De positie van “asielzoekers” en hun strijd in de structuur van moderne samenlevingen
De afgelopen elf maanden, tot februari 2013, hebben we door heel Duitsland een sterke protestgolf van vluchtelingen gezien. Deze protesten duren nog steeds voort en hebben aanzienlijke resultaten geboekt. De beweging heeft een nieuwe manier van organiseren benut, namelijk een van onderop, iets dat nauwelijks een precedent kent in de sociaal-politieke sfeer van Duitsland van de afgelopen twee, drie decennia en voorbij de muren reikt die vluchtelingen en de samenleving van elkaar scheiden. Dat had daarmee een grote impact op het publiek en op activistische groepen. De nieuwe golf van vluchtelingenprotesten wordt geconfronteerd met een groot aantal uitdagingen, heeft ondanks haar belangrijke overwinningen een aantal fouten gemaakt en is in sommige gevallen van haar doel afgeweken. Door een kritische blik op de ingeslagen weg kan de beweging voorbij zijn huidige beperkingen treden en een effectievere en prominentere rol spelen in de politieke arena van Duitsland. Door kwalitatieve en kwantitatieve groei kan de beweging voorbij Duitsland reiken en protestbewegingen in andere landen stimuleren, een proces dat protestacties in Nederland en Oostenrijk al heeft weten te inspireren.
Dit is een vertaling van een artikel van de Iraanse vluchteling Ashkan Khorasani, die in Duitsland actief is. Net als in Nederland is ook bij onze oosterburen de afgelopen anderhalf jaar een nieuwe golf van vluchtelingenprotest opgekomen. Vertaler André Robben heeft gebruik gemaakt van een Engelse vertaling van het Farsi-origineel. De auteur beargumenteert dat het migratiebeleid niet in de eerste plaats bepaald wordt door racisme, maar veeleer door wat Doorbraak de kapitalistische “bevolkingspolitiek” noemt. |
Ongeacht hoe de resultaten van de beweging worden geanalyseerd, een kwestie die ik later zal bespreken in een ander artikel, zal ik hier mijn analyse van de positie van “asielzoekers” in de samenleving uiteenzetten. Die nieuwe analyse is verkregen door observaties, ervaringen, gesprekken, interacties en uitdagingen waar ik een onderdeel van uitmaakte of direct in betrokken was gedurende de laatste maanden.
Laten we beginnen met een simpele vraag: wie wordt beschreven als “asielzoeker” en wat is de positie die aan een persoon met deze titel wordt toegekend? Het eerste deel van deze vraag kan meteen beantwoord worden: het fenomeen van asiel is een product van de verplichte migraties als gevolg van de sociale, economische en politieke omstandigheden in het land van herkomst van de migrant, omstandigheden die allen het onvermijdelijke gevolg zijn van het dominerende hedendaagse kapitalisme. De tweede vraag, namelijk wat de positie is die “asielzoekers” krijgen opgelegd in het land van bestemming, is daarentegen moeilijk te beantwoorden. Ten eerste moeten we vaststellen dat “asielzoeker” een denigrerende betekenis heeft in Europese talen (en wellicht ook in andere talen, waaronder Farsi). “Asielzoekers” zijn zij die asiel “zoeken”. Maar bovenal is deze titel een brandmerk, een logo, dat de positie van iemand bepaalt in de interne hiërarchie van een samenleving. Dus om “de asielzoeker” te begrijpen moet ook de positie van “de asielzoeker” binnen de samenleving begrepen worden. Natuurlijk is het de gebruikelijke aanpak van het systeem ten opzichte van “asielzoekers” om hen te marginaliseren en de realiteit van hun situatie in de media te verdoezelen. Deze aanpak leidt tot een publiek gebrek aan informatie en bewustzijn ten opzichte van de situatie van vluchtelingen, hoewel nog belangrijker is dat de positie van “asielzoekers” onbekend is en in zijn aard niet herkend wordt.
1. Waar is “de asielzoeker” gepositioneerd binnen de structuur van de samenleving?
Het antwoord maakt duidelijk, gezien het feit dat binnen de kapitalistische samenleving de positie van een persoon wordt vastgelegd op basis van de sociale verdeling van arbeid binnen het economische systeem, dat de vluchteling als een persoon die niet deel mag nemen in de cycli van productie en reproductie geen enkele positie heeft in de samenleving, aangezien hij of zij geen nuttige economische functie heeft. Daarom leven vluchtelingen buiten de samenleving, dat wil zeggen: in de zogenaamde marges ervan (vandaar dat vluchtelingen vanuit een economisch georiënteerd perspectief worden opgevat als parasieten). Natuurlijk betekent het leven buiten de samenleving niet dat ze letterlijk fysiek buiten de samenleving bestaan. Zelfs dieren leven in een omgeving binnen de menselijke samenleving (en ze worden in Duitsland beschermd door strenge wetten die dieren meer waarborgen bieden dan de bescherming waar vluchtelingen aanspraak op kunnen maken). Het leven van “de asielzoeker” buiten de samenleving betekent dat hij of zij niet de middelen heeft om zijn of haar eigen omstandigheden en sociale bestemming te beïnvloeden (gelijk aan de situatie van een opgesloten dier in een dierentuin die zijn levensomstandigheden niet kan bepalen). De situatie van een vluchteling verschilt ook van een werkloze, aangezien de werkloze mogelijk vroeg of laat een baan kan vinden.
