De versteviging van rechtse macht
De plannen van het kabinet Schoof zijn een direct gevaar voor de democratie. De coalitie breekt de middelen af waarmee ze ter verantwoording geroepen kan worden. In dit artikel leg ik uit hoe. En dat gaat verder dan een noodwet.
Te beginnen met een van de grootste gevaren: de wijziging van de Kieswet. Het kabinet wil veranderen hoe de Tweede Kamer wordt verkozen: van een representatief stelsel (zoals we dat nu hebben) naar een gemengd districtenstelsel, naast een landelijke lijst.
In ons huidige systeem is elke stem evenveel waard. Een percentage van de stemmen in de verkiezingen vertaalt direct naar een percentage stemmen in het parlement. In een districtenstelsel wordt alleen per district gekeken, waardoor je dus een andere uitkomst krijgt.
Hoe dit precies uitwerkt, hangt af van hoe het districtenstelsel wordt vormgegeven. Het idee kwam oorspronkelijk uit de koker van Pieter Omtzigt en NSC. Hun voorstel probeert een bepaalde evenredige vertegenwoordiging te behouden door te corrigeren via een landelijke lijst.
Zelfs al is NSC serieus over dat beginsel, het lijkt erop dat Pieter Omtzigt zijn gezag binnen de coalitie kwijt is. Zijn partij staat op groot verlies in de peilingen, dus het is maar de vraag of hij serieus wordt genomen.
De risico’s van een districtenstelsel zijn groot. In landen als het VK, de VS en Frankrijk zien we dat districtenstelsels leiden tot een aantal kunstmatig grote partijen. Ook tellen in districtenstelsels plattelandsstemmen vaak meer mee dan stemmen van mensen in steden.
Wie naar een verkiezingskaart kijkt in 2023, ziet dat de PVV in het merendeel van de gemeenten de grootste is geworden, terwijl ze minder dan een kwart van de stemmen hebben gehaald. Dit zie je ook in eerdere verkiezingen: de winnaar lijkt geografisch veel groter dan procentueel.
Bovendien kan in een districtenstelsel veel macht worden uitgeoefend door het uittekenen van kiesdistricten. In de VS heet dit “gerrymandering”, waarbij je kiesdistricten tekent om je eigen winst te vergroten. De vraag is dus: wie tekent die districten?
Eén kiesdistrict per provincie is ook geen oplossing. In Zeeland wonen 383.032 mensen, in Zuid-Holland 3.709.000. Dus óf Zeeland krijgt kunstmatig meer vertegenwoordiging, of Zuid-Holland krijgt tien keer meer vertegenwoordigers. Gaan mensen in de provincie zich dan gehoord voelen?
Dit alles vereist niet eens een wijziging van de Grondwet. Die stelt slechts beperkte eisen aan het kiesstelsel, waarbij de details zijn uitgewerkt in de Kieswet. Dus deze coalitie kan het kiessysteem nog aanpassen vóór de volgende verkiezingen.
En de gevolgen daarvan kunnen gigantisch zijn, zoals dit filmpje aantoont. In het VK leidt een extreem districtenstelsel ervoor dat het merendeel van de stemmen in het land niet gehoord worden of geen enkele uitwerking hebben.
Een vinger op de schaal van verkiezingen leggen is een directe manier om als regering minder verantwoording af te hoeven leggen, zeker als het kiessysteem wordt aangepast in het voordeel van de zittende coalitie. Zo blijft Orbán aan de macht in Hongarije.
Een tweede fundamentele aanpassing is het invoeren van een constitutioneel hof om wetten aan de Grondwet te toetsen. Dit is in principe geen slecht idee. Artikel 120 van de Grondwet maakt het onmogelijk om wetten aan de Grondwet te toetsen, dus er ontbreekt een controle.
Het probleem is een apart constitutioneel hof. Op dit moment is het hoogste gerechtelijke orgaan (buiten bestuurszaken) de Hoge Raad. Als artikel 120 wordt geschrapt, zou dat ook de hoogste rechter worden in grondwettelijke zaken.
