De eerste nederlaag van De Drie Musketiers van Wonderland Hollandia (sprookje)
Lang lang geleden, toen het gras nog groen was in het Wonderland Hollandia en de lucht nog blauw, besloten drie mannen een potje voetbal te spelen. Ze waren jong en vol ambitie.
Eigenlijk kwam het idee van Directeurtje. Directeurtje was een mysterieuze held in Wonderland, zo een waar het vroeger van wemelde. In die tijd haalden ze met schepen kruiden uit verre landen naar Hollandia en vaak ook mensen. Directeurtje woonde ergens op een heuvel in een groot kasteel. Bij een geheime ontmoeting met de drie mannen zei hij: hier is jullie geheime missie. Ga ervoor en win elke wedstrijd voor Wonderland Hollandia. Jullie zijn mijn Drie Musketiers!
En tot op de dag van vandaag worden Wilfred, Johan en René nog steeds liefkozend De Drie Musketiers genoemd door hun trouwe aanhang, als blijk van liefde.
Elke maandag spelen ze een thuiswedstrijd. Met zijn drieën. Nou ja, niet altijd. Soms mag ook een buitenlander aanschuiven. Maar die blijft dan op de reservebank zitten. Boskamp, zo heet hij. Hij komt uit het zuiden, net als Sinterklaas. Daarom is hij er niet altijd bij. Hij hoort eigenlijk niet bij ons thuis, zei Wilfred een keer, hij is immers een buitenlander. Daar was Johan het niet mee eens. Boskamp is toch oer-Hollanees, zoals Sinterklaas! Wat is daar mis mee?, riep hij tegen Wilfred: buitenlanders die wonen in Amsterdam, Rotterdam en heel, heel, veel in de Bijlmer. Komt Boskamp daar vandaan? Wat is dit voor onzin? Waarom moet je Boskamp nu per se een buitenlander noemen? En ze kregen dikke ruzie. Johan beende weg.
Alleen René wist niet zo goed wat hij ervan moest vinden. René weet nooit iets goed. Maar hij heeft een mening. Ook over Boskamp heeft hij een mening. Boskamp is leuk, zegt René. Hij knuffelt René heel vaak. René moet vaak om hem lachen. Maar eigenlijk, stiekem, vindt René hem niks. René vindt mensen uit het zuiden maar een beetje raar. Behalve Sinterklaas dan. Boskamp is dom, heeft René een keer tegen Johan gezegd. Hij denkt dat we echt tegen een tegenstander voetballen. Hij snapt het echt niet. Hoe kan je zo dom zijn, jôh. Maar dit mag niemand horen, hè Johan? Gelukkig was Johan het met hem eens. Dit is ons geheimpje, zei René, dus niet doorvertellen, Johan. Wilfred zegt vaak dat we het niet met elkaar eens moeten zijn, want dat is slecht voor de wedstrijd en voor je conditie. Jullie moeten elke dag trainen in niet-eens-zijn, zegt hij dan. Want daar komt het publiek voor. Dat vinden ze leuk. En een echte voetballer is altijd topfit.
De jongste van de drie, Wilfred, is een multi-talent. Hij is de trainer, scheidsrechter, maar ook aanvoerder, alles tegelijk. Hij heeft een hele mooie sexy witte uitstraling, hij is slim en tactisch goed aangelegd, vindt het publiek. Hij weet als geen ander hoe je een team kan leiden. Het lag in zijn genen, toen hij werd geboren, denken onderzoekers uit Hollandia Wonderland. Ook op het schoolplein was hij al een leider. Alle kinderen die niet konden meevoetballen, de losers, die mochten van hem opsodemieteren. Hij had toen ook een eigen team. Die waren allemaal, een voor een, toptalenten. Sterke atletische jongens, blond haar, helder blauwe ogen. Hij koos ze zelf een voor een uit. Hij wist precies waar hij op moest letten. Wilfred kon goed voetballen, scherp passen was zijn handelsmerk. Als hij een krulpas gaf aan Johan, dan kon Johan de bal zo inkoppen. Ze waren zo goed op elkaar ingespeeld, kunstjes konden ze blindelings uitvoeren. Het was elke maandag genieten bij de wedstrijd. Wilfred de pass naar Johan en Johan inkoppen en de bal lag in het doel. Het publiek ging uit zijn dak. René mag dan daarna zijn mening geven.
Johan heeft in twintig jaar geen een keer gemist met zijn mooie, witte wapperende haren als de manen van een raspaard. Soms kopte hij wel eens op de lat, ja. Hij was ook maar een mens. Ook hij maakte ook wel eens fouten. Niemand die hem dat kwalijk nam. Wat hij ook deed, deed hij voor het publiek. Hij mocht daarom altijd als eerste het veld op. Dan mocht hij het nog een keer proberen.
