Dick Schoof aan de macht: levensgevaarlijk
Op de website van Doorbraak verscheen wederom een fascinerend stuk van Bo Salomons over de naderende fascistische ramp. Salomons schetst hoe verantwoordelijkheden aan het schuiven zijn gebracht, op een manier die Wilders tot een ongecontroleerde koning van Nederland maakt, met een doodenge, moeilijk aantastbare machtspositie. Het is een schets die veel waars bevat, maar die me hier en daar niet overtuigt. Het is een schets die ook belangrijke en niet minder enge mogelijkheden weglaat. Ik vat eerst de analyse van Salomons samen. Vervolgens kom ik met wat kritische kanttekeningen.
Nederland is staatsrechtelijk een dualistisch land, aldus Salomons, een land met twee politieke machtscentra. Er is een wetgevende macht: het parlement. Er is een uitvoerende macht: de regering. In die regering zitten de ministers en de koning, waarbij de ministers samen het kabinet vormen dat feitelijk het land bestuurt. Het parlement controleert de regering, kan informatie opvragen, moties indienen, desnoods ministers of zelfs het hele kabinet naar huis sturen. De regering kan dus niet zomaar doen wat ze wil: het parlement biedt tegenspel.
In de formatie van het huidige kabinet wordt echter dat dualisme feitelijk vervangen door monisme: van twee machtscentra naar nog maar eentje. De leiders van de komende regeringspartijen BBB, NSC, VVD en PVV hebben afgesproken dat zij het beleid – niet enkel de hoofdlijnen en kaders, maar ook de invulling – bepalen, beoogd premier Schoof heeft dat ook gezegd. Sterker, dit viertal stelt feitelijk de ministers aan. Daarmee vormt dit viertal feitelijk een machtsorgaan dat boven de regering staat, wat Salomons met enige ironie maar niet zonder reden een Grote Raad noemt. Die Grote Raad is nooit als zodanig gekozen. En die Grote Raad kan ook niet door het parlement gecontroleerd worden zoals een kabinet dat wel kan: de leden ervan zitten immers zelf in dat parlement, en voeren samen de meerderheid ervan aan. Van een tweepolig landschap, met parlement versus kabinet, is dan feitelijk geen sprake meer. Er is een nieuw machtscentrum: die Grote Raad die zowel parlement als kabinet domineert en door niemand – behalve wellicht over vier jaar door de kiezers – ter verantwoording kan worden geroepen.
Erger nog: binnen die Grote Raad is Wilders feitelijk de baas. Hij hoeft immers geen rekening met partij en leden te houden, want de PVV is geen partij met leden, behalve de baas zelf. Andere partijen hebben wel met hun leden te maken en zijn daardoor kwetsbaarder. Maar ze zullen zich wel twee keer bedenken voor ze tegen Wilders samenspannen, Wilders hoeft alleen maar het kabinet op te blazen. Daar zullen de partijen het niet op aan laten komen, zo schat Salomons in. Kortom: Wilders wordt de baas, in het parlement en via de door hem gedomineerde Grote Raad ook over de regering. Een doodenge toestand, zonder enige twijfel.
Tot zover mijn weergave van de analyse van Bo Salomons. Klopt het verhaal? Deels, maar deels ook niet. Ik denk dat de schets van het Nederlandse politieke bestel als dualistisch erg aanvechtbaar is. Formeel klopt het weliswaar: de regering bestuurt het land, het parlement maakt de wetten op basis waarop dat gebeurt en controleert de regering. Maar dit gaat doorgaans in nauwe samenspraak, niet in een tweepolig proces. Allereerst is er die wetgeving zelf: die wordt heel vaak op instigatie van het kabinet als medewetgever gemaakt. De wetgevende macht is dus al over beide polen verdeeld. Belangrijker: heel vaak kwamen de leiders van de regeringspartijen in het kabinet zelf te zitten. Dat maakte de fractievoorzitters van diezelfde partijen in de Tweede Kamer tot, soms wat tegenstribbelende, ondergeschikte medewerkers van de regering. Precies de kracht die een echt dualisme nodig heeft om te werken, was hierdoor verhuisd naar het kabinet zelf. Heel veel werd in spreekwoordelijke achterkamers afgestemd tussen ministers en parlementsfracties. Staatsrecht op papier is niet hetzelfde als de werking ervan in de politieke praktijk.
