‘Dilemma’s’ rondom demonstreren
Op 10 januari 2025 stuurden de ministers Van Weel (Justitie en Veiligheid) en Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) een aanvulling op de verzamelbrief demonstratierecht die op 19 april 2024 aan de Tweede Kamer werd aangeboden. In deze aanvulling geven ze “nadere duiding op een aantal dilemma’s rondom demonstraties waarover in de samenleving veel discussie bestaat”. Ik zal hier twee hoofdpunten uit deze nieuwste brief van interpretatie voorzien: de algemene problematisering van het demonstratierecht, en de specifieke problematisering van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties.
Het ‘dilemma’
De algemene problematisering van het demonstratierecht is al een tijd aan de gang, en deze aanvullende brief herhaalt reeds bekende punten. Nieuw is dat de ministers de problematiek die ze zien rondom het demonstratierecht als een dilemma beschrijven: “Hoe waarborgen we het demonstratierecht voor iedereen als een kleine groep zich misdraagt?” Dat is volgens hen nu het “centrale dilemma”.
Feitelijk is dit geen dilemma. Het is een gewone hoe-vraag. Een vraag waar de huidige regering ook al lang een antwoord op heeft geformuleerd: We waarborgen het demonstratierecht door het in te perken. Dat ze het willen inperken, schrijven de ministers nergens letterlijk. Ze hebben het in plaats daarvan over de “versteviging” van het “handelingsperspectief”, en de “bestendigheid van het wettelijke kader”. Maar het komt op hetzelfde neer.
Waarom is zo’n beperking van het recht om te demonstreren nodig? Om deze vraag te beantwoorden gebruiken de twee ministers een opmerkelijke kronkel die ook al in de brief van 19 april 2024 werd gebruikt:
“De grondwettelijke vrijheid om te demonstreren is een kostbaar bezit, dat wij – overheid en samenleving gezamenlijk – moeten koesteren. Gelukkig bestaat daar in Nederland nog steeds breed draagvlak voor. Om dit draagvlak te behouden ontkomen we er niet aan te kijken naar hoe we in Nederland demonstreren en hoe we voorkomen dat de ontwrichtende acties van een kleine groep dat draagvlak erodeert.”
Juist, draagvlak. De ministers doen voorkomen dat het kabinet zich gedwongen voelde om het draagvlak voor demonstreren te beschermen door het demonstratierecht te beperken. Alsof de actiebeweging dankbaar zou moeten zijn voor de manier waarop de extreem-rechtse regering zich hard maakt voor de demonstranten.
In werkelijkheid wil het kabinet gewoon morrelen aan de Wet Openbare Manifestaties omdat steeds meer demonstraties ze niet aanstaan. Ze vinden dat steeds meer demonstraties “uit de hand lopen”, om de woorden van de ministers te gebruiken. Toegegeven, het overgrote deel van de demonstraties verloopt zonder incidenten. Maar “tegelijkertijd hebben we helaas te maken met een toenemend aantal demonstraties dat uit de hand loopt, waarbij de grenzen van het wettelijk toelaatbare worden opgezocht en soms overschreden, waar wél strafbare feiten worden gepleegd. Daarom gaat dit kabinet scherper onderscheid maken tussen vreedzame demonstraties en ordeverstorende acties.”
Hier zien we twee retorische trucs in evenveel zinnen. Ten eerste, grenzen opzoeken en grenzen overschrijden worden hier handig op één hoop gegooid, zodat de illegaliteit van het ene de legaliteit van het andere verhult. Verlies niet uit het oog dat, zolang je de wettelijke grens niet overschrijdt, je niets verkeerd doet. Een automobilist die met 118 kilometer per uur over de A1 scheurt zoekt een grens op, maar overschrijdt die niet. Hetzelfde kan gelden voor iemand die met een protestbord op de A12 zit – dit soort blokkadeacties wordt beschermd door het demonstratierecht. Maar in hun problematisering van het demonstratierecht doen de ministers alsof dit verschil niet bestaat. Demonstraties die zelfs de grenzen alleen maar opzoeken “lopen uit de hand”.
De tweede retorische truc zie je in de formulering van de oplossing. De oplossing ligt volgens de minister in een scherper onderscheid tussen “vreedzame demonstraties” en “ordeverstorende acties”. Dit contrast werd eerder al in het hoofdlijnenakkoord opgetekend. Maar het is een valse tegenstelling. Zoals bewegingen als Kick Out Zwarte Piet en Extinction Rebellion overduidelijk hebben laten zien, kan een ordeverstorende actie een geheel vreedzame demonstratie zijn. En ook ordeverstorende acties moeten, zolang ze vreedzaam blijven, kunnen rekenen op bescherming.
Maar het “scherper onderscheid” dat de regering wil, suggereert het tegenovergestelde. Ordeverstorende acties moeten volgens hen helemaal niet beschermd worden. Het kabinet lijkt er op uit om ordeverstoring zelf als een vorm van niet-vreedzaam-zijn te willen definiëren. Of, anders gezegd, ze willen op zoek naar een nieuwe definitie van “vreedzaam”, zodat demonstreren straks alleen nog maar is toegestaan zonder de orde te verstoren. Op het Malieveld, waarschijnlijk.
Gezichtsbedekkende kleding
Het tweede punt dat ik van een opmerking zal voorzien, gaat over gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties. Hoe kun je demonstreren met gezichtsbedekkende kleding verbieden? (Ook dit is geen dilemma, maar een gewone vraag.)
