergens in hoeven te verdiepen (zolang ze maar actie kunnen voeren), is ook geen enkele voorkennis vereist. Hetgeen handig is, natuurlijk, want na alle bezuinigingen van de afgelopen jaren is hoger onderwijs sowieso al veel te duur.

Maar ook maatschappelijk gezien heeft beroepsactivisme zo haar voordelen. Bijvoorbeeld dat het eigenlijk vrij weinig kost. Beroepsactivisten declareren geen dure “zakenreisjes” zoals de gemiddelde universiteitsbestuurder, en ontvangen doorgaans geen miljoenenbonus. Ook worden ze niet op kosten van de gemeenschap rondgereden in een Mercedes van de zaak. Hooguit dat ze af en toe worden vervoerd in een Volkswagenbusje, maar die kosten zijn dan meestal al gedekt door het plaatselijke politiekorps. Al heb ik me wel laten vertellen, trouwens, dat de Maagdenhuisbezetters in Amsterdam laatst een half miljoen euro schade hadden berokkend aan de UvA. Maar toen bleek het uiteindelijk toch eerder om een paar meiertjes te gaan. Een rekenfoutje is snel gemaakt.

Tot slot: activisme kost eigenlijk nauwelijks tijd. Je kunt het – bij wijze van spreken – tussen het eten en de afwas doen. In sommige landen ligt dat wel anders, natuurlijk: daar moet men voortdurend in het geweer komen tegen de eigen overheid. Maar aangezien er in Nederland nog altijd echte sociaal-democraten in de regering zitten, hebben we hier wat ongelijkheid en mensenrechtenschendingen betreft eigenlijk bar weinig te klagen. Hetgeen ook wel blijkt uit het feit dat iedereen zo tevreden is. Beroepsactivisten zijn dus niet “lui”, zoals kwade tongen wel eens beweren – ze hebben eigenlijk gewoon niet zo heel erg veel te doen.

Om kort te gaan: beroepsactivisme is helemaal zo gek nog niet. Goede zaak dat de media zich zo massaal inspannen voor de algemene acceptatie van dat nobele vak. Waar kan ik mijn sollicitatie indienen?

Mathijs van de Sande