De langzame weg naar de Shoah
“In noodopvanglocaties voor asielzoekers worden de rechten van kinderen geschonden. Dat zegt het Kinderrechtencollectief, een samenwerkingscollectief dat rapporteert aan de Verenigde Naties of Nederland de kinderrechten naleeft”, aldus de NOS vandaag. “Er zitten inmiddels 5.566 kinderen in de noodopvang, meldt het collectief. ‘Duizenden kinderen opgehokt in lege sporthallen en lege kantoorgebouwen’, zegt Marc Dullaert, voorzitter van het Kinderrechtencollectief, in het NOS Radio 1 Journaal. ‘Er is daar weinig sanitair en heel slechte hygiënische omstandigheden. Ze missen hun vaccinaties tegen mazelen, kinkhoest en tbc. En het is er enorm lawaaierig en heel weinig privacy om te slapen, waardoor ze slecht slapen.'”
Het is tijd dat we het hebben over de Shoah. Want de Nederlandse kennis van de Holocaust schiet ernstig tekort, ook bij linkse mensen. Zonder die kennis zal de geschiedenis zich herhalen, want dat pad zijn we allang ingeslagen.
De kennis over de nazi-machtsgreep en de daarop volgende genocide zijn in Nederland belabberd. Die reikt vaak niet verder dan “Hitler democratisch verkozen, boekverbrandingen, Kristallnacht, razzia’s, concentratiekampen, genocide”. Vaak alsof het allemaal tegelijk gebeurde.
Maar weinig mensen weten hoeveel er veranderde tussen 1933 en 1942 om de industriële moord op Joden, Roma, Sinti, de Slavische bevolking en politieke tegenstanders mogelijk te maken. Die kennis is nu cruciaal om te begrijpen welk pad wij momenteel bewandelen.
Want alleen dan kunnen we begrijpen dat een Joodse man in 1937 (!) nog zei tegen zijn zoon: “Niet alles wordt zo heet gegeten als het wordt opgediend. We leven tenslotte in een rechtsstaat. Wat kan er met mij gebeuren?”
De eerste antisemitische wetten van het nazi-regime kwamen vrij snel nadat de nazi’s de linkse oppositie in Duitsland hadden uitgeschakeld. De “Wet voor het herstel van de professionele ambtenarij” ontsloeg zowel Joodse als linkse ambtenaren.
Overigens werden niet alle Joodse ambtenaren hierdoor (in eerste instantie) geraakt. Op aandringen van president Hindenburg (toen nog in leven) werden veteranen van de Eerste Wereldoorlog uitgesloten van ontslag. Volgens hem hadden die hun loyaliteit aan het land immers bewezen.
Ook werden in april 1933 wetten ingevoerd waardoor Joden niet meer konden toetreden tot de orde van advocaten. Patiënten die door Joodse artsen werden geholpen, werden niet meer gedekt door de nationale ziekenverzekering. Hierdoor werden Joodse artsen zo goed als uitgesloten.
Dit laatste is een voorbeeld van hoe indirect sommige wetgeving werkte. Het werd niet expliciet verboden om als Jood als dokter te werken, maar het werd indirect onmogelijk gemaakt door het te duur te maken om een Joodse dokter te bezoeken. Dit zal later nog meer terugkomen.
In april 1933 werd ook de “Wet tegen de overvolle Duitse scholen en hogescholen” aangenomen. Deze wet ging ogenschijnlijk over het beperken van “overbevolking” op de universiteiten, maar beperkte tegelijkertijd ook de hoeveelheid Joodse studenten.
Dit laat zien dat de eerste antisemitische wetgeving niet openlijk tegen Joden gericht was. Blijkbaar voelde de nazi-regering de noodzaak om hun beleid deels in het geniep door te voeren. Dat is niet verrassend, want in 1933 waren Joden nog gewoon onderdeel van de samenleving.
In 1933 werden Joden door het merendeel van de bevolking nog gezien als Duits. Men ging naar Joodse winkels, Joodse en niet-Joodse mensen vormden samen gezinnen en families, Joodse kinderen gingen naar niet-Joodse scholen… Dat maakte de nazi’s voorzichtig.