Wat heeft het voor zin, zei Johan altijd. De tegenpartij kan toch niet voetballen, dat hebben ze nooit geleerd. Daar moet je een speciaal talent voor hebben. Ze kunnen beter van mij leren. Dat talent hebben alleen voetballers zoals ik. Daar kreeg hij weer ruzie over met Wilfred. Dat de tegenstander soms boos werd, dat kon Johan niet begrijpen. Dat waren zeikerds eerste klas. Johan kon tegenstanders echt goed analyseren, volgens alle experts in Wonderland Hollandia. Hij kon het zo goed, zo ontzettend goed. Hij kon bijvoorbeeld voorspellen dat de tegenpartij boos zou worden en zou schreeuwen, in plaats van rustig te praten. Dan wilden ze meedoen. Maar ja, met schreeuwen krijg je niet je zin, zei Johan. René was het met hem eens. René was het eigenlijk altijd met hem eens. Laat ze maar zielig doen. Dat kunnen ze als geen ander, zielig doen. Ik analyseer ze al twintig jaar lang, Ze worden altijd emotioneel als ik zeg dat ze niet kunnen voetballen. Te snel op hun pik getrapt. Ze trekken hun onderbroek niet uit als ze gaan douchen. Hun pik laten ze mij nooit zien. Dat kan toch niet hier in Wonderland. En ze schreeuwen ook nog eens. En dan moet ik tegen ze gaan voetballen. Mooi niet. Nooit in mijn leven.
Johan hoorde een keer de tegenpartij zeggen dat hij iets was met “ras”. Toen ontplofte Johan. Hij was geen ras, hij was nooit ras geweest. Zijn opa misschien wel, maar dat wist hij niet meer. Dat is lang geleden. Johan had ook een hekel aan vaders en opa’s van tegenstanders. Zij konden volgens Johan ook niet voetballen, maar alleen aan de zijkant schreeuwen. We hebben ze hier ook niet heen gehaald om te voetballen, zei Johan een keer boos. Ja, als ze teruggaan naar hun eigen land. Dan kunnen ze in een keer wel goed voetballen. Ondankbare honden zijn het. Dat is ras. Ras bestaat niet meer. Dat verzinnen die eikels, die zogenaamde tegenstanders omdat ze de pik op mij hebben. Nee, geen pik, die heeft hij nooit gezien. Een keer misschien, maar die was te klein. Dat vond hij ook maar niks. Hij heeft liever een grote. Ze doen hun onderbroek niet uit. Johan werd een keer echt boos: raspissen, pisrassen. Ik ben geen ras, brulde hij! Het publiek ging toen helemaal achter hem staan. Ze gingen uit hun dak. Johan is geen ras, Johan is geen ras, ole ole oleeeee…
Als Johan zelf kwaad werd, dan gebeurde er iets opmerkelijks met zijn ogen. Als je goed oplette, kon je zien dat zijn ogen helemaal roodgloeiend werden. Sommigen zeiden dat hij op zulke momenten echt gevaarlijk was. Wilfred kende hem door en door. Hij had dit vaak meegemaakt bij Johan. Wilfred trainde hem immers al twintig jaar. Hij wist precies wanneer hij moest ingrijpen. Wilfred had een keer slaande ruzie met Johan. Het liep helemaal uit de hand. Hij was zo agressief, zo agressief dat het hele dak van het stadion er bijna afvloog. Hij had bijna het oor van Wilfred eraf gebeten, echt. René werd toen heel erg bang. René is bang aangelegd. Hij is ook heel gevoelig. Hij kan heel emotioneel worden. Alleen moet hij dat niet laten merken van Wilfred. Dat is niet goed voor het publiek. Dat wil Directeurtje ook niet. Dan wil het publiek niet meer komen kijken. Dan drinken ze geen Baravia. Dat vindt Directeurtje niet leuk. René is heel erg bang dat Johan dan weg gaat en nooit meer terug komt. Dat heeft Johan een keer gezegd. Als ik ga, dan kom ik ooit meer terug, zei Johan. Dan blijf ik alleen achter, denkt René. Hij is bang om alleen te zijn, vooral in het donker. Alleen mag hij dat niet zeggen. Dat vindt het publiek niet leuk. Hij doet het voor het publiek. Alleen een balletje trappen, daar is geen bal aan, zonder Johan. Hij voelt een soort platonische liefde voor Johan. Dat mag hij alleen niet zeggen. Vanwege het publiek, weet je, en die zijn belangrijk.
