De auto: onafhankelijkheidsillusie met een grote prijs

Voor de trieste Bart Burggraaf van de extreem-rechtse partij BVNL draait het leven om automobielen.

Rechts is de grote voorvechter van de auto. Het zou een symbool zijn van onafhankelijkheid en vrijheid van overheidsbemoeienis. Terwijl de schijn dat de auto vrijheid geeft, juist het gevolg is van enorm overheidsoptreden.

Waarom staat de auto voor vrijheid? Dat staat in dit onsmakelijke stuk van dagelijksauto.nl, ter ere van Bevrijdingsdag 2022. De auto geeft je de “mogelijkheid om in te stappen en ergens naartoe te reizen dat voorheen niet mogelijk was”.

Dat je met de auto overal heen kan, is echter geen natuurgegeven. Die realiteit is letterlijk gebouwd, zie “Lessen uit bijna 100 jaar wegenbouw“. De auto werd pas populair toen er snelwegen kwamen om die auto’s te faciliteren. Want pas vanaf dan kon je met de auto daadwerkelijk ergens komen.

Het bovenstaande stuk omschrijft het snelwegenplan overigens als teken van een “besef” dat gebruik van de auto “zou groeien”. Maar dat is natuurlijk een self-fulfilling prophecy. Als je autowegen gaat bouwen, dan wordt de auto populair.

Het is dan ook geen wonder dat er een grote lobby is vanuit de auto-industrie om snelwegen te bouwen. In de VS was General Motors een drijvende kracht achter de bouw van het Amerikaanse snelwegensysteem.

En het gaat niet alleen om fysieke infrastructuur, maar ook om regels. Maximumsnelheden, belijning, verplichting tot het dragen van autogordels… In 1972 stierven negen mensen per dag in het verkeer. Een grote prijs voor die “vrijheid”.

Automobilisten klagen graag over maximumsnelheden als “overheidsbemoeienis”, maar de enige reden dat je überhaupt 100 kilometer per uur kan rijden, is omdat de overheid lange, vlakke stroken land heeft geasfalteerd en belijnd. Klagen over de maximumsnelheid is het gegeven paard in de bek kijken.

En al die infrastructuur ontstaat niet vanzelf. Per jaar betaalt de staat zo’n 6,8 miljard aan het uitbreiden en onderhouden van wegen, vergeleken met 3 miljard voor al het openbaar vervoer. Noodzakelijke kosten om de auto “vrij” te houden.

Daarnaast moet de staat ook nog eens allemaal mensen onteigenen. Zo’n snelweg snijdt door het land heen, en daarvoor moeten landeigenaren wijken. Dat kan alleen als de staat hen onteigent; nog een manier waarop autorijden van de staat afhankelijk is.

Maar de kosten lopen nog véél hoger op, want met alleen snelwegen ben je er niet. Even belangrijk als de wegen zelf is de brandstof. Nederland verbruikt per maand zo’n 400 miljoen liter benzine en 550 miljoen liter diesel.

In een tankwagen past ongeveer 40.000 liter brandstof, dus dit gaat om ongeveer 23.750 volle tankwagens per maand. Al die benzine komt voort uit ruwe olie, die getransporteerd en verwerkt moet worden, om vervolgens naar alle benzinestations verreden te worden.

Ook dat is allemaal niet gratis. Om brandstof betaalbaar te houden, krijgt de fossiele sector tientallen miljarden aan subsidies, zodat bedrijven enorme winsten kunnen afromen van het autogebruik. Met enorme vervuiling als gevolg.

Naast de materiële kosten zijn er ook nog de immateriële kosten van autorijden. Auto’s produceren allerlei soorten giftige uitstoot, bijvoorbeeld CO2, wat bijdraagt aan de verergering van klimaatverandering.

En ook het geluidsoverlast van auto’s is schadelijk voor de gezondheid. Auto’s zijn een grote bron van geluidsoverlast; het constant langsrazen van auto’s zorgt voor grotere stress bij stadsbewoners, ook als ze het niet direct voelen.

Dan zijn er nog de enorme kosten aan ruimte, allereerst in het verkeer zelf. De auto is daarin zeer inefficiënt: het moet naast een persoon ook nog een hele chassis, een motorblok en vier wielen meesleuren, onder andere. En dat voor ieder individu die in een auto zit.

Zo neemt een rijdende auto zo’n 80 m2 per persoon in, terwijl een bus (vanwege de capaciteit) maar 8 m2 per persoon inneemt. Vermenigvuldig dat met alle automobilisten, en je hebt een gigantische voetafdruk aan wegen, afritten, kruispunten, tankstations…

En dat is alleen nog als auto’s rijden. Maar 95 procent van de tijd staat een auto stil. Toch moet die auto ergens worden opgeslagen. Dus zijn we heel veel ruimte kwijt aan straatparkeren en parkeergarages, alleen voor die 5 procent van de tijd dat een auto rijdt.