Je ziet ook dat Duitsers onderscheid maakten tussen “Jodendom” en “individuele Joden”. Vergelijkbaar met hoe racisten vandaag de dag ook Marokkaanse vrienden kunnen hebben: politiek en persoonlijk worden gescheiden. Door Joden openlijk aan te vallen, doorbreek je die barrière.
Dat zie je ook in welke groepen Joden worden aangevallen. In juli 1933 wordt een wet aangenomen waarmee het burgerschap van “ongewensten” zou worden afgenomen. Dat richtte zich eerst alleen op Oost-Europese Joodse vluchtelingen van de afgelopen decennia.
Er bestond in Duitsland namelijk een verschil tussen Duitse Joden en Joden die recent uit Oost-Europa naar Duitsland waren gevlucht, ten tijde van de Weimarrepubliek. Veel Duitse Joden zagen deze “Ostjuden” óók als buitenstaanders.
Juist dat verschil werd door de nazi’s misbruikt. Zelfs mensen met Joodse familie, zoals Luise Solmitz, steunden in het begin Hitler, deels omdat ze dachten dat het antisemitisme alleen tegen de “Ostjuden” gericht zou zijn. Pas later zag Solmitz haar dochters ook slachtoffer worden.
Naast wetgeving was er in 1933 ook al sprake van andere gecoördineerde acties. De SA leidde in april 1933 een boycot tegen Joodse winkels. Dit leidde tot internationale kritiek, waardoor de nazi-top zich niet openlijk achter de boycot schaarde.
Door een combinatie van boycot en bestuurlijke pesterij vanuit de nieuwe “Gauleiter”, de nazi-gouverneurs, werden steeds meer Joden gedwongen hun winkels en warenhuizen te verkopen aan “Ariërs”. Zo werden Joden tussen 1933 en 1938 langzaam uit de economie geduwd.
1934 was wat antisemitische wetgeving betreft een relatief ‘rustig’ jaar. De nazi’s waren bezig om hun macht te verankeren via de “gelijkschakeling“, waardoor ze de macht verkregen in de gehele Duitse samenleving.
Maar in 1935 begon de populariteit van Hitler en de nazi’s wat af te nemen. De beloofde materiële verbeteringen bleven uit. Al het vlaggenzwaaien had geen brood op de plank gebracht. Om af te leiden begon het regime zich weer te concentreren op antisemitisme.
In 1935 zien we voor het eerst dat er landelijk borden worden opgehangen met “Joden niet gewenst” of gelijksoortige boodschappen. Lokale overheden beginnen regels te stellen aan waar Joden wel en niet mogen komen.
Ook nationaal zet deze antisemitische campagne zich voort. Josef Goebbels speecht in 1935 in Berlijn, en stelt dat Joden dankbaar moeten zijn voor de “gastvrijheid” van de Duitsers, en dat ze hun plek moeten kennen.
Dit manifesteerde zich in 1935 in de “Neurenbergse rassenwetten“. De overheid presenteert deze wetten niet als een directe antisemitische aanval, maar juist als wetgeving die bedoeld is om een gebied af te bakenen voor de Joodse gemeenschap in Duitsland.
Het pakket bestond uit twee wetten: de “Rijksburgerschapswet” pakte het burgerschap van Joden af, en reduceerde hen tot “gasten” van Duitsland. Joden hadden vanaf dat moment alleen nog verplichtingen naar Duitsland, en geen rechten.
De tweede wet was de “Wet voor de bescherming van Duits bloed en Duitse eer”, die nieuwe huwelijken en buitenhuwelijkse seks verbood tussen Joden en niet-Joden. Ook werd het verboden voor een Jood om een Duitse vrouw van onder de 45 jaar in dienst te hebben in het huishouden.
Zeker dat laatste was puur gebaseerd op de antisemitische propaganda, die Joden afbeeldde als seksuele misdadigers en monsters. Dit alles had meer te maken met de seksuele fantasieën van de nazi’s zelf, maar nu hadden ze de macht om wetgeving te maken.
