De nieuwe tempel
Het downloaden van overheidstaken naar onderliggende publieke instellingen is een beproefde bezuinigingsstrategie. De overheveling van het vastgoed – lees financiële activa, verplichtingen en risico – bracht naast het faciliteren van onderwijs en onderzoek een derde strategische pijler met zich mee: een zogenoemde “commerciële vastgoedstrategie”. Omdat het vastgoed verouderd was en de rijksbijdrage afnam werden er al snel diverse nieuwbouwplannen opgetekend in samenspraak met een reeks externe adviseurs en financiers. Een megalomane schuldgedreven nieuwbouwoperatie was het gevolg. Sindsdien zijn er managementtechnologieën ingevoerd om de kosten inzichtelijk te maken, het kredietplafond vast te stellen en de voltooiing en afbetaling van het nieuwbouwproject te realiseren: het corporate governance model; het budgetallocatiemodel; de key performance indicators (KPIs) die de cash flows en een reeks andere financiële variabelen inzichtelijk moeten maken voor de manager, bankier en accountant zijn allemaal in het kielzog van de vastgoedoverdracht ingevoerd. Gevolg is dat academici tegenwoordig meer en meer tijd spenderen aan het verantwoorden van hun werkzaamheden volgens de spreadsheets en ratio’s van de managers. Of het daadwerkelijk iets oplevert valt te betwijfelen – vreemd genoeg laat de onophoudelijke evaluatie zichzelf niet evalueren. Binnen de nieuwe tempel draait alles om rendement. Middels technologieën die het onmeetbare meetbaar (!) menen te maken dient iedere faculteit en afdeling zichzelf als profit center te bedruipen. Zo is budgetallocatie voor onderwijs gebaseerd op studentenaantallen, studiepunten en behaalde diploma’s. De studenteninstroom kan echter behoorlijk variëren, iets wat het voorspellen van de instroom beperkt. Het budgetallocatiemodel is echter zo opgezet dat een tijdelijke studentenafname al snel leidt tot een permanente verschraling van het onderwijsaanbod. Zodoende is een kortetermijnvisie, typerend voor het Angelsaksische marktdenken, ook leidend binnen de tempel. Ook het vermarkten van onderzoek – “valorisatie” – leidt ertoe dat onderzoeksrichtingen die niet interessant zijn voor het bedrijfsleven een langzame dood tegemoet gaan. Iedere onderzoeker dient als entrepreneur in oneindige competitie op zoek te gaan naar externe financiering. Dat het bedrijfsleven liever investeert in onderzoek dat de winstgevendheid versterkt is evident. Maar het afstoten van niet rendabele disciplines zit ook ingebakken in de neo-liberale denkwijze en meetkunde.
Rijer Hendrikse in De nieuwe tempel (Newuni)