Ze sloegen elkaar de tent uit, Johan en Wilfred. René moest toen onder de tafel kruipen. Maar ja, dit hadden ze wel net nodig, zei Directeurtje toen ze bij hem op het kasteel op bezoek mochten komen. Bij zulke bezoeken krijgt Johan van Directeurtje vaak een dure sigaar van het tropische eiland Cuba. De inwoners daarvan vindt Johan maar niks, ze zijn een soort van Antifa, vindt hij. Daar moet Johan niks van hebben. Als ze geluk hebben, wordt er ook wel eens kaviaar geserveerd. Dan wordt het ouderwets gezellig, met mannen onder mekaar.
De mannen in het publiek droomden natuurlijk allemaal om ook ooit voetbal te kunnen spelen. Maar ja, niet iedereen heeft geluk in het leven. Het gevoel van teleurstelling kon het publiek wegdrinken met Baravia. Ook wel hét wondermiddel genoemd voor echte mannen. Maar meestal hadden ze voldoende plezier als De Drie Musketiers weer het veld op kwamen. Dan konden ze hun helden weer bewonderen. Maar soms verveelden ze zich, dan werd het saai, zo zonder tegenpartij. Maar voetbal is plezier, voetbal verbroedert, je moet ervan genieten. Dus René dacht, toen het weer een keer zo saai begon te worden: ik doe alsof ik van de tegenpartij ben. Hij deed een pruik op en smeerde make-up op zijn bakkes. En zo kwam hij het veld op. Johan en Wilfred schrokken zich te pletter. De tegenpartij? Huh? Die komen nooit opdagen, waarom nu ineens wel? Wat is dit nou? Ze wilden bijna van het veld af gaan om bij Direkteurtje verhaal te gaan halen. Het publiek was ook woest. Ze begonnen te gooien met flessen Baravia. Het dreigde bijna helemaal uit de hand te lopen. Toen Directeurtje ervan hoorde, werd hij bang voor Haagse toestanden, zoals toen het publiek zo tekeer ging tegen de politie. De veiligheid staat voorop, zei Directeurtje. De ME en de politie zijn onze vriend, dat is ons motto, zo riep hij op de radio. En toen zei René plots: haha, nee jôh, ik ben het, weet je nog? René? En ze hadden allemaal schik, jôh. Niet normaal. Publiek lachen. Wie bedenkt nou zoiets. Ja, René was daar een meester in. Dat had hij vroeger ook vaak gedaan. Wilfred was zo trots op zijn speler. Hij noemde hem de creatiefste van allemaal. De volgende wedstrijd mocht hij voor een keer in de spits spelen. Maar dat vond Johan niet echt leuk. Maar okee, toe maar, voor één keer mag hij dan op mijn plek in de spits spelen. Als hij maar onthoudt dat ik de vaste spits blijf. Voetbal is plezier, voegde hij er heel wijs aan toe. Het publiek moet ook wel eens plezier hebben. Want dan drinken ze Baravia, en dat is goed. En toen lachten ze alledrie tot ze er buikpijn van kregen. En het publiek lachte ook, het publiek had plezier. Ze vonden dit de mooiste wedstrijd van het hele jaar. Ze hadden zo de tegenstander mooi voor lul gezet. Ze dronken liters Baravia en vertelden verhalen over René waar je driedubbel van in de deuk lag.
Iemand van het publiek vertelde dat René een keer met zo’n nep-paardenlul om zijn heup het veld op kwam. Met de naam van de scheids erop. Ooo, wat hebben ze toen gelachen, het publiek. Ook de scheids vond het een goeie grap, ook al vond hij het wel op het randje. René heeft wel gevoel voor humor, zei de scheids. Het moet kunnen, zei hij, we leven in een vrij land. Topscheids vond het publiek hem. De hele wedstrijd klonk het: scheids is een paaaardenlul, scheids is een paaaardenlul.
Toen op een dag gebeurde er iets onverwachts. Spelers van de tegenpartij hadden zich verkleed als schoonmakers. Niemand viel het op, want niemand let op schoonmakers, die zijn immers onzichtbaar. Dat wisten de tegenstanders heel goed. Door corona moest alles superhygiënisch zijn. Alles moest van top tot teen schoongemaakt worden van Directeurtje. Anders heeft het publiek geen plezier. The show must go on.
