De Grote Raad en koning Wilders
Gedurende deze kabinetsformatie is ons staatsrechtelijk apparaat veranderd, zonder dat daar een wetswijziging aan ten grondslag heeft gelegen. Nederland is feitelijk een hoogste orgaan rijker, en daarmee verliezen we belangrijke waarborgen.
Hoe werkt ons staatsrecht in theorie? Nederland is een dualistisch land. Dat betekent dat bestuurders geen zitting hebben in het parlement, maar juist door het parlement worden gecontroleerd. Daarvoor heeft het parlement allemaal grondwettelijke controlebevoegdheden.
Zo hebben Kamerleden het vergaande recht op inlichtingen van ministers en staatssecretarissen. Kamerleden moeten immers goed geïnformeerd worden, willen zij hun controlerende functie uitoefenen.
Ook kunnen Kamerleden moties indienen tegen bewindspersonen. Moties zijn niet bindend, maar een minister die moties constant niet uitvoert, zal Kamerleden snel tegen zich in het harnas jagen. Die minister zal veel moeite hebben met wetgeving doorvoeren.
Die controlerende bevoegdheid van het parlement is belangrijk, want de ministers vormen gezamenlijk de regering. Het zijn de ministers die gezamenlijk koninklijke besluiten nemen en dus nieuwe ministers kunnen benoemen. Daarmee is de ministerraad het hoogste uitvoerende orgaan.
Maar daar lijkt nu verandering in gekomen te zijn. Bij zijn aankondiging als beoogd minister-president (voorzitter van de ministerraad) gaf Dick Schoof aan dat het beleid van zijn kabinet zal worden bepaald door de partijleiders van PVV, NSC, BBB en VVD.
Dat is opvallend, want toen een “programmakabinet” werd voorgesteld, zou dit betekenen dat het kabinet invulling geeft aan de hoofdlijnen die de partijleiders hadden vastgesteld. Nu blijkt dat die partijleiders niet alleen gaan over de hoofdlijnen, maar juist ook de invulling.
Waarom is dit belangrijk? Omdat de ultieme politieke verantwoordelijkheid nu wettelijk bij het kabinet ligt, terwijl niet zij maar de partijleiders het voor het zeggen hebben. Niet alleen dat, maar de partijleiders benoemen blijkbaar ook de ministers.
Hoewel de theoretische macht nog steeds bij de ministerraad ligt, weet iedereen dat de partijleiders de touwtjes in handen hebben. Een minister die niet loyaal is aan hen heeft al snel een onhoudbare positie. De vier partijleiders vormen zo een eigen orgaan: de Grote Raad.
Deze Grote Raad (om het beestje een naampje te geven) is politiek heel bijzonder. Omdat de partijleiders allemaal in de Tweede Kamer zitten, zijn zij geen verantwoording verschuldigd aan het parlement. Ook hebben ze geen informatieplicht aan de Kamers of de Wet open overheid.
Bovendien zijn zij niet vatbaar voor moties van de Tweede Kamer. Ze kunnen geen motie van wantrouwen tegen zich krijgen en ontslagen worden. Sterker nog, omdat zij de meerderheid van de Tweede Kamer vertegenwoordigen zijn ze praktisch onschendbaar.
Zo komen we in de situatie dat die Grote Raad nu zowel de controle heeft over het kabinet als over de Tweede Kamer. Hiermee is Nederland in feite geen dualistisch land meer, maar een monistisch land: een land waar parlement en uitvoerende macht zeer sterk verweven zijn.
Het gaat echter verder. Doordat de Grote Raad feitelijk ministers kan benoemen en ontslaan, maar geen verantwoording hoeft af te leggen aan de ministerraad, heeft de Grote Raad eigenlijk dezelfde bevoegdheden als de koning vóór 1848.
Met het grote verschil dat de koning voor 1848 op grote vijandigheid kon rekenen vanuit de Tweede Kamer, maar de Grote Raad juist de leiding voert over de meerderheid van de Tweede Kamer. Deze Grote Raad van vier personen heeft zo goed als de macht van een despotische koning.
Dan is het goed om ook nog even stil te staan bij de interne machtsverhoudingen binnen de Grote Raad, want wie de Grote Raad leidt, is in feite de koning van Nederland. Daarin hebben drie partijen een zwakke positie.
VVD, NSC en BBB zijn allemaal ledenpartijen. Dat betekent dat hun leiders rekening moeten houden met hun achterban, die hen ter verantwoording kan roepen. Deze partijleiders zijn dus gehouden om de belangen van hun leden te vertegenwoordigen, naast hun eigen belangen.
Wilders heeft, als enige lid van de PVV, geen dergelijk blok aan zijn been. Hij kan puur zijn eigen belang nastreven. Dat maakt hem een “kingmaker”; zijn steun is noodzakelijk om de belangengeschillen tussen VVD, NSC en BBB op te lossen. En daar kan hij alles voor terugvragen.
Dat maakt Wilders feitelijk de baas over de Grote Raad. Hij heeft de grootste invloed, en bepaalt daarmee de koers. Tenzij de VVD, NSC en BBB samenwerken tegen Wilders, maar dan kan Wilders het kabinet eenvoudigweg laten klappen. Dat zullen ze nooit aandurven.
Dat is ook het grote risico: Wilders als kingmaker die een steeds sterkere positie inneemt, terwijl zijn coalitiepartners daardoor steeds afhankelijker worden. Het zal niet lang duren voordat Wilders heer en meester is van de Grote Raad. En daarmee feitelijk koning wordt.
Dus: wie gaat er de komende tijd mee de straat op?
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)