Economisch eigenbelang stond altijd al centraal in migratiebeleid
Het migratiebeleid is er altijd al op gericht geweest om ongewensten af te wijzen en bruikbaren toe te laten. Dat blijkt ook uit het lezenswaardige proefschrift “Geruisloos inwilligen” van de historicus Tycho Walaardt, die het beleid over de periode 1945-1994 onder de loep nam. Zijn onderzoek laat zien dat veel vluchtelingen in eerste instantie werden afgewezen, maar onder druk van belangenbehartigers uiteindelijk toch nog verblijfsrecht kregen op grond van hun veronderstelde economische nut en verwachte aanpassing aan de Nederlandse samenleving. Uit eigenbelang doopte de overheid hen vaak om van “asielzoeker” tot arbeidsmigrant.
Walaardts onderzoek gaat over de vraag wie er invloed hadden of wilden hebben op de uitkomsten van individuele asielaanvragen en welke argumenten zij gebruikten om voor toelating of afwijzing te pleiten. Als basis voor zijn onderzoek analyseerde hij zo’n 500 persoonsdossiers van vluchtelingen. De overheid bleek daarbij het Vluchtelingenverdrag uit 1951 vooral te gebruiken om vluchtelingen af te wijzen. Verder stelde hij vast dat hoe langer een asielprocedure duurde, hoe groter de kans werd dat de aanvraag werd toegekend. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat beleidsmakers er al jaren op aandringen om die procedure zo kort mogelijk te maken. De historicus laat bovendien zien hoe moeilijk het is om zogenaamd “echte”, politieke, vluchtelingen te scheiden van zogenaamd “onechte”, economische. In feite vluchten mensen om allerlei redenen, waarbij politieke en economische factoren steeds met elkaar samenhangen en invloed op elkaar uitoefenen. Wat de overheid beschouwt als een “echte” vluchteling, hangt sterk af van de heersende beeldvorming over wie en wat zo iemand zou zijn. Voldoet een vluchteling aan die beeldvorming, dan heeft hij een beetje meer kans op verblijfsrecht.
Walaardt zet vraagtekens bij een aantal hardnekkige mythen. Zo zou Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn deuren wagenwijd hebben opengezet voor Oost-Europeanen die waren ontsnapt uit de stalinistische dictaturen. Maar in feite wees de overheid hen af als vluchteling. Omdat deportatie naar die dictaturen echter onmogelijk bleek, zagen ambtenaren zich gedwongen om na lang wikken en wegen toch maar verblijfsrecht om een andere reden toe te kennen. “Geruisloos inwilligen” zonder er ruchtbaarheid aan te geven, uit vrees voor “aanzuigende werking”, zo omschrijft de historicus die tegen heug en meug-houding van de overheid. Zijn onderzoek laat zien dat beleidsmakers al in de jaren 50 voorrang gaven aan het economische belang van Nederland, boven de verplichting om vluchtelingen te beschermen. Ook toen al beriep men zich erop dat Nederland te vol was om nog langer migranten toe te laten. Opvallend is verder dat asielambtenaren weigerden te geloven dat Oost-Europese vluchtelingen werden vervolgd in eigen land. Het belang om mensen te weren die op de vlucht waren voor stalinistische repressie, woog zelfs zwaarder dan de in die tijd intense anti-communistische propaganda. Eind jaren 60 vroeg een groot aantal Portugese deserteurs asiel aan. Ze weigerden te vechten in de koloniale oorlog tegen de voor onafhankelijkheid strijdende Angolezen. De overheid behandelde de Portugezen echter vooral als gastarbeiders. Ambtenaren wezen hun aanvraag af, als ze ervan werden verdacht “werkschuw” te zijn. Net als de Oost-Europese vluchtelingen, werden ook de Portugezen door de overheid afgerekend op hun economische bruikbaarheid.
Beeldvorming
Tot in de jaren 70 werd de beeldvorming van de vluchteling bepaald door de heldhaftige alleenstaande man die het aandurfde om de verachtelijke machthebbers in zijn eigen land te weerstaan. Dat imago veranderde door de komst van Turkse christenen, de eerste vluchtelingen die met hele gezinnen naar Nederland kwamen, eind jaren 70. “Binnen één decennium verschoof het beeld van een politieke activist naar dat van een onschuldig passief slachtoffer dat al eeuwenlang door zijn (moslim)buren werd vervolgd en Nederlandse steun en sympathie verdiende”, aldus Walaardt. In de jaren 80 vroegen meer vluchtelingen uit meer landen asiel aan. Maar de argumentatie van de overheid in de asielprocedure bleef hetzelfde als voorheen: vluchtelingen hoefden vervolging niet te vrezen, waren ongeloofwaardig en migreerden in te grote aantallen. Door de aanhoudende economische recessie en de massawerkloosheid bleken vluchtelingen steeds minder welkom, ook niet als arbeidsmigranten. Daar stond tegenover dat in die tijd meer actie- en steungroepen opkwamen voor de belangen van vluchtelingen, wat leidde tot toenemende aandacht voor hun kwetsbare positie.
De komst van Tamils uit Sri Lanka midden jaren 80 gaf een omslag in de publieke opinie over vluchtelingen. De media schilderden hen niet af als helden of slachtoffers, maar als terroristen, gelukzoekers, saboteurs en profiteurs, betitelingen die vandaag de dag helaas gemeengoed zijn geworden. Ze waren de eerste groep die werd geconfronteerd met het repressieve beleid dat sindsdien zo kenmerkend is geworden voor de politiek van migratiebeheersing. Vluchtelingen mochten niet langer meer temidden van de rest van de bevolking leven. Ze werden voortaan opgevangen in geïsoleerde asielzoekerscentra, ver weg van de bewoonde wereld. Hun inkomen en vrijheid werden ingeperkt en ze kwamen onder dagelijks toezicht van overheidspersoneel te staan. Daardoor namen hun sociale contacten met Nederlanders in de loop der tijd drastisch af, wat grote gevolgen had voor de solidariteit en het wederzijdse vertrouwen. “Asielbeleid werd vooral geschreven om asielzoekers af te wijzen en potentiële asielzoekers af te schrikken”, concludeert Walaardt. “Het gevolg was dat asielzoekers zelden een vluchtelingenstatus kregen, hoewel zij daarop recht meenden te hebben. Asielzoekers kregen gedurende de gehele periode 1945-1994 het verwijt dat zij in hun land geen vrees voor vervolging hadden, maar dat zij naar Nederland kwamen op grond van economische motieven. Om afwijzingen te rechtvaardigen, introduceerden politici en beleidsbepalers steeds nieuw asielbeleid, dat uiteindelijk niet zo nieuw bleek te zijn.”
“Geruisloos inwilligen. Argumentatie en speelruimte in de Nederlandse asielprocedure, 1945-1994”, Tycho Walaardt. Uitgeverij: Verloren, € 39,-. ISBN: 9789087042943.
Harry Westerink