Daarnaast definieerden deze wetten voor het eerst (!) hoe je precies moest bepalen of iemand Joods was. Dit is natuurlijk onmogelijk om in wetgeving vast te leggen, maar dat weerhield de nazi’s er niet van om het te proberen.
De wetten maakten geen einde aan bestaande huwelijken, uit angst om families uit elkaar te rukken en daarmee de woede van de bevolking op te wekken. Maar er werden wel extra gronden gecreëerd waardoor een scheiding aangevraagd kon worden, waaronder het verlies van inkomen.
Aangezien steeds meer bedrijven Joden begonnen te ontslaan, was die grond specifiek gericht op het opbreken van huwelijken tussen Joden en niet-Joden. Ook werd het voor “Arische” vrouwen mogelijk om een huwelijk op te zeggen door “voortschrijdend inzicht” na de nazi-machtsgreep.
Dit alles werd nog eens extra kracht bijgezet door de angst die werd gecreëerd voor het voortzetten van deze huwelijken. Niet-Joodse vrouwen die met Joodse mannen waren getrouwd, moesten langskomen op het politiebureau, waar werd verteld hoe moeilijk het leven voor ze zou worden.
Hiermee werd de kloof tussen niet-Joden en Joden alleen maar groter. Families werden opgebroken, nieuwe families konden niet gesticht worden, en zo werd de Joodse gemeenschap stuk voor stuk uit de rest van de Duitse gemeenschap gewerkt.
Daarnaast werden in december 1935 alle overgebleven Joodse professoren, leraren, artsen en advocaten in staatsdienst ontslagen. Er was een steeds kleinere lijst aan beroepen die voor Joden openstond, waardoor de isolatie toenam. Steeds minder mensen hadden contact met Joden.
Veel Joden die dat konden, zijn in deze tijd Duitsland ontvlucht. Dit was duur; je moest geld hebben voor de tocht, maar ook om ambtenaren en de Gestapo om te kopen. Daarnaast stelden veel landen vermogenseisen voor Joodse immigranten.
Het was voor Joden vaak ook verboden om hun bezittingen mee te nemen, dus die werden door de staat geconfisqueerd en geliquideerd, vaak verkocht aan “Arische” investeerders. Zo werd nog meer Joods bezit afgenomen. Dit zorgde voor economische isolatie.
Eind 1935 en in 1936 werd er weer minder antisemitische wetgeving aangenomen, maar vooral vanwege de Olympische Spelen in Berlijn. Hitler wilde geen controverse op ‘zijn’ Spelen, waar hij een wit voetje wilde halen bij de rest van de wereld.
Joodse atleten mochten over het algemeen niet meedoen, vooral omdat de Duitse sportbonden Joden hadden uitgesloten van lidmaatschap. Dat lidmaatschap was nodig om mee te doen. Wel liet Duitsland een paar zogenaamde “half-Joodse” atleten meedoen die zichzelf niet als Joods zagen.
De economische uitsluiting ging al die tijd door, maar de juridische uitsluitingen werden in 1938 weer doorgezet. Joden mochten zichzelf geen arts meer noemen, en mochten geen “Ariërs” meer behandelen. Joden mochten niet meer naar de film of het theater.
Ook kregen Joden rond deze tijd een identiteitskaart met een letter J erop, zodat ze onmiddellijk herkend konden worden. Begin 1938 wordt het ook verplicht om al het Joodse bezit te registreren. Deze registraties zouden latere vervolging vergemakkelijken.
En dan, in de nacht van 9 op 10 november 1938, breekt de Kristallnacht uit. Josef Goebbels plande deze pogrom naar aanleiding van de moord op de diplomaat Ernst vom Rath, door Herschel Grynszpan. Zijn ouders waren als “Poolse Joden” het land uitgezet.
De vernielingen waren gigantisch. De politie en de SS hebben bevelen om niet in te grijpen, waardoor het geweld enorme proporties kan aannemen. Er vallen honderden doden. Vervolgens krijgt de Joodse gemeenschap de schuld van het “uitgelokte geweld”.
