Een anti-kapitalistische kijk op Palestina/Israël
De afgelopen maand zijn er veel linkse analyses van het geweld in Palestina/Israël gepubliceerd, vanuit allerlei perspectieven: intersectioneel, geopolitiek, anti-racistisch, anti-imperialistisch, anti- en dekoloniaal. We denken dat de anti-kapitalistische visie van de Britse organisatie Angry Workers of the World een mooie aanvulling daarop kan zijn.
In de afgelopen twee weken heeft de Israëlische staat verwoestende luchtaanvallen op Gaza uitgevoerd en heeft Hamas meer dan 3.000 raketten op Israël afgevuurd. Het aantal doden bedraagt nu 13 aan Israëlische kant (waaronder 1 kind en 2 arbeidsmigranten uit Thailand) en 248 in de Palestijnse gebieden (waaronder 66 kinderen) met nog eens 1.900 gewonden. Overal hebben de bourgeoisie en de middenklasse, samen met hun vertegenwoordigers in de pers en de staat, gehuild over de groeiende berg lijken in de hoop dat hun krokodillentranen het bewijs van hun medeplichtigheid aan deze barbaarsheid zullen wegspoelen. Het is van cruciaal belang dat de arbeidersklasse, zowel in het Midden-Oosten als in de rest van de wereld, deze pantomime doorziet.
Deze nieuwste stuiptrekking was een reactie op de intensivering van de Israëlische inbreuk op Sheikh Jarrah, een overwegend Arabische middenklassewijk in Oost-Jeruzalem. De Israëlische middenklasse weet al heel lang hoe ze de eigendomswetten van haar land in haar eigen voordeel kan inzetten om de Palestijnse middenklasse uit hun huizen te verdrijven, hen te beroven van alle bezittingen die ze hebben en hen richting de toch al grote Palestijnse arbeidersklasse te sturen. Dit is een gangbare praktijk in de regio, sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 die Israël de Westelijke Jordaanoever en Gaza opleverde, maar de laatste tijd is het aantal gevallen toegenomen. De gegoede burgerij en de middenklasse, die bestaat uit professionals, bureaucraten en kleine ondernemers die ervan dromen op te klimmen tot de status van echte kapitalisten, is altijd gedoemd om te worden verpletterd door de crises van het kapitaal. Dat geeft hen de drang om zich vast te klampen aan het weinige bezit dat ze hebben, het te verdedigen tot de dood erop volgt, en de delen van hun klasse die ze gemakkelijk kunnen identificeren en voor de wolven kunnen gooien, overboord te gooien. De ruïnering van de middenklasse door de pandemie heeft de Israëli’s niet alleen gedwongen om hun onteigening van de Palestijnse middenklasse op te voeren, maar heeft in Jeruzalem ook geleid tot straatgeweld tussen Arabieren en Joden, iets wat voorheen zelden voorkwam.
Het linkse gejengel over de specifieke kwaden van de “zionistische” staat is een rookgordijn dat haar ware aard verhult, als een volkomen normale staat die haar objectieve taken volbrengt. Als een instrument in handen van de Israëlische bourgeoisie heeft de staat de ontevredenheid van de Israëlische middenklasse gebruikt om haar doelen na te streven. De bezetting stelt Israëlische bedrijven in staat om de Palestijnse markt in hun greep te houden, door tegen ongelooflijk hoge prijzen te verkopen, terwijl Palestina gedwongen wordt uitsluitend naar Israël te exporteren, tegen lage prijzen. De industriële en landbouwproductie profiteert van lagere belastingen en huur, en van de lakse toepassing van arbeidswetten. De groeiende Palestijnse arbeidersklasse wordt gedwongen werk te zoeken in Israël, maar heeft geen zekerheid door de willekeurige machinaties van het burgerlijk bestuur en de veiligheidsdienst Shin Bet. Haar arbeidskracht wordt goedkoop verkocht omdat men nergens anders heen kan, en vaak worden de arbeiders geconfronteerd met wrede omstandigheden en mishandeling. Die lage lonen worden vervolgens gebruikt als voorwendsel om ook de lonen te verlagen van de eveneens verarmde Israëlische arbeidersklasse, waarvan er twee miljoen in armoede leven en afhankelijk zijn van liefdadigheid, alleen al om twee keer per dag te kunnen eten.
Terwijl het aan hen wordt verkocht als de enige manier om hun relatieve veiligheid te waarborgen, is het Israëlische expansiebeleid dus in feite het mechanisme voor hun intense uitbuiting. Het beleid heeft dus twee functies: het veiligstellen van een arbeidsreserveleger om de lonen te kunnen verlagen en de winstgevendheid te handhaven, en de verdeling van de arbeidersklasse in twee vijandige kampen, elk verzwakt en kwetsbaar. Elk deel wordt vervolgens gevoed met zijn eigen nationalistische mythe: de leugen dat hun eigen burgerlijke staat voor hen zal zorgen en de harmonieuze gemeenschap zal opbouwen die hen in staat zal stellen om welvarend te zijn. De toegevoegde mystiek van het zionisme in de Israëlische versie is slechts een afleidingsmanoeuvre. Dezelfde truc wordt ook door onze eigen regering uitgehaald: ze kunnen doen alsof ze niet afhankelijk zijn van goedkope migrantenarbeid, terwijl ze racisme aanwakkeren om de woede van de arbeidersklasse af te leiden. Maar in Palestina neemt dit de vorm aan van een brute, willekeurige slachting op afstand.