De tegenstander kon zo stiekem en ongemerkt het stadion binnenlopen, net toen De Drie Musketiers hun laatste wedstrijd van het seizoen wilden spelen. En toen brak de hel los. Plots stonden ze daar. Oog in oog met de tegenpartij. Johan werd woest, zijn ogen werden weer roodgloeiend. René zocht tevergeefs naar zijn pruik. Wilfred probeerde via de achterdeur te ontsnappen. Hij wilde heel snel naar Directeurtje voor uitleg. Helaas hadden de tegenstanders alle sleutels gejat en alle deuren op slot gegooid. Niemand kon erin of eruit.
Kom maar op, riep Johan. Jullie kunnen toch niet voetballen. Laat maar zien, jullie hebben toch al de pik op mij. Ik ben de beste, ik heb het mooiste haar, jullie lekker niet. Ik ben geen ras, jullie zijn ras. Dit was het moment dat Wilfred leiderschap moest tonen, voordat het helemaal uit de hand liep. Want het publiek begon te morren. Hij had voor alle crisisscenario’s getraind, maar niet voor als de tegenstander plots zou opdagen. Hij moest Johan onder controle krijgen. Anders ging het publiek hen straks uitschelden, uitlachen, bedreigen. En daar kon Wilfred niet tegen. Daar had hij niet op geoefend. Hij had nooit gedacht een wedstrijd te verliezen. Na twintig jaar? Hij ging in gesprek met Johan en René. Johan wilde niet meedoen. Ze kunnen mijn rug op, ze kunnen toch niet voetballen, wist Johan. Waarom spelen? Laat ze maar ergens anders gaan spelen. René was bang, hij zocht tevergeefs naar een tafel om er weer onder te kruipen. Die was er niet. Laten we het proberen, Johan. Zei René, alsjeblieft, ik smeek je. Ik heb ooit met een tegenstander op één kamer geslapen, ik weet hoe ze zijn, Johan, zei René met een trillende stem. Ga jij maar lekker alleen voetballen, zei Johan. Ik doe niet mee. En waarom sliep je met je tegenstander op een kamer? Dat doe je toch niet. René klampte zich vast aan een been van Johan, smeekte hem om niet weg te gaan.
Wilfred herhaalde keer op keer: kalm aan Johan, dit kan je niet maken. Hij kwam met een plan. Wilfred was een topstrateeg. Wist precies hoe het moest. Ze spraken uren en uren over het plan van Wilfred. Hij wist Johan uiteindelijk over te halen. En René was blij als een kind dat Johan bleef. Toen gingen ze het veld op, eerst Wilfred, dan Johan en René achteraan. De tegenstander stond al op het veld. Tot verbazing van Wilfred stond er een vrouw in de spits, en die keek hem heel boos en intimiderend aan. Wilfreds benen trilden als een rietje. Het was alsof ze gingen breken. Johan riep dat het niet eerlijk was zo, dat Wilfred dat niet verteld had: een vrouw kan niet en mag niet voetballen. Voetbal is uitgevonden door mannen. Dat is altijd zo geweest. Regels zijn regels. Ik ben de baas, niet jullie. Ik bepaal. Ga in jullie eigen land voetballen. René mompelde wat, en zakte daarna langzaam weg in het gras. Wilfred fluisterde in het oor van Johan: we hebben geen keus, Johan, anders gaat het publiek weer naar ons hoofd gooien met Baravia. Denk aan het publiek, Johan, en aan Baravia, aan je hoofd, aan je mooie wapperende haar. Baravia. Tsja, Johan had geen keus. Hij stond op het veld en kon geen kant op.
Toen de wedstrijd begon, dacht Wilfred bij zichzelf: naar de hel met Johan en René. Deze wedstrijd is toch al verloren. Ik moet een nieuw plan bedenken. Een masterplan. Ik moet kijken hoe de tegenstander speelt. Ik heb nog twintig jaar te gaan, goddomme. Laat ik ze nu winnen, dan weet ik voor de volgende keer hoe ze spelen. Goddomme, had hij maar de sleutels, maar die waren te goed verstopt. Hoe konden ze zo ongemerkt het veld opkomen, waar bleef Directeurtje nou? Hij had allang hier moeten zijn… En toen hoorde hij buiten het stadion het oorverdovende, GOOOOOOOAAAL!!! Het was 1-0. Harlequin scoorde haar eerste doelpunt in de Veronica arena. Johan rende scheldend en slaand het veld af naar de kleedkamer, René bleef met tranen in de ogen liggen op het gras. De wedstrijd was afgelopen. Wilfred mompelde nogmaals zachtjes: Directeurtje, waar blijf je als ik je zo nodig heb?
Ender Kaya
Wat een prachtige parodie met prachtig metaforen. De schrijver weet heel goed hoe het programma ‘werkt’. Geweldig!