Het aan de vluchteling opgelegde leven buiten de maatschappij is hoofdzakelijk gegarandeerd door de twee armen van het kapitalistische systeem, de overheidsregels en de politie aan de ene kant en gelijktijdig de nationalistische en racistische mechanismen (waar vaak uitvoering aan wordt gegeven door de sociaal-economische onderklasse van het land van bestemming) aan de andere kant. Samen resulteren ze in het isoleren van vluchtelingen van alle aspecten van het sociale, politieke, culturele en economische leven. In werkelijkheid is dit lot een onvermijdelijke consequentie van de kapitalistische structuur en is dit een symbool van haar dodelijke wanorde; het lijkt op de overblijfselen van de non-stop werking van de kapitalistische machinerie. Vanuit het oogpunt van de bewakers van het systeem moeten de vluchtelingen verwijderd worden met “de minste schade aan het systeem”. Ze moeten verscholen en begraven worden in de buitenranden en marges van de steden, met de mogelijkheid van het behouden van zijn gerecyclede materiaal ten behoeve van reproductie van het systeem. Wanneer we het gezicht van de vluchtelingen van nabij bekijken, dan zien we de voetsporen van het imperialisme. Dat gezicht moet om die reden herschapen worden en tot dan moet het hoofd dat dit gezicht draagt onder water gehouden worden. Vluchtelingenkampen zijn plekken waar verschillende onderdelen van dit proces plaatsvinden: isolatie, het hoofd onder water houden en het herscheppen van de gezichten. Het hoge aantal zelfmoorden per jaar onder vluchtelingen is een duidelijk en bitter bewijs voor deze stelling.
Natuurlijk is er altijd een veiligheidsklep genaamd deportatie, om te garanderen dat het aantal binnenkomende en uitgaande vluchtelingen de juiste verhouding heeft en ook om ervoor te zorgen dat ongezonde en onbruikbare gevallen terug worden gebracht naar hun landen van herkomst. Het triomferende kapitalisme heeft echter zulke verschrikkelijke en ondraaglijke brandhaarden gecreëerd in de landen aan de periferie, buiten de grenzen van “de veilige landen”, dat elk jaar velen besluiten om te vluchten en zich te bewegen naar de grenzen van “de veilige landen”. Het overschrijden van die grenzen staat gelijk aan het betreden van kampen en gevangenissen. Velen van hen die in wanhoop vluchten, verliezen hun leven terwijl ze Europa, Australië of de VS proberen te bereiken (dit gebeurt terwijl technologie als satelliet-volgsystemen en privélegers, zoals Frontex (1) in Europa, worden gebruikt om de grenzen te bewaken en hen die deze grenzen proberen te doorkruisen tegen te houden).
Wat wij in de praktijk zien, is het project van het “demoniseren” van vluchtelingen. Zij zijn de demonen die land-, zee- of luchtgrenzen hebben doorkruist, vervolgens de grenzen binnen landen doorkruisen en meer en meer onzichtbaar gemaakt moeten worden, zo spookachtig dat de politieke boodschap en problematiek die ze met zich mee dragen niet overgebracht kan worden naar de publieke ruimte. Het leven in de limbo van opvangkampen is als een hamer die de ruwe rand van het karakter van de vluchtelingen glad moet slaan (het toezichts- en bestraffingssysteem). Daarna worden er filters geplaatst om de gelukkigen te detecteren, zij die het systeem het beste kunnen dienen en daarin kunnen integreren. Uiteindelijk zullen zij die deze filters passeren, worden ingezet als goedkope arbeidskrachten, de huidige toevoer die noodzakelijk is voor het onderhoud van de economie van de landen in de metropool (zelfs sommige “ontwikkelingslanden”, zoals in de Golf-regio, hebben goedkope en onderdanige arbeidskrachten nodig om hun economische groei aan te drijven). De massa van vluchtelingen die leven in verblijfs- en bestaansonzekerheid, kunnen ook gezien worden als de reserve-arbeidskrachten die te zijner tijd, afhankelijk van de vraag van de markt en het niveau van arbeidersstrijd (waarbij we moeten letten op het feit dat nationale en sociale verschillen gebruikt worden als gereedschappen om verdeeldheid te zaaien onder arbeiders), de markt zullen betreden. Sterker nog, de vluchtelingen die leven in onzekerheid in de limbo van het opvangkamp staan klaar om welke baan dan ook aan te nemen en zullen zo de goedkoopste arbeidskrachten vormen. Het is zelfs zo dat, indien nodig, kleine aanpassingen in het systeem eenvoudig aangebracht kunnen worden, zodat vluchtelingen gerekruteerd kunnen worden voor tijdelijke of “geïllegaliseerde” arbeidsplekken. Natuurlijk kunnen ze daarna te allen tijde teruggestuurd worden naar hun kampen of zelfs naar hun landen van herkomst.