De Palestijnse staatsmachten hebben zonder twijfel minder militaire macht en internationale staatssteun in vergelijking met Israël – maar dat maakt hen nog niet “beter” of meer geschikt voor onze steun. Dat kan shockerend klinken voor “anti-koloniaal” links. Aan de ene kant hebben we de door Fatah gecontroleerde Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever, erkend door het internationale kapitaal, en aan de andere kant hebben we Hamas in Gaza, gesteund door Iran. Beide zijn volstrekt kapitalistische partijen, bestaande uit familieclans die elkaars overheersing over de beperkte hulpbronnen in hun gebied proberen te versterken en de massale stromen aan buitenlandse hulp beheersen, terwijl ze de Palestijnse arbeidersklasse meedogenloos verpletteren. In de jaren 2000 hebben de gevechten tussen deze twee partijen, die beide beweren “het Palestijnse volk” te vertegenwoordigen, honderden mensenlevens gekost, 320 alleen al in 2006. Toen Hamas in 2007 de macht overnam, was een van hun eerste daden het onderdrukken van de bestaande Palestijnse Algemene Federatie van Vakbonden (PGFTU). Toen die zich verzette, vielen ze de huizen en kantoren van vooraanstaande vakbondsleden aan met raketten. Meer recent, in maart 2019, trad de door Hamas geleide regering hardhandig op tegen vreedzame demonstraties tegen de economische ontberingen, waarbij meer dan 1.000 mensen werden gearresteerd en een aantal deelnemers werd geslagen in wat neerkwam op een escalatie in repressieve tactieken.
Zowel Fatah als Hamas zijn volkomen dienstbaar aan de belangen van de internationale imperialistische mogendheden. Door de steeds toenemende concentratie van kapitaal en de coördinatie daarvan via het bankwezen, wordt de concurrentie tussen kapitalistische staten steeds heviger. De sterkere landen kunnen de zwakkere gebruiken als vertegenwoordigers voor hun eigen belangen via systemen van leningen, subsidies en internationaal bankieren. Als land vrijwel zonder enige eigen basis van productie, is Israël volledig afhankelijk van zijn positie als werktuig van het Amerikaanse kapitaal om te overleven, door het verzekeren van olievoorraden en toegang tot markten. De Palestijnse Autoriteit is ook een Amerikaans instrument, dat wordt gebruikt om net genoeg stabiliteit in de regio te handhaven om winstgevend te zijn. Hamas wordt echter gefinancierd door Iran en Syrië, die een voortdurende behoefte hebben om zich te verzetten tegen de Amerikaanse betrokkenheid in de regio en hun eigen invloedssferen af te bakenen. Daarom gebruikt Hamas de steeds uitdagender acties van Israël als voorwendsel om die staat aan te vallen, en zo haar doelen dichterbij te brengen. De uitdagende beschieting van Israëlisch grondgebied met 3.000 raketten door Hamas was een daad die bedoeld was om haar steeds instabieler wordende lokale positie te versterken door zijn greep op de bevolking te verstevigen. Deze ongemakkelijke waarheden worden door sommigen gezien als ondermijning van de strijd voor de vrijheid van de mensen in Palestina, maar het is nu eenmaal zo.
De Arabische staten hebben zich om soortgelijke redenen aangesloten bij de hypocriete “solidariteit” met hun etnische broeders en zussen in Palestina. Sinds 2019 moeten ook hun eigen instabiele posities worden versterkt. Lessen trekkend uit de Arabische Lente blokkeren nieuwe volksbewegingen in Irak, Libanon en Iran olieraffinaderijen en havens, in plaats van vage tweets over “democratie” rond te pompen. Met andere woorden: ze ondernemen echte, materiële actie. Hun recente strijden tegen regeringen waren grotendeels seculier en spraken de leiders van de fundamentalisten niet aan – iets wat van bijzonder belang is in landen als Libanon en Irak die net een burgeroorlog achter de rug hebben. Hoewel de arbeidersklasse zich in een moeilijke positie bevindt, wordt ze wakker, zoals de recente stakingsgolf in Algerije heeft aangetoond. Door de aandacht te richten op de “nationale strijd” in Palestina kunnen deze staten de opkomende sociale bewegingen binden aan hun eigen staatsbelang, onder de noemer van Arabisch patriottisme of anti-Israëlische demagogie, en zo hun eigen positie veilig stellen. Als vanzelfsprekend heeft links zich wereldwijd weer aangesloten bij deze uitbarsting van steun voor de Palestijnse staatsmachten, de slachters van de arbeidersklasse en werktuigen van de kapitalistische klasse. Links zou zich eens moeten afvragen wat het bevorderen van de “nationale bevrijding” in de praktijk zou betekenen: jonge baanloze mannen vertellen dat ze op zelfmoordmissies moeten gaan, in dienst van de strijd voor “het Arabische volk”, omdat je uiteindelijk “tanks niet met stenen kunt bestrijden”? Juichen voor een partij als Hamas wanneer die meer dan 3.000 Scud-raketten afvuurt? Een alliantie aangaan met moordzuchtige kapitalistische regimes als Iran, omdat die het “minste kwaad” vormen en “nationale bevrijding” nu eenmaal materiële middelen nodig heeft? In hun zoektocht naar een romantisch onderdrukt subject, steunen zij uiteindelijk alleen maar bloedvergieten en genocide. Wij zijn niet machteloos aan het smeken om vrede. We wijzen op de medeplichtigheid van de linkse middenklasse aan de moord op werkende mensen.