De kabinetten Lubbers 1 en 2 lieten feitelijk een monistisch functionerende politiek zien, de kabinetten Balkenende ook, en onder Rutte was het niet minder. Bewindslieden hielden de bevriende fracties in het gareel, de minister-president zorgde voor de benodigde smeerolie. Er was een machtscentrum, de parlementaire controle stelde steeds minder voor, waarbij zoekrakende documenten, gewiste sms-jes en een geheugen waarvan de activiteit op beslissende momenten te wensen over liet natuurlijk ook een rol speelden. Keer op keer slikte het parlement de vertoningen die opeenvolgende kabinetten opvoerden, keer op keer functioneerde het bestel feitelijk monistisch. Formeel was het met de gescheiden bevoegdheden weliswaar helder geregeld, formeel kon het parlement de regering controleren. Feitelijk gebeurde het niet of nauwelijks. En een dualisme dat niet actief wordt gehanteerd, sterft gaandeweg af. De dualistische werkelijkheid bestaat vooral op zeer geduldig papier.
Maar dit monisme is ook weer niet van alle tijden! Want ook het verschijnsel dat partijleiders vanuit het parlement het landsbeleid naar hun hand zetten – zoals met de Grote Raad die Salomons schetst dreigt te gebeuren – is niet helemaal nieuw. Het is in de parlementaire geschiedenis van Nederland helemaal niet zo bijzonder dat politieke leiders, ook van regeringspartijen, niet zelf minister of premier werden. Een klassiek voorbeeld is de katholieke politicus Carl Romme, voor de Tweede Wereldoorlog weliswaar een tijdje minister, maar na de oorlog vooral sterke man van Nederland in zijn rol als fractievoorzitter en ook nog eens Volkskrantredacteur. Niemand controleerde hem in die hoedanigheid, en hij kon coalities maken en breken. Via hem domineerde de Katholieke Volkspartij (KVP) in de jaren vijftig verregaand de Nederlandse politiek. Ook later kwam je zoiets nog tegen. Wie blies in 1966 het min of meer progressieve kabinet-Cals op? Norbert Schmelzer, KVP-fractievoorzitter, die daarmee aangaf hoe de feitelijke machtsverhoudingen werkten. In de jaren 1990 speelde VVD-chef Frits Bolkestein enkele jaren een rol als aanjager van racistisch beleid in een soort Raad van Een. Dat duurde gelukkig niet lang. Maar hij gaf met zijn optreden, zowel inhoudelijk als procedureel, wel een voorbeeld van de demagogenpraktijken die Fortuyn en Wilders later zouden gaan hanteren: de ogenschijnlijke Buitenstaander versus het Bestel.
Verschil met het scenario dat Salomons schetst, is wel dat in de huidige formatie alle leiders van de regeringspartijen van buiten het kabinet de dienst dreigen uit te maken. Verschil is ook dat de sterkste van het viertal een regelrechte fascist is, geen christen-democraat of liberaal. Maar met sterke mannen die vanuit het parlement – of zelfs van buiten dat parlement, zoals Fortuyn! – min of meer de dienst uitmaken of dat proberen, heeft Nederland dus al ervaring. En zoals ik aan de hand van de kabinetten Lubbers, Balkenende en Rutte liet zien, is het feit dat die sterke mannen netjes in het kabinet zitten, bepaald geen garantie tegen oncontroleerbare monistische machtsvorming.
