Column: Onaantastbaar

Tweede kans voor Sinterklaas?
Tweede kans voor Sinterklaas?

Bij aanvang van de Utrechtse stadsdialoog van 15 november droeg Babah Tarawally deze column voor.

2009. Op de vooravond van 5 december stond Sinterklaas voor mijn deur. Zijn Pieten huppelden voor mijn huis. Binnen huppelde mijn tweejarige dochter in euforie terwijl ze glorieus zong: “Sinterklaas kapoentje”. Er klonk een harde bons op de deur: “Doe open, het is de Sint”. De strenge stem van de hoofdpiet klonk als een marechaussee op zoek naar illegale vreemdelingen.

Omwille van mijn dochter deed ik de deur open. Ik verwelkomde de Sint met zijn Pieten met gemengde gevoelens. Ik heb ze nooit gemogen. Hun verschijning vertegenwoordigt een zwarte bladzijde uit de geschiedenis, die op basisscholen niet wordt onderwezen. Juist daarom zie ik het als mijn vaderlijke plicht om mijn dochter, die een Hollandse moeder heeft, te onderwijzen over vaderlijke schaamte. Ik hoor Jan Peter Balkenende, de minister-president, al mijmeren: “Hoezo? We moeten trots zijn op de VOC en onze handelsgeest!”

De Sint nam mijn onschuldige dochter op schoot en gaf haar een cadeau. Ik mocht ook op schoot. Een waar moment om met de Sint in gesprek te gaan. “Sinterklaas, ik heb een vraag”, zei ik. “De slavernij is al 146 jaar geleden afgeschaft. Toch blijft u slaven bezitten in goede trouw, waarom?”

“Ze zijn geen slaven, mijnheer, maar hulppieten.”

Ik keek bedenkelijk: “Hebben uw hulppieten dan een werkvergunning?”

“Ze zijn hier op uitnodiging van de koningin.”

“Oh ja, net als prinses Maxima.”

“Zoiets.”

De hoofdpiet stond als privédetective naast de Sint en fluisterde met dezelfde strenge stem in mijn oor: “Houd je mond, dit is een kinderfeest!” Ik was met stomheid geslagen en voelde me beledigd in mijn eigen huis. Even dacht ik eraan om de Sint met zijn gevolg rigoureus mijn huis uit te trappen. De angst dat ik mijn reeds verkregen Hollandse paspoort zou moeten inleveren, hield me tegen. De Sint, het belangrijkste onderdeel van de Hollandse cultuur, is onaantastbaar. Hij geniet meer respect dan de politie of het ambulancepersoneel. Ineens besefte ik dat de Sint meer is dan een Hollandse troost. Hij is het enige houvast voor een volk wiens positie in de regenboog wordt bedreigd door een donkere zuidelijke wolk.

“De kalender geeft 14 november 2014 aan. Ik zie wazige beelden van een boot die door een woeste storm de lucht in is geslingerd. Mijn voeten zijn verborgen onder het zand van de Spaanse kust. De verongelukte boot zit vol Afrikanen die onderweg zijn naar Nederland. Er is slechts een overlevende, een hoogbejaarde blanke man met een witte baard, vermoedelijk hun kapitein. Ik sta onbeweeglijk in het zand en zie hoe hij wordt gered door de kunstwacht.”

Als ik mijn ogen open en rechtop in bed ga zitten, besef ik dat ik een nachtmerrie heb gehad. Ik herinner me dat de goedheiligman en zijn knechten vorig jaar met de boot richting Spanje zijn gevaren. Ik vraag me af hoe het ze vergaat, nu dat drie Nederlandse rechters hebben besloten dat de gemeente Amsterdam hen vorig jaar geen visa had moeten verstrekken. Hun komst naar Nederland was illegaal en kwetsend voor zwarte mensen. Ik treur om het onschuldige kinderfeest dat nu echt dreigt te sneuvelen omdat de dialoog over het Nederlandse slavernijverleden, het groeiende racisme, de continue discriminatie, het onrecht tegen minderheden al die jaren werd gedoogd en de minderheid niet langer wil zwijgen. Ik hoef geen helderziende te zijn om te weten dat Sinterklaas dit jaar zijn zwarte pieterbazen thuislaat.

Terwijl ik peins over de mogelijke gevolgen van de uitspraak van de rechters, doemt het beeld van mijn nachtmerrie weer op. Ik zie het verdriet in de ogen van de Sint die zijn verdronken Pieten niet kon redden. Ineens voel ik zijn verdriet ook. Slechts een beetje inlevingsvermogen en ik begrijp hem eigenlijk wel. Zo slecht was hij toch ook niet voor zijn knechten, mompel ik stilletjes. Wat mij betreft krijgt deze lijkbleke man een tweede kans en komt hij dit jaar gewoon terug, alleen dan met prachtige gekleurde Pieten.

Babah Tarawally