De Bunq-casus: zo ziet institutionele islamofobie eruit
Dat Bunq een indirecte link maakt tussen religie en terrorisme is geen toeval. In politieke en maatschappelijke debatten wordt al jarenlang één religie in het bijzonder geproblematiseerd en geregeld in verband gebracht met terrorisme en radicalisering: de islam. Tegenwoordig lijkt het alsof het woord “terrorisme” een synoniem is geworden voor het woord “islam”. Deze debatten hebben geleid tot anti-radicaliseringsbeleid en contra-terrorismewetgeving. De Wwft maakt ook onderdeel uit van terrorismebestrijding. Deze casus laat ook de problematische kant zien van contra-terrorismewetgeving en anti-radicaliseringsbeleid. De nadruk ligt op het voorkomen van terrorisme, maar hoe doe je dat? Hoe bepaal je of iemand een potentiële terrorist is? Op basis van welke kenmerken maak je een risicoanalyse? De praktijk wijst uit dat men zich al gauw schuldig maakt aan een vorm van etnisch profileren. In dit specifieke geval is iemand als een potentiële verdachte aangemerkt puur vanwege het islamitische karakter van zijn bedrijf. Dat staat geheel los van de daadwerkelijke activiteiten die hij ontplooit. De ondernemer richt zich op studiebegeleiding, onderwijs en ook het overdragen van islamitische kennis. En vooral dat laatste maakt hem verdacht en hij wordt op basis daarvan bij voorbaat gecriminaliseerd. Het risico bestaat dat hij iets te maken kan hebben met terrorisme of de financiering daarvan, gewoon omdat zijn bedrijf een islamitisch karakter heeft.
In De Bunq-casus: zo ziet institutionele islamofobie eruit (Meldislamofobie.org)