Er is nog iets mis met de schets van Salomons. In die schets verschijnt het viertal partijleiders als sterk, ja oppermachtig, en het kabinet als ondergeschikt en zwak. Ik denk dat bevoegdheden – deels formeel vastgelegd, deels informeel toegedeeld – hier verward worden met feitelijke invloed en macht. Het kan zijn dat ministers feitelijk benoemd zijn door het machtige viertal, die Grote Raad. Maar eenmaal benoemd beschikken ministers over iets dat geen van de Grote Raadsleden heeft: departementen vol hardwerkende, van dossiers en procedures voorziene ambtenaren, formeel ondergeschikt aan de beleidspersonen. Die departementen vormen een ongekozen macht die permanent is, en deels aan de greep van ministers ontsnapt. Maar die departementen vormen ook een geducht machtspotentieel in handen van ministers die weten hoe zoiets werkt en te hanteren is. Koning Wilders heeft zoiets niet. Die heeft nog niet eens een partijapparaat. Hij wordt dus een koning zonder hof, al zijn er hofnarren genoeg. Hij wordt een koning zonder raadsadviseurs, zonder Privy Council of Conseil du Roi, zonder eigen bureaucratie, zonder alles dat een absoluut monarch nodig heeft om despoot te zijn. Hij kan gehoorzaamheid afdwingen met een beroep op “het volk”, door te dreigen met kabinetscrisis en nieuwe verkiezingen. Dat lukt wellicht zolang andere partijen er electoraal heel beroerd voor staan. Is er een garantie dat dit zo blijft?
En wie wordt de baas in en over het kabinet zelf? Dick Schoof. Iemand die bij uitstek weet hoe departementen functioneren, hoe ambtelijke instellingen aangestuurd worden, hoe bureaucratie (en repressie!) werkt en aan het werk gezet kan worden. Hij heeft er ervaring mee, als secretaris-generaal van het departement van Justitie, eerder als AIVD-chef, IND-baas en ook nog Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding. Een waarlijk griezelig cv, nietwaar? Bureaucratische ervaring en expertise, in juist de meer gesloten machtsbolwerken en repressieve organen, heeft de man te over.
Het wil er bij mij niet in dat hij al zijn connecties met mensen op eerdere werkplekken helemaal heeft verbroken. Deze man weet de weg in het staatsapparaat, en deze man weet vermoedelijk ook iets over zowel collega-ministers als de leden van die slechts in schijn oppermachtige Grote Raad, iets dat ‘spontaan’ naar boven kan komen via al even ‘spontane’ lekken uit precies de stukken overheidsbureaucratie waar Schoof vijftien jaar een hoge functionaris is geweest. Kompromat, noemen ze zoiets in Rusland. Deze man is als goed geïnformeerde topbureaucraat competent en levensgevaarlijk. En juist hij gaat het komende kabinet leiden. En als Wilders hem weg wil hebben, gaat hij dan ook zomaar? Wat als Schoof, met hulp van zijn connecties in bijvoorbeeld de AIVD waar hij leiding aan heeft gegeven, Wilders dwarsboomt door gevoelige informatie uit te laten lekken, bijvoorbeeld over hoe Wilders zijn politieke operatie door de jaren heen heeft gefinancierd? Of als hij daar zelfs maar discreet mee dreigt?
Ik geloof helemaal niet dat het komende kabinet, met Schoof aan het hoofd, zo’n zwakke positie heeft. Inschattingen in die zin zijn in een recent RTL-artikel te lezen, met experts aan het woord. Een premier zonder partij kan het gewicht van die partij niet in het kabinet inbrengen, heet het dan bijvoorbeeld bij Wim Voerman. Maar dit werkt ook een andere kant op: een politicus zonder partij heeft daardoor nog minder blok aan het been dan Wilders zelf, en is door kiezers noch partijleden bij wat voor les dan ook te houden. Het feit dat hij geen partij heeft waarmee hij gewicht in de schaal legt in de politiek, stelt dan ook niet gerust. Het door Voermans en ook Simon Otjes gesignaleerde feit dat hij zich ongemakkelijk voelt als hij de pers te woord moet staan en dergelijke, vind ik ook niet zo’n geruststelling. Zoiets kun je leren, en is voor iemand die vooral via bureaucratische mechanismen opereert ook helemaal niet wezenlijk.