Echter, ondanks alle mogelijkheden en verbindingen die de vluchteling op weg naar zijn of haar toekomstig leven verbindt met “de arbeidersklasse”, en ondanks dat ze beiden behoren tot de onderste sociale klassen, moet het concept van “de asielzoeker” toch onderscheiden worden van “de arbeidersklasse”. Vluchtelingen behoren tot de verborgen lagen van de maatschappij (in traditionele classificaties) en de term “onderklasse” is meer van toepassing bij het beschrijven van hun positie. Daarom is het concept van “asielzoekers” enigszins vergelijkbaar met “de marges van de samenleving”: de mensen die door de verplichtingen van de “burger/non-burger”-dichotomie (2) buiten het formele territorium van de op “burger(schap)” gebaseerde samenleving geworpen worden en al hun inspanningen om erkenning te verkrijgen voortdurend geweigerd en onderdrukt zien door zowel de samenleving als de overheid. Wellicht kan een voorbeeld dit verschil verduidelijken: terwijl de georganiseerde sectie van de arbeidersklasse strijd levert om arbeidsomstandigheden te verbeteren en lonen te verhogen, dat wil zeggen: het tarief waartegen hun arbeid wordt verkocht, moet de “non-burger”-vluchteling streven naar toestemming om überhaupt betaald werk te mogen verrichten.
De hedendaagse overheden en samenlevingen hebben de “burger/non-burger”-dichotomie in zoverre geïnternaliseerd dat “de non-burgers” niets kunnen doen, behalve streven naar burgerschap, indien ze buiten hun gemarginaliseerde omstandigheden willen stappen, wat hen ertoe verplicht om zich te integreren in de logica van het systeem. In elk geval bevordert de overgang van non-burger naar burger of naar welke andere “veilige” status het idee van een tweederangs burgerschap. Echter, onze inspanningen moeten zich in principe richten op het opbouwen van een samenleving die deze dichotomie niet erkent. Het creëren van zo’n samenleving vereist het creëren van een alternatief.(3)
2. Is de systematische discriminatie van vluchtelingen het resultaat van racisme?
Individuen, groepen en gemeenschappen die streven naar en strijden voor het verbeteren van de omstandigheden van vluchtelingen beschouwen hun strijd vaak als een strijd tegen racisme. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de analyse van veel activisten die deel uitmaakten van de beweging die de afgelopen elf maanden actief is geweest. Deze personen en groepen (sommigen van hen zijn al lang betrokken bij het verdedigen van de rechten van vluchtelingen en de strijd tegen racisme) geloven dat het overheidsbeleid met betrekking tot het leven van vluchtelingen een cultureel restant vormt van het tijdperk van witte Europese kolonisatie en de periode van fascistische heerschappij. Echter, wij zijn in een tijdperk aangekomen waarin de voortdurende economische crisis en de groei van radicale potentie binnen de arbeidersklasse samengaat met het verschijnen van nieuwe vormen van racisme: de groei van neo-fascistische ideeën en gedragingen van de kant van rechts-populistische fracties van de staat. Door het aanvallen van personen die worden beschouwd als “buitenlanders”, linksen en degenen die in beide categorieën passen, proberen die stromingen de echte redenen van de crisis te verbergen en willen ze tegelijkertijd voorkomen dat zich een radicaal alternatief kan ontwikkelen. In principe moet elke poging om racisme te bestrijden ondersteund worden. Maar het idee dat de vluchtelingenstrijd in essentie een anti-racistische strijd is, kan ik niet onderschrijven. Hieronder zal ik uitleggen waarom ik dat vind.
2.1 Overlap ja, integratie nee
Racisme en de onderdrukking die daaruit volgt, is zo oud als menselijke samenlevingen zelf. Het doet zich in verschillende vormen en in verschillende politieke en culturele arena’s voor. De houding van Iraniërs ten opzichte van Arabieren en Afghanen moet bijvoorbeeld ter discussie worden gesteld binnen de eigen specifieke geopolitieke context, terwijl de claim van de superioriteit van witte Europeanen ten opzichte van “mensen van kleur” (4) ook zijn eigen specifieke context heeft. Ongetwijfeld kan racisme als een langdurig en volhardend fenomeen worden overgedragen door tijd en ruimte heen, maar wanneer we praten over racisme in moderne samenlevingen, dan moet onze aandacht zich richten op die aspecten van racisme die systematisch plaatsvinden en ge(re)produceerd worden vanuit de positie van macht binnen de maatschappij, ervan uitgaande dat de sociale en politieke context regressieve culturele racistische tendensen versterken en verder ontwikkelen. Overheersing door witten als een cultureel fenomeen is bijvoorbeeld sterk gerelateerd aan “eurocentristische” politiek. Uitgaande van de Europese historische en culturele overheersing worden de voordelen en rechten van Europeanen tot prioriteit gemaakt in verhouding tot andere landen, wat de basis legt voor de voortdurende invloed van (post)kolonialisme. Dat proces zien we in de manier van communicatie van westerse staten met andere naties. We kunnen zelfs de normen zien die zijn gebaseerd op politiek pragmatisme en die zijn gebouwd rondom “nationale voordelen”. Met andere woorden, wanneer de grote politieke en economische processen zijn gebaseerd op dominantie en ongelijkheid, dan zullen ze ook het culturele domein beïnvloeden en zichzelf laten zien in de vorm van racistische tendensen in de samenleving.