Als antwoord op deze vraag zeggen de ministers wat al lang bekend was. Omdat er verschillende redenen zijn om gezichtsbedekkende kleding te dragen, is het niet mogelijk om een absoluut verbod op zulke kleding bij demonstraties op te leggen. Immers, iemand kan volledig legitiem liever niet met het hoofd op televisie willen komen. Een mondneusmasker kan gedragen worden om virusinfecties te voorkomen. Het dragen van een keffiyeh kan een expressie van solidariteit zijn met Palestijnse verzetsstrijders. Zulke dingen kun je niet zomaar verbieden, helemaal niet op een demonstratie.
De onmogelijkheid van dit algemene verbod werd opgevoerd als het ‘nieuws’ rondom deze Kamerbrief. Maar het was oud nieuws.
Berend Roorda en zijn collega’s van de Rijksuniversiteit Groningen hadden dit in 2021 in een rapport al uitgelegd aan de toenmalige ministers. Ze hadden zelfs al een suggestie gedaan hoe het verbod dan wel vorm te geven. Het zou een specifiek verbod moeten zijn: dat je bijvoorbeeld niet je gezicht mag bedekken als dit het doel heeft “om de vaststelling van de identiteit te verhinderen ter voorkoming van vervolging voor een misdaad of overtreding”. Met andere woorden, dat een bivakmuts of masker verboden is zodra deze bedoeld is om opsporing na het plegen van strafbare feiten onmogelijk te maken. Andere redenen blijven dan mogelijk legitiem.
Hoe verhoudt dit advies zich tot de aanvullende brief die de ministers opstelden? Nadat de bewindslieden toegeven dat een algemeen verbod niet mogelijk is, doen ze een aanzet voor een mogelijk specifiek verbod, zoals Roorda en collega’s al suggereerden. Maar wat opvalt, is dat de ministers hier verder gaan dan wat het team van Roorda vier jaar geleden voorstelde.
De ministers schrijven dat het aantal demonstraties toeneemt “waarbij demonstranten pre-emptief en doelbewust herkenning bij opsporing of handhaving van de openbare orde frustreren en onmogelijk maken”. En de ministers lezen de recente motie van Eerdmans en Stoffer als een opdracht om een verbod te onderzoeken “op het moedwillig onherkenbaar zijn teneinde de handhaving en de opsporing te frustreren”. En elders in hun brief merken ze op: “Het komt echter ook voor dat gezichtsbedekkende kleding wordt gedragen om bewust herkenning bij opsporing van strafbare feiten of handhaving van de openbare orde door politie of justitie onmogelijk te maken.”
Opsporing, óf handhaving. Dat laatste – handhaving – lijkt een nieuw idee in deze context. Ik weet niet waar het vandaan komt. Wat ze hiermee zouden verbieden, is niet alleen gezichtsbedekkende kleding die wordt gedragen om herkenning bij opsporing van strafbare feiten te frustreren, maar ook gezichtsbedekkende kleding die wordt gedragen om de handhaving van de openbare orde onmogelijk te maken. “De handhaving van de openbare orde”, een vergaarbak waaronder bijna alles wel geschaard kan worden. (Het is bijna net zo breed als de “uitvoering van de politietaak”.)
De zorgen over wat het kabinet van plan is rondom gezichtsbedekking zijn met deze aanvullende brief dan ook zeker niet weggenomen.
Integendeel. Op papier zal er dan deze ronde misschien geen algeheel verbod komen op gezichtsbedekking bij demonstraties, maar dat zou best een puur cosmetische geruststelling kunnen zijn. Als de regering probeert een verbod op gezichtsbedekking in te stellen wanneer die doelbewust gedragen wordt om handhaving van de openbare orde te frustreren, dan zou het een vrijbrief kunnen zijn om iedereen die het gezicht bedekt tijdens een demonstratie te verdenken van een overtreding of een strafbaar feit. Immers, als de politie niet goed kan zien wie je bent, zouden ze zomaar kunnen besluiten dat dit de handhaving frustreert of zelfs onmogelijk maakt. De criteria voor zo’n oordeel zijn net zo slecht gedefinieerd als het begrip “openbare orde” zelf.
Overige aanvullingen
In plaats van dilemma’s presenteert de aanvullende Kamerbrief vooral extra reden tot bezorgdheid. Het demonstratierecht is met deze regering volstrekt in de verkeerde handen gevallen. Dat zou niet moeten verbazen, maar de uitwerking ervan is onprettig en gevaarlijk. Naast de twee hoofdpunten kondigen de ministers ook aan om in te willen grijpen bij demonstraties rondom herdenkingsbijeenkomsten, bij blokkades en bezettingen van infrastructuur en bedrijven, en bij online oproepen tot demonstreren. Ook stippen de ministers het punt van (gebrekkige) politiecapaciteit aan. “Het zou niet nodig moeten zijn dat demonstraties zoveel vragen van onze politiemensen.”
Ook het in april vorig jaar aangekondigde “onafhankelijke onderzoek” komt aan bod in de brief. Dit is het onderzoek naar de “versteviging” van het “handelingsperspectief” en de “bestendigheid van het wettelijke kader” van het demonstratierecht. De uitkomsten hiervan kunnen in de zomer van 2025 verwacht worden, zo schrijven de ministers nu.
Omdat dit onderzoek ongetwijfeld gebruikt zal worden om de extreem-rechtse criminalisering van demonstranten van een “degelijke onderbouwing” te voorzien, is het relevant om eens dieper in te gaan op wat dit onderzoek nu precies omvat, en wie het eigenlijk uitvoert. Ik zal proberen in een volgend artikel deze vragen te beantwoorden.
Maarten Steenhagen
(Maarten is te vinden op Mastodon)