De jodenjagers van de Nederlandse politie

Boekcover.
Zes onderzoekers hebben meer dan een half jaar de strafdossiers bestudeerd van zo’n 250 Nederlandse politie-agenten die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog schuldig maakten aan het opsporen en oppakken van ondergedoken Joden. Dat onderzoek heeft geleid tot het opzienbarende boek “Jodenjacht”, waaruit blijkt dat veel rechercheurs met grote overtuiging en volledige inzet deelnamen aan deze verschrikkelijke mensenjacht.

Eind 1942, begin 1943 werden in de grote steden politie-afdelingen opgericht, met vage namen als “Centrale Controle”, “Politieke Politie”, “Bureau Joodsche Zaken” en “Groep X”, die zich specialiseerden in de jacht op Joden. De agenten van deze afdelingen zagen het als hun taak om zoveel mogelijk Joden te arresteren en hen over te leveren aan de Duitse nazi’s en hun concentratiekampen. Ze kregen per opgepakte Jood een fikse premie, een “kopgeld”, en joegen vele duizenden Joden de dood in. De onderzoekers wijzen erop dat het de agenten van andere afdelingen wel goed uitkwam dat de jodenjacht was ondergebracht in aparte diensten. Die agenten “hoefden zich niet actief met het smerige werk bezig te houden, behalve dan bij grootscheepse acties waarbij alle verloven werden ingetrokken. Ze konden tips over ondergedoken Joden naar collega’s doorschuiven, daarmee hun handen min of meer schoon houdend.”

Geld en jodenhaat vormden de belangrijkste drijfveren van de mensenjagers. Ook verraders, die de politie tips gaven over de verblijfplaats van Joodse onderduikers, werden rijkelijk betaald voor hun weerzinwekkende werk. Vrijwel alle jodenjagers van de politie waren lid van nationaal-socialistische organisaties. Ze verrijkten zich niet alleen met “kopgeld”, maar plunderden ook de huizen leeg van Joden en hun onderduikgevers. Alles dat los en vast zat, namen ze mee: sieraden, meubels, linnengoed, levensmiddelen, kinderwagens, schilderijen, kleding, enzovoorts. Ook zetten ze tijdens arrestaties en verhoren grof geweld in tegen Joden, van klappen en schoppen tot martelingen en verkrachtingen. “De conclusie is duidelijk: de Nederlandse jodenjagers waren minstens zo erg als de Duitse, en in enkele opzichten misschien wel erger”, aldus de onderzoekers. Sommigen bleken zo fanatiek te zijn dat het zelfs de Duitse bezetter te gortig werd.

Het boek zet een flink aantal jodenjagers op een rijtje, en gaat in op hun gruwelijke motieven en daden. Dat geeft een onthutsend beeld van het wijdverbreide antisemitisme en de door en door immorele en criminele politiepraktijken. De onderzoekers besteden ook aandacht aan de berechting van de agenten na de oorlog. Velen probeerden met smoesjes en trucs te ontkomen aan straf. “Ik volgde een bevoegd gegeven ambtelijk bevel op”, voerden nogal wat agenten aan, die meenden dat ze zich met succes konden beroepen op het ook nu nog bij de politie heersende “bevel is bevel”-voorschrift. Andere verweren waren ronduit lachwekkend, zoals: “Ik wist niet dat Nederland met Duitsland in oorlog was”, en: “Mijn vrouw heeft mij steeds in een verkeerde richting gestuwd”. Hun straffen vielen vaak betrekkelijk licht uit. Bovendien kregen flink wat agenten na verloop van tijd gratie. Flink wat mensen beseffen dat de politie niet hun beste vriend is. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek de Nederlandse politie voor Joden een van de ergste vijanden te zijn.

“Jodenjacht”, Ad van Liempt en Jan Kompagnie. Uitgeverij: Balans, € 19,95. ISBN: 9789460033681.

Harry Westerink