Omdat de Joden zelf schuldig zouden zijn, pikte de Duitse overheid alle uitbetalingen van verzekeringen in. Daardoor moesten Joden zelf betalen voor het herstel van hun winkels. Velen konden dat niet betalen en moesten hun bezit verkopen.
Naar aanleiding van de Kristallnacht moeten Joden in Duitsland ook nog 25 procent van hun vermogen inleveren als “boete” voor de Kristallnacht. Ook werd de kloof tussen Joden en niet-Joden groter, doordat niet-Joden te bang waren om in te grijpen.
Dit resulteerde alleen maar in meer geweld en meer wetgeving. Eind 1938 mochten Joodse kinderen ook niet meer naar Duitse scholen. De laatste Joodse studenten werden van de universiteiten getrapt.
Ondertussen werden Joodse eigenaren verplicht om hun winkels en warenhuizen voor enorm lage bedragen aan “Ariërs” te verkopen. Hiermee was de economische isolatie zo goed als compleet. Daarnaast mochten Joden ook geen rijbewijs meer hebben, en dus geen auto meer rijden.
De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 zorgt ervoor dat een steeds grotere Joodse bevolking onder Duits bewind valt. In Polen worden getto’s opgericht om de Joodse bevolking in één keer af te sluiten.
Het Duitse leger wordt ook ingezet, en gedurende de oorlog plegen de speciale “Einsatzgruppen” een massamoord door heel Oost-Europa, soms tienduizenden mensen op één dag.
Hoewel de Duitse Joden stukje bij beetje werden uitgesloten, gebeurt dat in de bezette gebieden in zeer korte tijd. De Duitse bezetters zijn hierover mentaal voorbereid, maar de bezette gebieden vanzelfsprekend niet. In de bezette gebieden is het contrast dus sterker.
In de bezette gebieden worden ook werkkampen opgericht voor de geïsoleerde Joodse bevolking. Hoewel dit nog geen vernietigingskampen zijn, worden de Joden daar in feite wel doodgewerkt. Over de details komt weinig naar buiten, maar dat er íets gebeurt is algemeen bekend.
In september 1941 wordt er voor het eerst geëxperimenteerd met chemisch gas om oorlogsgevangenen massaal te executeren in Auschwitz, dat op dat moment nog een gevangenen- en werkkamp is.
Eind september 1941 wordt het bevel gegeven om de Duitse Joden, die op dat moment grotendeels niet in concentratiekampen leven, te deporteren naar Oost-Europa. Daar worden de zogenaamde “Reichsjuden” in de bestaande getto’s geplaatst.
Maar er is in de getto’s te weinig ruimte. Als “oplossing” worden de gettobewoners “geliquideerd”. De bestaande bevolking van Oost-Europese Joden wordt weggevoerd en vaak geëxecuteerd, zoals in Minsk. De gettobewoners in Lodz worden vermoord in Chelmno, een eerste vernietigingskamp.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van jarenlange dehumanisering, het isoleren van de Joodse bevolking, en het creëren van een antisemitische hiërarchie in Duitsland. Joodse mensenlevens zijn voor Duitsland niets meer waard, dus om “plaats te maken” zijn ze bereid tot massamoord.
Daarnaast was de actie ook geïmproviseerd. Hitler gaf een onmogelijk bevel, en zijn volgelingen moesten het maar waarmaken. Het resultaat was een gebrek aan eten, hygiëne en huisvesting. Dat maakte voor de nazi’s alleen niet uit.
Maar het is belangrijk om te weten dat al de ontbrekende faciliteiten niet zozeer het doel waren, maar een gevolg van de dehumanisering en een compleet gebrek aan verantwoordelijkheid bij de nazi’s die hier de baas waren.
De bewoners van de overvolle getto’s konden echter niet “geliquideerd” worden door soldaten die naar het front moesten. Ook werden er soldaten ziek van het plegen van zoveel moorden. Daarin verdienen ze van ons geen medelijden, maar het was voor de nazi’s reden om alternatieven te zoeken.
Het resultaat was de Wannseeconferentie van 10 januari 1942, waar een “eindoplossing voor het Jodenvraagstuk” moest worden bedacht. Ook dit ging meer over de korte termijn: de getto’s waren vol, hoe zou er “plaats gemaakt” kunnen worden?