Maar de Hoge Raad heeft een strenge wettelijke benoemingsprocedure, waarin de Hoge Raad zelf veel invloed heeft op wie als raadsheer wordt benoemd. Als de regering een nieuw constitutioneel hof opzet, kan die een eigen benoemingsprocedure krijgen, met meer regeringsinvloed.
In Turkije is er al veel strijd tussen verschillende judiciële organen, tussen aanhangers van president Erdogan en het Grondwettelijk Hof. Erdogan probeert hier juist meer invloed te hebben op gerechtelijke benoemingen om zijn macht te verstevigen.
Ook wil de regering duidelijk inperken welke grondrechten toetsbaar zijn. In het regeerprogramma gaat het alleen om “klassieke grondrechtsbepalingen”. Dat zijn rechten als de vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid, waarbij de overheid zich terughoudend moet opstellen.
De grondwet bevat ook sociale grondrechten, zoals het recht op onderwijs, het recht op zorg en het recht op wonen. Het is geen wonder dat een (extreem)rechtse regering die rechten van burgers juist wil inperken.
Aan de andere kant is het eigendomsrecht wel een klassiek grondrecht. Dus het kan best zijn dat een grondwettelijk hof zich juist heel beschermend uitlaat naar particulier eigendom. Bijvoorbeeld bij onteigening in klimaat- en stikstofzaken.
Anderzijds kan een gerechtshof dat is benoemd door een extreem-rechtse regering ook zorgen dat schendingen van grondrechten niet als zodanig worden beoordeeld. Een politiek gestuurde rechtspraak is extreem schadelijk voor de kwaliteit en de inhoud van die rechtspraak.
Dat komt bovenop de problemen die we al hebben met gerechtelijke onafhankelijkheid. In Nederland worden rechters benoemd bij Koninklijk Besluit, dus door de regering. Tot nu toe is daar nog weinig misbruik van gemaakt, maar dat kan een regering zo doen.
Wie zich tegen deze veranderingen wil verzetten door te demonstreren, ziet hun mogelijkheden ook uitgekleed. Allereerst wordt het demonstratierecht geschaard onder het kopje “nationale veiligheid”, wat al laat zien hoe deze regering naar dit fundamentele recht kijkt.
Ten overvloede merk ik op dat het demonstratierecht fundamenteel is, omdat het een van de weinige manieren is waarop mensen zonder institutionele representatie hun stem kunnen laten horen om verandering teweeg te brengen. Het is een van de democratische controles.
Een regering zou geen problemen moeten hebben met demonstraties en tegenspraak moeten aanvaarden. Maar deze coalitie wordt geleid door Geert Wilders, die demonstraties tegen hemzelf ziet als “anti-democratisch“. Voor hem is het een irritatie.
Maar ook de VVD is (net als de BBB) vijandig naar het demonstratierecht. Bij elke XR-actie vallen VVD-ers over elkaar heen om zich op de meest gewelddadige manier uit te laten over de demonstratie. Het demonstratierecht is niet in goede handen.
En die vijandigheid werd ook al aangekondigd door VVD-minister Van Weel. Hij wou geen inperking van het demonstratierecht, maar wel grenzen stellen aan het demonstratierecht. Want “een groot deel van de bevolking” zou dat prima vinden.
Dat beleid zien we terug in het regeerprogramma. In het programma wordt onderscheid gemaakt tussen “vreedzame demonstraties” en “ordeverstorende acties”. Dit is geen juridisch onderscheid. Alle demonstraties zijn naar hun aard verstorend, hoe licht ook.
Het wettelijk kader (de WOM) heeft het wel over “voorkoming van wanorde”, maar dat is volgens de jurisprudentie een hoge grens. Niet elke actie die de openbare orde verstoort, mag meteen verboden worden. Maar dat is wel waar het kabinet op aanstuurt.
Dit, terwijl Amnesty juist enorme tekorten in het demonstratierecht in Nederland ziet. De versteviging van het demonstratierecht wordt niet genoemd. In plaats daarvan komt er meer geld voor de ME, en meer surveillancebevoegdheden voor de politie.