De nadruk op structureel en systematisch racisme in Europa en andere westerse landen betekent echter niet dat de culturele vormen van racisme in de samenleving en zelfs onder “mensen van kleur” minder belangrijk zijn. Sterker nog, de beide vormen van discriminatie zijn onderling verbonden, waarbij de structurele vorm een prominentere rol speelt. In elk geval, het resultaat van deze processen is dat zij die worden beschouwd als “buitenlanders” en “mensen van kleur”, enkel vanwege hun andere afkomst en “ongewone” uiterlijk het label “niet van hier” dragen. Dat etiket toont zichzelf ondanks alle sociale en wettelijke maatregelen en de zogenaamde tolerantie en het multiculturalisme. Het laat het verschil zien tussen hen die beschouwd worden als “de buitenlanders” aan de ene kant en “de oorspronkelijke bevolking” aan de andere kant, vooral tijdens moeilijke perioden als economische crisis.
Het “niet van hier”-fenomeen spreidt zich tot velen uit: de tweede en derde generatie migranten, de studenten en arbeiders van landen uit de periferie, “asielzoekers” in procedure en toegelaten “asielzoekers”, geïllegaliseerde arbeiders en anderen zonder papieren. Normaal gesproken is een “ongewone”, “niet van hier”-naam voldoende om problemen te krijgen bij het vinden van werk of woonruimte. Om die reden moeten in de strijd tegen systematisch racisme in Europa allen die getroffen worden door deze discriminatie deelnemen aan die strijd. Natuurlijk moeten “asielzoekers” (“non-burgers”) als behorend tot de “niet van hier”-mensen, die doelwit zijn van discriminatie, racistische aanvallen en neo-fascistische activiteiten, daar ook aan deelnemen. Maar dat betekent niet dat hun streven zich moet beperken tot de strijd tegen racisme (hoewel “asielzoekers”, vanwege hun instabiele en onveilige situatie en hun “non-burger”-status, makkelijk doelwit worden van racistische wetten). “Non-burgers” kunnen net als andere “niet van hier”-personen deel uitmaken van de anti-racistische beweging en hun eigen subjectiviteit binnen deze strijd bevorderen, maar we moeten in ons hoofd houden dat de hoofdreden waardoor de anti-racistische strijd succes zal hebben of zal falen, niet meteen de verhouding tussen burger en “non-burgers” zal veranderen.
2.2 De wetten zijn gebaseerd op kapitalisme, niet op racisme
De meeste activisten die zijn betrokken bij vluchtelingenkwesties geloven dat de huidige regelgeving die invloed heeft op het leven van vluchtelingen, zoals de “Lagerpflicht” (verplichting om in opvangkampen te verblijven), de “Residenzpflicht” (verplichting om binnen een bepaald gebied te leven) en de deportatiepolitiek, steeds is gebaseerd op racisme. Die visie heeft anti-racistische en anti-fascistische activisten ertoe gebracht om de voornaamste ondersteuners te zijn van de vluchtelingenbeweging. Ik vraag me af of deze kijk op de oorsprong van wetten en regels rondom vluchtelingen correct is en ook wat de theoretische basis is van het verband tussen de strijd van vluchtelingen en anti-racistische aspiraties.
Wetten die betrekking hebben op het leven van “asielzoekers”, zoals de “Lagerpflicht”, “Residenzpflicht” en de deportatiepolitiek vormen beleid dat enkel betrekking heeft op één groep in de samenleving. In die zin gaat het om discriminatie, maar het selecteren van een groep mensen en hen vervolgens isoleren heeft niet per se een racistische basis. Het punt is dat “asielzoekers” (“non-burgers”) niet alle “niet van hier”- personen omvatten, maar zij zijn wel degenen die de overheid heeft gestigmatiseerd en geëtiketteerd. Een voorzichtige visie op dit beleid zal laten zien dat dat in essentie niet is gerelateerd aan racisme (5). Een vergelijking zal dat verhelderen.
Alle discriminerende regelgeving tegen “asielzoekers” is van toepassing op afgewezen en nog in een procedure zittende vluchtelingen, uit Ethiopië, Somalië, Soedan, Irak, Ecuador, Koerdistan, Iran, Peru, enzovoorts, maar niet op vluchtelingen die inmiddels een asielstatus hebben gekregen, en ook niet op bijvoorbeeld buitenlandse studenten en de derde generatie migranten, die echter wel allemaal te maken hebben met het “niet van hier”- stigma en met racisme. Dat beleid wordt niet toegepast vanwege “ras” of nationaliteit, maar wanneer mensen zich in een “non-burger”-positie bevinden.