De vraag wordt dan: voegt Schoof zich naadloos in wat Wilders en de andere drie willen? Krijgen we een duo zonder dualisme? Met een keurige rolverdeling? Met Wilders in de schijnwerpers als Opperste Roeptoeter van racistische haat, en Schoof in de schaduw als regisseur en uitvoerder van racistische uitsluiting en repressie? Gaat Schoof op de wil van dat viertal zijn eigen repressief-bureaucratische stempel drukken? Of gaan de ego’s van Wilders en de andere partijleiders botsen met de positie van een Schoof die als weinig anderen het machtsapparaat zelf belichaamt?
Ik kan me conflicten voorstellen als bijvoorbeeld rechtse achterbannen van het kabinet weer eens op straat hun gram komen halen als dat kabinet onvoldoende hun zin doet. Zullen Wilders en Schoof dan dezelfde houding aannemen als tractoren bestuursgebouwen blokkeren? Ik kan me voorstellen dat Schoof een stuk minder genegen is de straat aan actievoerders – zelfs bevriende actievoerders – over te laten dan Wilders. Een gestroomlijnde Gestapo ziet Schoof wellicht zitten, een SA die op eigen houtje opereert vindt hij wellicht een stuk minder amusant. Zoiets maakt Schoof niet minder gevaarlijk dan Wilders. Het wijst echter wel op een andere aanpak. Dit soort spanningen – tussen demagogen die via de straat macht uitoefenen, en functionarissen die machtsuitoefening puur via het officiële apparaat willen doen – zie je in fascistische regimes-in-opbouw trouwens vaker.
En wat voor rol zou Schoof spelen als de wil van Wilders zou botsen met wat bijvoorbeeld de bestuurlijk veel ervarener VVD zou willen? Ik voorzie keiharde intriges, en ik denk niet dat Schoof in zulk soort verhoudingen zo zwak staat. Dat Schoof als secretaris-generaal op Justitie heeft gediend onder minister Dilan Yeşilgöz, de huidige VVD-leider, opent voor hem ook weer een deur. Dit alles laat zich allemaal niet vangen in monisme versus dualisme. De realiteit is veel ondoorzichtiger en griezeliger.
Ik denk, kortom, dat de schets van Salomons een deel van het dreigende gevaar goed belicht: een zeer dominante machtspositie van fascist Wilders. Ik denk echter ook dat de eenzijdigheid van de schets de dreiging van een niet minder griezelige bureaucratische machtsontplooiing van repressiefunctionaris Schoof een beetje aan het zicht onttrekt. We staan tegenover de levensgevaarlijke fascistische demagoog Geert Wilders. Maar we staan tegelijk ook tegenover de levensgevaarlijke apparatsjik Dick Schoof. En ik denk niet dat Schoof premier wordt om zich enkel als voetveeg van Wilders te laten gebruiken.
Bo Salomons sluit zijn analyse af met een oproep: “Dus, wie gaat er de komende tijd mee de straat op?” Die houding die daaruit blijkt, onderschrijf ik! We doen dit veel te weinig: onze waarschuwingen verbinden aan een oproep om ons te verzetten tegen datgene waarvoor gewaarschuwd wordt. Ook hier maak ik wel een enkele kanttekening.
Jazeker, het is meer dan hoog tijd om in actie te komen tegen het komende kabinet. Minder duidelijk is hoe “de straat op gaan” dat komende kabinet last bezorgt, hoe dat dan gaat werken. Wat verwachten we van straatprotest? Aan wat voor voorwaarden dient dat te voldoen om daadwerkelijk effect te hebben? Hoe voorkomen we dat het blijft bij ons afreageren en stoom afblazen, waarna de kwaadaardige gang van zaken gewoon zijn loop blijft nemen? Het is een onderwerp waar te weinig bij wordt stilgestaan, ook door mij zelf trouwens.
Maar terwijl we daarover hardop blijven nadenken, kunnen we intussen maar beter niet wachten met alvast de straat op gaan. Want dat zichtbaar en daadkrachtig protest nodig is, hard nodig… daaraan bestaat wat mij betreft geen twijfel. Dus, Bo Salomons, we blijven in gesprek en we zien elkaar op de barricades!
Peter Storm