Vooral dat laatste is extreem zorgwekkend. Het regeerprogramma spreekt van meer surveillancebevoegdheden bij “potentieel grootschalige openbare ordeverstoringen”. Maar dat kan van alles zijn. Elke demonstratie is “potentieel” een grootschalige verstoring van de openbare orde.
Dus krijgt de surveillanceorganisatie van de politie voor openbare orde (TOOI ) bevoegdheden om in feite alle demonstraties te surveilleren. Een organisatie die al jaren bekend staat om het illegaal bespioneren van mensen.
Deze vijandige taal en het harder optreden creëren allemaal een “chilling effect”, waardoor mensen geen gebruik durven maken van hun fundamentele rechten omdat het mogelijk ernstige consequenties kan hebben. Ook bij “toegestane” demonstraties.
Dit is niet de enige inperking in het recht op vrije meningsuiting. Het regeerprogramma stelt ook voor om “openlijk steun betuigen aan een terroristische organisatie” en “het verheerlijken van terrorisme” strafbaar te stellen.
Het risico hier werd gisteren mooi geïllustreerd door VVD-er Ellian, die het uitdelen van watermeloen door de PvdD aanmerkte als een steunbetuiging voor Hamas. Wat onder nieuwe wetgeving dus streng bestraft zou moeten worden.
Dat is ook niets nieuws: alles Palestijns wordt al heel lang door extreem-rechts aan terrorisme verbonden. Deze bepaling lijkt impliciet bedoeld te zijn om pro-Palestijnse demonstraties aan te kunnen pakken, allemaal op basis van verdachtmakingen.
Dit gevaar wordt verergerd door het feit dat “terroristische organisatie” een label is dat van staatswege wordt gegeven. De regering wijst aan wat terroristische organisaties zijn. Het niet eens zijn met die kwalificatie is mogelijk óók een steunbetuiging, en dus strafbaar.
Vanzelfsprekend zal dit niet worden gebruikt om geweld van staten als Israël te veroordelen. Immers, als een staat het doet, is het een oorlogsmisdrijf, geen terrorisme. Het voegt alleen maar toe aan de ongelijkheid tussen statelijke en niet-statelijke actoren.
En dan moeten we natuurlijk nog stilstaan bij de klap op de vuurpijl: de mogelijke noodwet door de fascist Faber, waarmee ze het parlement voor een voldongen feit wil stellen. Anderen hebben het al omschreven: zo wordt de Tweede Kamer omzeild.
Eerder schreef ik al over het asielnoodrecht, en de gevaren die daarbij betrokken zijn. Kort gezegd betekent het noodrecht en de fascistische macht binnen de Tweede Kamer dat Faber het vluchtelingenrecht compleet naar haar eigen hand kan zetten.
De Vreemdelingenwet 2000 is niet de enige ministeriële bevoegdheid waar misbruik van gemaakt kan worden. Het Nederlandse staatsrecht hangt aan elkaar van dit soort noodbevoegdheden, waardoor een minister “snel en efficiënt” kan handelen.
Dat Faber gebruik maakt van deze bevoegdheid, met volledige goedkeuring van haar medeministers, laat zien hoe dit kabinet naar problemen kijkt. Het wil vooral “daadkrachtig” overkomen, en laat zich daarin niet tegenhouden door juridische bezwaren.
Dat is een slechte voorbode voor al die andere dossiers waar ook noodbevoegdheden bestaan. Of het nu gaat om arbeid en loon, de wooncrisis, strafrecht, het gevangeniswezen, onderwijs, arbeidsmigratie… Allemaal onderwerpen die ‘rijp’ zijn voor dictatoriaal handelen.
Wie het politiek theater in Den Haag nu volgt, krijgt misschien het idee dat het hier gaat om een paar incapabele prutsers die van de ene naar de andere dag struikelen. En dat is deels zo, maar het zijn ook fascisten die uit zijn op absolute macht.
En al het politiek theater kan alleen maar dienen om de ernst van het gevaar te onderschatten. Alle woorden, alle politieke spelletjes, leiden af van waar dit kabinet toe in staat is. Dus stop met ze onderschatten. En kom zondag demonstreren!
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)