Ondanks de overduidelijk discriminerende aard ervan hebben de regels tot hoofddoel om “asielzoekers” in onzekerheid te houden, wat zijn eigen economische en politieke redenen en functies heeft. Toch zijn de meeste inspanningen van activistische groepen gericht op het racistische aspect van het beleid. Dat is enigszins jammer, omdat het betekent dat het heersende systeem zijn vitale mechanisme verbergt in een mystiek omhulsel, en daarmee de gebieden en activiteiten van zijn tegenstanders van tevoren bepaalt. Sterker nog, door zelf de nadruk op de culturele aspecten van racisme te leggen en de anti-racistische doelstelling te erkennen, probeert het systeem te verhullen waar het mee bezig is. Maar racistische regels en praktijken die de “niet van hier”-personen tot doelwit hebben en streven naar het creëren van “de ander”, “de buitenlander”, zijn onvermijdelijk verbonden met het kapitalisme. Daarom vormt racisme niet de sleutel tot het begrijpen en aanpakken van dit probleem.
3. Verandering van beleid is mogelijk, maar niet voldoende en een korte termijn-doel
De meeste inspanningen van activisten zijn gericht op het veranderen van beleid dat betrekking heeft op vluchtelingen. Deze trend is ook aanwezig in de vluchtelingenbeweging die zich de afgelopen maanden heeft gemanifesteerd (een groot deel van de inspanningen van activisten betreft het ondersteunen van vluchtelingen die in schrijnende omstandigheden verkeren en dringend hulp nodig hebben). Ondanks de waarde en het belang van die inspanningen, is elke verandering op het niveau van een politiek perspectief (dat voorbij humanitaire ondersteuning gaat) die de “burger/non-burger”-dichotomie niet verstoort, geen radicaal perspectief voor de vluchtelingenbeweging. Dat kan de ongelijkheid op zijn best van oud beleid overdragen naar nieuw beleid. Natuurlijk, naast alle andere inspanningen is de strijd tegen de deportatiepolitiek van groot belang, omdat het einde daarvan het “non-burger”-concept zal opheffen en de strijd daardoor zal verschuiven naar een lager niveau dan de “burger/non-burger”-dichotomie, met andere woorden: het verdedigen van het recht om te blijven (“verblijfsrecht”) heeft prioriteit bij het bepalen van de perspectieven voor de vluchtelingenbeweging.
Samenvatting en conclusie
Deze tekst is gebaseerd op mijn analyse van de positie van “asielzoekers” en hun strijd, en de manier waarop het systeem hen aanvalt. Die analyse is het resultaat van een betrokkenheid van elf maanden bij de vluchtelingenprotesten in Duitsland, de deelname aan groepsdiscussies en groepsbesluitvormingsprocessen die te maken hadden met praktische en theoretische uitdagingen, en het krijgen van adviezen en suggesties van personen binnen en buiten deze beweging. De eerste conclusie is dat anti-racistische en anti-fascistische groepen en activisten hun concept van anti-racisme moeten heroverwegen en wellicht moeten herzien en dat zij ook hun interactie met “asielzoekers” aan de hand daarvan moeten veranderen. Aan de andere kant moeten de onafhankelijke vluchtelingen ook hun eigen positie binnen de politieke sfeer van de samenleving herzien en herdefiniëren.
Opsluiting binnen de “burger/non-burger”-dichotomie en deportatie naar het land van herkomst (of naar “derde” EU-landen in de zin van het Dublin-verdrag) vormt de hoofdmoot van de problemen van “asielzoekers” en mensen zonder papieren (“non-burgers”) in Europa. Elk succes hierbij kan resulteren in echte veranderingen in het sociale positie van deze gemarginaliseerde personen. Daarom kan de zelforganisatie van “asielzoekers” en mensen zonder papieren die is gericht op het bestrijden van deportatie en op het verkrijgen van burgerschap (hoewel het dan een tweederangs burgerschap betreft) de hoofdlijnen omvatten waarbinnen de strijd vooruitgang kan boeken in de richting van een radicaal perspectief. De hoofd-actoren van deze strijd zijn de “non-burgers”, zij die geen recht hebben op burgerschap in een op burgerschap gebaseerde samenleving: “asielzoekers”, mensen zonder papieren en geïllegaliseerde arbeiders. Maar deze zelforganisatie valt nogal moeilijk op te zetten, gezien de diversiteit in talen in vluchtelingenopvangkampen, de grote afstanden tussen de kampen, de onveiligheid en zwakte die “asielzoekers” voelen vanwege de onzekere omstandigheden waarin ze verkeren, het onvoldoende spreken van de taal van het bestemmingsland, en de behoefte aan financiële, logistieke en media-ondersteuning. Daarom is de ondersteuning en medewerking noodzakelijk van activisten, groepen en individuen, die betrokken zijn bij het oplossen van problemen van vluchtelingen. Deze burgers moeten de zelfbeschikking van “non-burgers” en de principes van zelforganisatie respecteren. In deze context zal elke strijd tegen de “burger/non-burger”-dichotomie onderdeel zijn van het gevecht tegen de vervreemdende en discriminerende kapitalistische processen. Deze beweging zal het gevoel van zelfbeschikking aan “non-burgers” teruggeven en vormt een plek waar de strijd van “non-burgers” en ondersteunende groepen van burgers samenkomen tot een gezamenlijke strijd tegen het systeem.