De arbeidersklasse in Palestina heeft dappere pogingen ondernomen om weerstand te bieden aan haar wrede uitbuiting. Bijna niemand heeft nog enig vertrouwen in de bestaande staatsmachten, ook al beseffen ze nog niet allemaal de valstrik die inherent is aan het nationalisme zelf. Maar hun acties worden geremd door de lagen van de bourgeois en middenklasse leiders die hun acties beperken tot louter gebaren. Een voorbeeld: de algemene staking van 18 mei werd toegejuicht door linkse mensen van over de hele wereld die de daadwerkelijke inhoud ervan niet hadden onderzocht. Alleen al het begrip “algemene staking” was voor hen voldoende om aan te tonen dat er een echte actie van de arbeidersklasse had plaatsgevonden. Maar tot de staking werd “van bovenaf” opgeroepen en hij was interklassistisch (corporatistisch) tot in de kern: terwijl massale aantallen arbeiders staakten (slechts 150 van de 65.000 bouwvakkers kwamen werken, 5.000 schoonmakers en 10 procent van de buschauffeurs waren afwezig, enzovoorts.), werd de staking ook breed omarmd door professionals uit de middenklasse. De staking was in eerste instantie uitgeschreven door het Higher Monitoring Committee, de feitelijke vertegenwoordiger van de Arabische middenklasse in Israël, en werd enthousiast opgepikt door Fatah en Hamas, die hun eigen arbeiders in de openbare sector opdracht gaven om mee te doen. Deze partijen waren niet geïnteresseerd in de opbouw van arbeidersmacht, daar hebben ze zich feitelijk altijd actief tegen verzet. Het grote succes van de staking – daar waren alle leiders en verslaggevers het over eens – was de demonstratie van de eenheid van het “Palestijnse volk”, maar hij had ook het diepere doel om de arbeidersklasse nauwer te binden aan de kapitalistische instellingen die haar leiden.
Dappere maar sporadische solidariteitsacties van internationale arbeiders, zoals de weigering om vracht van en naar Israël te laden, laten zien dat deze arbeiders begrijpen dat hun strijd verbonden is met de strijd van de internationale arbeidersklasse. Maar dit moet op een veel grotere en onderling verbonden schaal gebeuren, wil het een meer blijvend effect hebben op het evenwicht van de klassenverhoudingen. Een internationale beweging van de arbeidersklasse, onafhankelijk van invloeden van buitenaf, die in staat is om zich over werkplekken en grenzen heen te organiseren, kan ontstaan wanneer bestaande strijdpunten samenkomen. Ondanks al onze online connectiviteit is dit enorm moeilijk te bereiken. Wij denken dat het de rol van revolutionairen van de arbeidersklasse zou moeten zijn om deze internationale banden over de hele wereld aan te moedigen en op te bouwen, als we enige hoop willen hebben op het beëindigen van het bloedvergieten waar we als klasse dagelijks mee geconfronteerd worden. Dat heeft niets te maken met zich afzijdig houden in de strijd, maar alles met het bestrijden van staatsgeweld op de onafhankelijke voorwaarden van de arbeidersklasse, zowel in Israël als in Palestina. Voor ons hier kan dit de vorm aannemen van steun aan arbeidsmigranten en vluchtelingen die weigeren deel te nemen aan “de oorlogen van hun bazen”, steun aan acties tegen de internationale wapenproducenten, of steun aan concrete stakingen en gevechten in de regio, van Renault-arbeiders in Tunesië en Turkije tot de huidige protesten van gezondheidswerkers in Algerije en Israël. De belangrijkste brug tussen ons en deze gevechten zal de samenwerking zijn met lokale groepen en kameraden die weten hoe het zit, die geworteld zijn in de klasse, en die handelen met een communistische houding: “Arbeiders hebben geen vaderland en communisten hebben geen belangen los van de arbeidersklasse”.
Dit artikel verscheen op 25 mei in het Engels als “Editorial #3: Palestine – Israel” op de website van de Angry Workers. Het is vertaald door Doorbraak.