Ruimte die ook gebruikt zou kunnen worden door fietsers, voetgangers, of terrassen. Kijk eens rond bij je in de buurt, en let dan op hoeveel ruimte er opgaat alleen al aan geparkeerde auto’s. Zonde van ruimte, maar ook van materiaal.

Daarnaast heeft autogebruik ook nog eens effect op bereikbaarheid. Of eigenlijk: de economie wordt ingericht op bereikbaarheid met auto’s, waardoor de bereikbaarheid met de fiets of lopend steeds slechter wordt.

Al deze immateriële kosten, van gezondheid tot ruimtegebruik, worden op iedereen verhaald, niet alleen op automobilisten. Als automobilisten zouden moeten betalen voor alle negatieve effecten van auto’s, en voor alle ruimte die ze gebruiken, dan zou autorijden onbetaalbaar zijn.

Dat is overigens niet anders voor elektrische auto’s. Ja, de uitstoot is minder (zolang de stroom groen wordt opgewekt), maar geluidsoverlast, ruimtegebruik en mobiliteitsproblemen zijn nog steeds een probleem voor elektrische voertuigen.

Voor beiden geldt: waar men spreekt over “vrijheid” bedoelt men eigenlijk “mobiliteit”. Maar de mobiliteit van auto’s is kunstmatig: het bestaat alleen vanwege enorme hoeveelheden collectieve arbeid die het faciliteert, terwijl de negatieve gevolgen voor de gemeenschap zijn.

En wat is nu eigenlijk die mobiliteit? Autoreclames leggen vaak de nadruk op shots van auto’s die over lege bergwegen scheuren, met briljante uitzichten en gigantisch natuurpracht. Maar als we eerlijk zijn: dat is niet hoe autorijden eruit ziet.

Want de meeste mensen die een auto gebruiken, gebruiken die om naar werk te rijden. Wie dat doet, neemt toch altijd de snelste route, en wijkt daar net zo veel vanaf als een trein van een spoor. En nadat je het Groene Hart tien keer door een voorruit hebt gezien, ken je het wel.

Voor dat soort sightseeing heb je genoeg tijd, want files komen vaker voor en duren langer, mede door de verslechteringen in het OV. Ook nieuwe wegenbouw leidt, paradoxaal genoeg, voor meer file. Het trekt auto’s aan die elders weer in de file geraken.

Toch kan je tegenwoordig met de auto wel meer plekken bereiken dan met het OV. Dat is ook belangrijk voor mensen met een beperking, die niet altijd van het OV gebruik kunnen maken. Dat is echter geen teken van de vrijheid van de auto, maar van slecht openbaar vervoer.

De bereikbaarheid in veel delen van het land holt juist achteruit door versobering van het OV. Daardoor ontstaan grote bereikbaarheidsverschillen voor mensen met en zonder auto, en worden mensen vaker gedwongen om een auto te kopen.

Maar autobezit is duur. Daarnaast kan niet iedereen autorijden, bijvoorbeeld door een beperking. Het is dus een exclusieve groep die mobiel blijft, terwijl de mobiliteit van bepaalde reeds onderdrukte groepen juist afneemt.

Zoals gezegd is de vrijheid die auto’s bieden kunstmatig. Die mobiliteit wordt gecreëerd door enorme maatschappelijke arbeid die autogebruik faciliteert. Wat we voor de auto kunnen doen, kunnen we veel beter en veel efficiënter doen voor het OV.

Het openbaar vervoer is op alle punten gezonder en efficiënter dan autorijden. Een trein met plek voor 200 mensen kost veel minder materieel en energie om te maken en te runnen dan 200 auto’s. Treinen stoten minder uit en spoor neemt per persoon veel minder ruimte in.

Ook kunnen we af van alle loze ruimte die nu opgaat aan auto’s. Denk aan de snelwegen die natuurgebieden doorkruisen, de enorme hoeveelheid parkeerruimte, alle olie-infrastructuur zoals tankstations. Met die ruimte kunnen we veel betere dingen doen, zoals natuurherstel.

Daarnaast kunnen we, door openbaar vervoer toegankelijk te maken voor mensen met een beperking en door de kosten als gemeenschap te dragen, de mobiliteit van veel meer mensen verhogen.

En niet te vergeten: in het OV ben je niet méér afhankelijk van andere mensen dan in de auto. In het OV heb je alleen de luxe dat je die mensen eens in de ogen kan aankijken, in plaats van doen alsof ze niet bestaan. Alsof benzine magisch naar een tankstation vloeit.

Dus als we echt geven om mobiliteit en vrijheid, dan steken we alle arbeid die we nu steken in het faciliteren van automobilisten in het uitbreiden, toegankelijk en gratis maken van het OV in Nederland. Want dat is échte vrijheid, en niet slechts voor een beperkte groep.

En wie daaraan mee wil werken, kan zich aansluiten bij de campagne Wij Reizen Samen. Deze campagne brengt vakbond en klimaatbeweging samen om te strijden voor een beter OV: betere kwaliteit, lagere prijs, en goede arbeidsvoorwaarden voor personeel.

Bo Salomons

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Bluesky.)