Ashkan Khorasani
Noten
1. www.frontex.europa.eu en en.wikipedia.org/wiki/Frontex
2. In de Engelstalige versie van dit artikel wordt gesproken van “non-citizens”. Daarmee wordt bedoeld: “non-burgers”, zij die zijn uitgesloten van het burgerschap (noot van de vertaler).
3. Het realiseren van een alternatief is niet zo vergezocht als het wellicht lijkt. Een voorbeeld is de Zapatista-beweging in Mexico. In januari 1994 nam het Zapatista Leger van Nationale Bevrijding (EZLN) de provincie Chiapas in bezit en na jaren van strijd voor gelijke rechten van de gemarginaliseerde gemeenschappen van Mexico lanceerde men in Chiapas het “goed regeren”-plan, een gemeenschap buiten de “burger/non-burger”- dichotomie waar de voorheen gemarginaliseerde bevolking kon samenwerken in alle sectoren van economie, politiek en cultuur. Daar waarborgden de Raden van Goed Regeren (“Juntas de Buen Gobierno”) en de EZLN, die de grenzen van Chiapas bewaakte, de collectieve wil van de bevolking.
4. “Mensen van kleur” (“people of colour”) is oorspronkelijk overgewaaid vanuit de VS. De term doelt op personen die als “niet-wit” worden beschouwd door de post-koloniale witte status quo (noot van de vertaler).
5. Ongetwijfeld hebben veel vluchtelingenwetten historisch gezien een racistische achtergrond. De verplichting om binnen een bepaald gebied te blijven, de “Residenzplficht”, dateert bijvoorbeeld van ongeveer 120 jaar geleden, toen witte Duitsers in “Deutsch Togoland” (het hedendaagse Togo) een wet opstelden om de oorspronkelijke bewoners daar af te zonderen van de Duitsers. Schandalig genoeg wordt dezelfde regel met dezelfde naam toegepast op vluchtelingen in Duitsland. Maar als we deze wet goed bekijken, dan zien we dat die zich voorbij de zwart/wit-dichotomie heeft bewogen, want vandaag de dag is het ook van toepassing op Europese vluchtelingen, bijvoorbeeld uit Servië.
Een gedegen analyse. Waarin de conclusies die getrokken worden, wel eens meer impact op de te voeren (vluchtelingen)strijd kan gaan hebben, als wat velen vooralsnog (eventueel) beseffen.
Neem nu bijvoorbeeld eerst en vooral hoe het begrip “asielzoeker” omschreven wordt, welke betekenis dat begrip heeft. Gesteld wordt, dat doordat men “asiel” zoekt, ze (nog) buiten de maatschappij staan. Dat het daardoor “non burgers” zijn. Logisch volgend, vanuit dit mechanisme beziend (het creëren van “burgers en non burgers”), is dat na het “non burger” zijn, nadat men uitgeprocedeerd is geraakt, men “illegaal burger” wordt. Wat de overtreffende trap van het “non burger” zijn is. Mocht “illegaal” strafbaar worden, dan is dat zelfs een legale terminologie, want geïmplementeerd in de wetgeving, dusdanig dat “illegaal” daadwerkelijk gaat staan voor iets wat verboden is. Dus die overtreffende trap van “non burgers”, “illegale burgers”, kan vooruitlopend op de wetgeving omtrent strafbaar stellen daarvan alvast opgenomen worden in de opsomming van verschillende categorieën gecreëerde burgers door het systeem.
Verder ingaand op dat “non burger” zijn, wordt gesteld dat dit geen racistische overwegingen zijn, maar eerder inherent is aan het kapitalisme zelf, dus dat dit “zijn eigen economische en politieke redenen en functies heeft”, zoals gesteld. Want het gegeven “burgers – non burgers – illegale burgers” is voor het systeem zelf de legitieme verdediging en motivatie, om juist die verschillende categorieën te benoemen en hun beleid daarop af te stellen. Daarmee is dat dan (zoals Doorbraak het treffend noemt) kapitalistische “bevolkingspolitiek”.
De voorgestelde (vluchtelingen)strijd, voortvloeiend uit die gemaakte analyse, is dan ook “tegenstrijdig” aan hetgeen waar velen zich nu op (ik durf haast te stellen) “blindstaren”. Want vooralsnog staat in de (vluchtelingen)strijd voorop, om hen die in die “asielprocedure zitten dan wel uitgeprocedeerd zijn”, hun “burgerschap” dienen te verkrijgen. Waarmee, zoals gesteld wordt, verplichten we hen (de “asielzoekers”) ertoe om zich te integreren in de logica van het systeem. Dit burgerschap opeisen, wordt trouwens ook wel “het recht om recht te hebben” opeisen genoemd.
—
Een zijsprongetje makend, toont aan dat die kapitalistische “bevolkingspolitiek” echter al veel diepgaander geïmplementeerd is als wat Ashkan Khorasani stelt. Want ook de Universele verklaring van de rechten van de mens (UVRM) spelen een niet te veronachtzamen rol in deze gevoerde politiek. Maar velen, “aangevoerd” door zich noemende mensenrechtenorganisaties (o.a. Amnestie International) laten zich een zand in de ogen strooien, doordat gesteld wordt in die eis “het verkrijgen van dat burgerschap” veelal aangedragen wordt, dat de UVRM niet nageleefd worden. Doelend op het eerder genoemde “recht om recht te hebben” eisen.
