De lange arm van Rabat: verleden en heden, deel I
Een jaar na de oprichting van de Amicales in Frankrijk was Nederland aan de beurt. Op 14 december 1974 kwam een grote groep Marokkanen bijeen in de Jaarbeurs in Utrecht om de Utrechtse afdeling op te richten. Deze groep was bij elkaar gekomen op uitnodiging van de Marokkaanse ambassadeur en de consulaten. Tijdens de bijeenkomst werd de Marokkaanse overheid vertegenwoordigd door de ambassadeur in Nederland en de consulaten, maar de belangrijkste vertegenwoordigers kwam helemaal uit Marokko. Dit waren de heren Bzioui (Bziwi) en Ouajjou (Wajjou) van het ministerie van Arbeid. Deze ambtenaren vertelden de aanwezigen over het doel van de Amicales. De Federatie zou zich bezighouden met de bouw van de moskeeën, het verzorgen van het onderwijs in de Arabische taal en het oplossen van de problemen van “gastarbeiders” met hun werkgever of de Nederlandse overheid. De Marokkanen moesten hun problemen aan de Marokkaanse consulaten voorleggen, die dan vervolgens via de ambassade met de werkgevers en de Nederlandse overheid besproken zouden worden. Al direct na de oprichting bleek de federatie van Amicales een heel ander doel te hebben. In de publicatie “De lange arm van koning Hassan, Dossier Amicales” schreven de samenstellers: “Onder de vriendelijke naam ‘Fédération des Amicales des Marocains aux Pays-Bas’ werd eind 1974 een Marokkaanse organisatie in Nederland opgericht die vanaf dat moment voortdurend in het nieuws zou opduiken. Hoewel de naam suggereert dat het om soort vriendschapskringen van Marokkanen in Nederland zou gaan, bleek al spoedig de ware aard van deze organisatie. De Amicales bleek namelijk als eerste taak te hebben het grote aantal Marokkanen dat in Europa werkte te bespioneren. Toch is de Amicales nog maar het topje dat men kan waarnemen van een ijsberg. In werkelijkheid is de Amicales een exponent van een onderdrukkingsmechanisme dat in Marokko heerst.”
Saïd Bouddouft in De lange arm van Rabat: verleden en heden, deel I (Republiekallochtonie)