“De onmisbaren” van Ron Meyer blinkt uit in vaagheid
In plaats van concrete antwoorden te bieden komt hij met een wollige utopie die hij “heem” noemt. “Heem” is een dialectwoord voor “thuis”, legt Meyer uit, maar het is “geen zoetsappige nostalgie”. Het is “waar we vandaan komen, hoe we eruitzien of wat we eten”. Het is “waar niemand vergeten wordt” en soms ook carnaval. Meyer wil “krauw” (aso’s) omarmen als geuzennaam en door de “pratsj” (modder) moedig voorwaarts gaan naar dat veelbezongen heem. Dat lijkt allemaal verdacht veel op identiteitspolitiek en ‘lifestylelinks’. Maar dergelijke kwalificaties bewaart Meyer voor anderen. Wie Zwarte Piet wil afschaffen, pakt volgens hem een traditie af van mensen die al zoveel verloren hebben. Klimaatactivisten zet hij weg als types die de energierekening van arbeiders willen verhogen “om pinguïns te redden”. In plaats van te pleiten voor een bundeling van linkse activisten in vakbond en sociale bewegingen, sluit Meyer zijn boek af met een brief aan zijn vriend Martijn. Die behoort als eigenaar van een financieel adviesbureau bepaald niet tot de arbeidersklasse, maar wordt verwelkomd als medestrijder, want: “In ons hart willen we hetzelfde: een gemeenschap van mensen die het voor elkaar opnemen”. Hier zal de heersende klasse geen moment wakker van liggen.
Angela Ettema in De onmisbaren blinkt uit in vaagheid (socialisme.nu)
“Heem”. Ik krijg een unheimisch gevoel bij dergelijk creatief taalgebruik, vooral in een politieke context. Het komt me vagelijk bekend voor en ik hoef ook niet lang te zoeken: Front en Heem was de naam van het blad van de Nederlandsche vrijwilligers in de Waffen-SS.