Maar feitelijk worden de UVRM perfect nageleefd. Want het “recht” van art. 15 van die UVRM (“Art. 15: iedereen heeft het recht op een nationaliteit”) is geen recht maar een plicht. De praktijk laat dat dagelijks zien, want indien men geen “wettelijke” nationaliteit kan overleggen, kan men ook geen beroep doen op de overige “rechten” binnen die UVRM. Binnen de UVRM wordt daarmee dan ook niet over mensen gesproken, maar over burgers. Onderdanen behorende tot de een of andere staat. Waarmee het gemaakte onderscheid in “burgers – non burgers” (en tenslotte geeft dit ook het systeem de legitimatie mensen “illegaal” te verklaren) inherent is aan de UVRM.
De Nederlandse emeritus hoogleraar filosofie van de Universiteit Twente Hans Achterhuis, heeft omtrent specifiek dat gegeven binnen de UVRM in 2012 een lezing gehouden: “Mensenrechten: een utopie?”. De weerslag van die lezing is hier te vinden:
http://www.ru.nl/soeterbeeckprogramma/terugblik/terugblik-2012/terugblik-per/mensenrechten-utopie/info/tekst-lezing/
Deze lezing, deze bevindingen, vullen dan ook naadloos hetgeen de Iraanse vluchteling Ashkan Khorasani stelt in zijn artikel, aan.
—
De “tegenstrijdigheid” van de voorgestelde strijd uit zich in het gegeven, dat voorgesteld wordt dat de inspanningen zich in principe moeten richten in het opbouwen van een samenleving waarin geen sprake is van “burgers – non burgers” (en ook “geen mens is illegaal” volgt daaruit) . Gesteld wordt vervolgens dat “het creëren van zo’n samenleving het creëren van een alternatief vereist”.
Zou dit niet samen te vatten zijn met:
“In plaats van enkel een smeekschrift te presenteren aan hen die ons regeren, kunnen we beter bouwen aan een beweging die de kracht heeft haar eisen zelf te realiseren?”.
Het genoemde voorbeeld (3)* in de voetnoten van het artikel zelf is of kan daarbij een leidraad zijn.
Hoe dit praktisch te realiseren, is een proces dat niet uit de weg gegaan mag worden, willen we de te voeren (vluchtelingen)strijd op een ander niveau brengen. Willen we ons niet laten vangen in het door het systeem zelf uitgeworpen net en meegaan met die categorieën gecreëerde “burgers”. Willen we dus niet meegaan in die kapitalistische “bevolkingspolitiek”.
Zoals Ashkan Khorasani concludeert is het heroverwegen van het concept anti-racisme cruciaal. Maar het zelfbeschikkingsrecht dientengevolge daarvan teruggeven aan de “non burgers” (en “illegale burgers”) zelf, kan dat echter misschien niet beter de “zelfbepaling terug geven aan de “non burgers” (en “illegale burgers”)” genoemd worden? Want is zelfbeschikkingsrecht, in deze context benoemd, niet “alsnog” meegaan in hetgeen wat b.v. door de Verenigde naties gesteld wordt omtrent zelfbeschikkingsrecht? Houdt het daarmee gesteld niet “alsnog” het “bestaande” mee in stand? Is specifiek “zelfbeschikkingsrecht” in willen roepen niet contradictorisch aan het voordien gestelde door de schrijver, anders?
Zelfbepaling gaat er van uit, dat de eigen waarden en kwaliteiten, intrinsieke drijfveren en eigen keuzes gemaakt worden. Het zelfbeschikkingsrecht, door de schrijver bedoeld, neem ik aan, is een internationaal bepaald begrip dat volkeren van de hele wereld toelaat te bepalen onder welke soevereiniteit ze vallen. Soevereiniteit wordt gebruikt om aan te geven waar uiteindelijk het gezag vandaan komt (bijvoorbeeld: volkssoevereiniteit of godssoevereiniteit). Het is met andere woorden de legitimatiebron van het gezag zelf.
Uiteindelijk is het terug dominant op “onze” (radicale, revolutionaire) politieke agenda zetten van eigenwaarde daarin leidend. Die eigenwaarde, die voor “ons (burgers)” en “hun (non burgers)” uiteindelijk gelijklopend is, om juist die gezamenlijkheid te onderkennen. Want tenslotte zitten “we (als burgers)” ook gevangen in hetzelfde web, dat een wereldwijde uitbuiting, onderdrukking en uitsluiting (van het ecologisch systeem tenslotte. Ecologie in de ruimste zin van de betekenis beschouwend, waarin de mensheid een onderdeel is van dat ecologisch systeem) tot gevolg heeft. Terzijde: een “burger” (in al de hoedanigheden, “legale-, non- dan wel illegale burger”) is feitelijk al een denigreren van het/ons mens zijn.