Dit ging ook over andere zaken. De Joodse bevolking gebruikte volgens de nazi’s te veel voedsel (ook al werden ze uitgehongerd) en te veel transportcapaciteit, die voor de oorlog bestemd waren. Tijdens de Wannseeconferentie werd besloten tot het massaal vermoorden van Joden.
Zoals gezegd was men hiermee al begonnen in Chelmno en Lodz, al werd daar “geïmproviseerd”. Die “experimenten” werden op dat moment gestandaardiseerd en geïnstitutionaliseerd. Vanaf de Wannseeconferentie werd de uitroeiing van het Joodse volk beleid.
Vanaf dat moment kwam er een georganiseerd systeem van vernietigingskampen, waardoor de getto’s, concentratiekampen en werkkampen één voor één werden geliquideerd. Dit gebeurde onder meer in Auschwitz, Treblinka, Chelmno, Sobibor, Belzec en Majdanek.
In juli 1942 begon ook de deportatie van de Nederlandse Joden naar Oost-Europa, waar een groot deel vermoord zou worden: het hoogste percentage van heel West-Europa. Dit mede door de mate waarin de gezagsgetrouwe politie met de bezetter samenwerkte.
Gedurende 1942 en 1943 worden zo langzaam alle getto’s en concentratiekampen geliquideerd. In 1944 wordt Hongarije door Duitsland binnengevallen, uit angst dat ze kant kiezen voor het aanstormende Rode Leger. De Hongaarse Joden worden ook gedeporteerd.
Ook al zaten er “praktische” redenen achter de Holocaust, dat betekent niet dat de Holocaust “puur pragmatisch” was. Alleen door het extreme antisemitisme van de nazi’s kon men uiteindelijk komen tot een rekensom waarin mensenlevens niets waard zijn.
De vraag of de Holocaust een vooropgezet plan was, heeft geen makkelijk antwoord. Stellen dat de hele Holocaust puur geïmproviseerd werd, doet af aan het antisemitisme van de nazi’s. Maar er kan wel gesteld worden dat de Holocaust in stapjes gebeurde, zonder gedetailleerd plan.
Uiteindelijk werden de concentratiekampen in 1944 en 1945 langzaam bevrijd, maar daarmee was de vervolging natuurlijk niet klaar. Antisemitisme was niet opeens verdwenen, en de Joden kregen niet opeens hun bezittingen terug.
De les die ik recent heb geleerd over de Shoah is dat die niet opeens verscheen in 1933, toen de nazi’s aan de macht kwamen. De vernietiging van 1942-1945 was het directe gevolg van de situatie die de nazi’s hadden gecreëerd.
Elke stap rechtvaardigde de volgende stap, elke keer werden de Joden meer uitgeknepen, totdat het voor de regering acceptabel was om mensen massaal te vermoorden vanwege “ruimtegebrek in de opvang”. Of zoals onze regering het noemt: “streng en sober beleid”.
Want dit pad zijn wij ook al opgelopen. Er zijn nu al plekken waar vluchtelingen te maken krijgen met illegaal geweld, en daar is geen enkele bewindspersoon op afgerekend. Het gebrek aan verantwoordelijkheid wordt nu al gekweekt.
De opvang wordt steeds soberder, de mensen worden steeds meer uitgeknepen. Tot het opeens acceptabel is om hen in een kamp te stoppen in Oeganda of Albanië, compleet buiten ons zicht. En wat als die kampen straks te vol zitten?
De oplossing is niet steeds soberder beleid. Als je niet geeft om mensenlevens, dan kan je het beleid eeuwig soberder maken. Maar dat kan alleen maar leiden tot dood en vernietiging. Die kant kunnen we niet op. Dat zijn we aan de wereld en aan onszelf verplicht.
En als we dan 5.566 kinderen in de noodopvang zien zitten, in slechte sanitaire en hygiënische omstandigheden, zonder vaccinaties, opgehokt… Hoe kunnen we dan niet zien dat we het pad van de dood opgaan?
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)