***
(3)*: Het realiseren van een alternatief is niet zo vergezocht als het wellicht lijkt. Een voorbeeld is de Zapatista-beweging in Mexico. In januari 1994 nam het Zapatista Leger van Nationale Bevrijding (EZLN) de provincie Chiapas in bezit en na jaren van strijd voor gelijke rechten van de gemarginaliseerde gemeenschappen van Mexico lanceerde men in Chiapas het “goed regeren”-plan, een gemeenschap buiten de “burger/non-burger”- dichotomie waar de voorheen gemarginaliseerde bevolking kon samenwerken in alle sectoren van economie, politiek en cultuur. Daar waarborgden de Raden van Goed Regeren (“Juntas de Buen Gobierno”) en de EZLN, die de grenzen van Chiapas bewaakte, de collectieve wil van de bevolking.
Khorasani heeft een interessant artikel geschreven waarin hij zijn best doet om de begripsvorming en het politieke handelen omtrent ‘asielzoeker’ uit te leggen en wat de consequenties hiervan in de praktijk zijn. Toch vergeet Khorasani in het begin nadrukkelijk het onderscheid te noemen tussen formele en informele arbeidsprocessen. De economie van het kapitalistisch productiesysteem is hierop gebaseerd en maakt ook dat onderscheid. Ondanks de regelgeving wordt er nog steeds veel geinvesteerd en uitbesteedt in bijvoorbeeld de informele textielindustrie. Formeel (m.a.w. volgens de regels) mogen deze praktijken niet en kunnen ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ hierdoor worden gecriminaliserd. Toch heeft het overgrote gedeelte van de ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ geen keuze. Ondanks de repressie vinden ze hun weg en wordt er overleefd in het informele circuit (m.a.w. niet volgens de regels) van wonen en werken. Informele arbeidsprocessen zullen er altijd zijn en niet voor niks zijn ze vaak terug te vinden in ‘slums’ van de metropolen en het huishoudelijk werk de z.g.n. schaduwarbeidsprocessen.
Er wordt door Khorasani terecht een onderscheid gemaakt tussen het concept van “de asielzoeker” die verschilt van “de arbeidersklasse”. ‘Asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ behoren tot de verborgen lagen van de maatschappij en de term ‘onderklasse’ is meer van toepassing bij het beschrijven van hun positie. De ‘arbeidersklasse’ levert strijd om arbeidsomstandigheden volgens te regels te kunnen verbeteren en lonen te verhogen, dat wil zeggen: het tarief waartegen hun arbeid wordt verkocht en de ‘onderklasse’ kan dat volgens de regels niet. Khorasani stelt dat een groot gedeelte van de ‘asielzoekers’,’vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ wordt uitgesloten van de ‘arbeidersklasse’ en hierdoor wordt hun streven naar erkenning om überhaupt betaald werk te verrichten onmogelijk gemaakt. Het verschil met de ‘arbeidersklasse’ is dat deze ‘onderklasse’ arbeidskrachten zijn die rechteloos worden uitgebuit omdat ze geen rechtspositie hebben. We kunnen hier van een “onderklasse” spreken die lijkt op de positie van de proletariers in het begin van het kapitalistisch productiesysteem.
De anti-racistische beweging legt daarentegen de nadruk op ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ die doelwit zijn van discriminatie, racistische aanvallen en neo-fascistische activiteiten, Toch verklaart het nog steeds niet het onderscheid wat Khorasani terecht maakt tussen de ‘arbeidersklasse’ en ‘onderklasse’. “Alle discriminerende regelgeving tegen ‘asielzoekers’ is van toepassing op afgewezen en nog in een procedure zittende ‘vluchtelingen’, uit Ethiopië, Somalië, Soedan, Irak, Ecuador, Koerdistan, Iran, Peru, enzovoorts, maar niet op ‘vluchtelingen’ die inmiddels een asielstatus hebben gekregen, en ook niet op bijvoorbeeld buitenlandse studenten en de derde generatie migranten”, aldus .Khorasani. Het is niet alleen maar racisme maar vooral ook het kapitalistisch productiesysteem wat behoefte heeft aan een ‘arbeidsreservoir’ van rechtelozen.
De huidige strijd waarop de zelforganisaties van ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘arbeidsmigranten’ zich richten is het bestrijden van deportatie en het verkrijgen van rechten en dat is ook de richting van een radicaal perspectief, aldus Khorasanie. Maar om welke rechten gaat het als hij spreekt over de ‘onderklasse’. Het lijkt wel dat Khorasani een pleidooi houdt voor de rechtstaat en burgerschap en misschien is hij wel juridisch georienteerd. Maar ziet hij dan niet dat de wereldwijde migratie en vluchtbewegingen, als deel van de onderklasse, een radicaal perspectief van onderaf ontwikkelen die de rechtstaten in hun huidige vorm omverwerpen? Voor mij is er een revolution van expectations gaande waarin verschillende varianten mogelijk zijn. Toch is het wel heel onwaarschijnlijk dat de Zapatista-beweging een inspiratie kan zijn.
Hi
at first we wanted to say thanks to our comrades for translating and publishing this essay.
unfortunately we could not translate these comments to English, so we ask if its possible, for having an understanding concerning these comments, having english version of them.
Solidarity
The Action circle of independent non-citizen struggle